ECLI:NL:RBOVE:2017:2250

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
C/08/199666 / KG ZA 17-81
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringskwestie over waterschade door gebrekkige hemelwaterafvoer

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert eiser, die een eetcafé exploiteert, dat zijn verzekeraar, ABN AMRO Schadeverzekering N.V., dekking verleent voor waterschade die is ontstaan door lekkage. De lekkage vond plaats in december 2016 en opnieuw in februari 2017, en is veroorzaakt door een niet goed uitgevoerde hemelwaterafvoer. Eiser heeft de schade aan zijn inventaris en bedrijfsschade geclaimd, maar de verzekeraar weigert dekking te bieden, stellende dat de schade niet onder de polis valt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de lekkage het gevolg is van een gebrekkige uitvoering van de hemelwaterafvoer en dat dit niet kan worden gekwalificeerd als een plotseling defect, zoals vereist voor dekking onder de verzekering. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de schade de hoogte van de gevorderde voorschotten rechtvaardigt. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen en dat hij in de proceskosten moet worden veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden in de verzekeringsovereenkomst en de noodzaak voor de verzekerde om voldoende bewijs te leveren voor de schade die hij claimt. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de verzekeraar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/199666 / KG ZA 17-81
Vonnis in kort geding van 11 mei 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.G.J. Smit te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO VERZEKERINGEN B.V.[de voorzieningenrechter leest:ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.],
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
verweerster,
advocaat mr. S. Odijk te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding met de producties 1 tot en met 17
 de producties 1 tot en met 5 van de zijde van ABN AMRO
 de mondelinge behandeling
 de pleitnota van ABN AMRO.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 2013 wordt in het (gehuurde) pand aan de Hoogstraat 151-KE te Rotterdam onder de naam Café Melon een eetcafé geëxploiteerd. In augustus 2016 heeft eiser de exploitatie van het eetcafé overgenomen.
2.2.
[eiser] heeft (onder meer) de inventaris en de bedrijfsschade onder [polisnummer] bij ABN AMRO Schadeverzekering N.V. verzekerd.
Op de verzekering zijn de Algemene Voorwaarden van de ABN AMRO Bedrijfspolis (AVAABP-2015) en de Specifieke Verzekeringsvoorwaarden inventaris/goederen (SVINH-2015) en de Specifieke Verzekeringsvoorwaarden Bedrijfsschade (SVBS-2015) van toepassing.
Ingevolge artikel 2.11 van de SVINH-2015 omvat de dekking schade aan of verlies van verzekerde zaken in het verzekerde gebouw ontstaan door uitstromend water, stoom en blusmiddel. In genoemd artikel omschreven als:
“water en stoom dat door een plotseling defect of verstopping:
- stroomt uit waterleidingen of daarop aangesloten apparaten of installaties;
- stroomt uit het riool;
- uitstroomt doordat binnen een gebouw iets verstopt, bevriest of kapot gaat;
- stroomt uit gebouwen naast of boven het gebouw van verzekeringnemer.
[...]”
Ingevolge artikel 2.11 van de SVBS-2015 omvat de dekking verlies van bruto winst rechtstreeks voortvloeiende uit stagnatie ontstaan door beschadiging of verlies van de bedrijfsmiddelen ten gevolge van uitstromend water, stoom en blusmiddel. In genoemd artikel omschreven als:
“water en stoom dat door een plotseling defect of verstopping:
- stroomt uit waterleidingen of daarop aangesloten apparaten of installaties;
- stroomt uit het riool;
- uitstroomt doordat binnen een gebouw iets verstopt, bevriest of kapot gaat;
- stroomt uit gebouwen naast of boven het gebouw van verzekeringnemer.
[...]”
2.3.
Op 22 december 2016 heeft [eiser] telefonisch gemeld dat bij café Melon op 17 december 2016 lekkage was opgetreden, waarbij schade aan inventaris was ontstaan. Begin februari 2017 is opnieuw lekkage opgetreden.
2.4.
ABN AMRO heeft Expertisebureau Dekra Experts (hierna: Dekra) onderzoek laten doen naar de toedracht en oorzaak van de waterschade.
2.5.
In opdracht van de VVE Hoogstraat 151-153 is door Polygon Nederland B.V. (hierna: Polygon) een lekdetectie-onderzoek gedaan. In het bezoekverslag van 2 maart 2017 schrijft Polygon: “Leiding verloop hemelwater / vuilwater is onvoldoende geheugen en heeft een onjuiste materiaal overgang van PVC naar Gietijzer, in het gietijzeren leiding, verloop vuilwater is een open verbinding zichtbaar. In het vanaf boven komende deel van hemelwater afvoer naar horizontaal leiding verloop is een uit elkaar gezakte verbinding waarneembaar welke op dit moment met hout wordt onderstud.”
2.6.
In een eerste verslag van expertise van 11 april 2017 concludeert Dekra dat de oorzaak van de wateroverlast is gelegen in een niet goed uitgevoerde bouwkundige constructie van de inpandige hemelwaterafvoeren.
Ten aanzien van de omvang van de schade schrijft Dekra:
“Volgens opgave van verzekerde is als gevolg van de tweede lekkage van 2 februari 2017, waarvan de oorzaak volgens hem niet duidelijk is, onherstelbare schade ontstaan aan het (resterende) aanwezige meubilair, te weten Turkse loungesets en lampen. Door inwerking van vocht is het materiaal van de meubelen (na de eerste waterschade) ernstig beschadigd, alsook de stoffen bekleding en kussens.
Voorts raakten de wandafwerking in het souterrain en een gebaksvitrine en plafondlampen onherstelbaar beschadigd.
Volgens opgave van verzekerde heeft hij zijn bedrijfsactiviteiten als gevolg van de eerste wateroverlast vanaf 17 december 2016 moeten staken. Ten tijde van ons bezoek stond het beschadigde meubilair (zie foto) gereed om afgevoerd te worden. Omdat wij onze twijfels hadden over de door verzekerde ingediende facturen hebben wij hem meerdere keren gevraagd om een onderbouwing van zijn boekhouder DAS Fiscaal. Wij hebben uiteindelijk een deel van de boekhouding uit 2015 ontvangen, de periode dat hij
geeneigenaar was van café Melon. Daarbij kon de investering van in totaal EUR 41.000,00 op geen enkele wijze verantwoord vanuit zijn eigen boekhouding worden onderbouwd.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
BN AMRO zal veroordelen om een dekkingstandpunt in te nemen voor de waterschade van december 2016;
ABN AMRO zal veroordelen om een dekkingstandpunt in te nemen voor de waterschade van februari 2017;
ABN AMRO zal veroordelen om een voorschot op de schade van de inventaris van € 25.000,00 te vergoeden;
ABN AMRO zal veroordelen om een voorschot op de schade van het netto resultaat van € 20.000,00 te vergoeden;
ABN AMRO zal veroordelen tot vergoeding van de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119 (a) BW;
ABN AMRO zal veroordelen in de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
ABN AMRO voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat ABN AMRO Schadeverzekering N.V. en niet ABN AMRO Verzekeringen B.V. partij is bij de verzekeringsovereenkomst en dat [eiser] per abuis de laatste heeft gedagvaard. ABN AMRO heeft aangegeven dat er vanuit kan worden gegaan dat (enkel) ABN AMRO Schadeverzekering N.V. partij is in dit geding en vrijwillig is verschenen. [eiser] heeft ter zitting verklaard hiermee akkoord te kunnen gaan. De voorzieningenrechter zal daarom - met partijen - als uitgangspunt nemen dat in de dagvaarding in plaats van ABN AMRO Verzekeringen B.V., ABN AMRO Schadeverzekering N.V. moet worden gelezen. Waar in het vervolg van dit vonnis “ABN AMRO” staat, wordt hiermee ABN AMRO Schadeverzekering N.V. bedoeld.
4.2.
Ten aanzien van het onder ‘A’ en ‘B’ gevorderde geldt dat ABN AMRO tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding haar dekkingstandpunt heeft gegeven. ABN AMRO weigert uitkering omdat de ontstane schade volgens haar niet valt onder de dekking van de verzekering. Hiermee bestaat geen belang meer bij toewijzing van het gevorderde onder ‘A’ en ‘B’. [eiser] heeft een en ander tijdens de mondelinge behandeling onderkend, maar meent wel aanspraak te kunnen maken op proceskostenvergoeding, nu het dekkingstandpunt volgens hem (te) laat, namelijk pas tijdens de mondelinge behandeling, bekend is gemaakt.
4.3.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het toewijzen van de door [eiser] verlangde proceskostenveroordeling omdat het dekkingstandpunt te laat zou zijn ingenomen. In dit verband is van belang dat het dekkingstandpunt is gebaseerd op het pas na de dagvaarding ontvangen rapport van Dekra van 11 april 2017. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat ABN AMRO een dekkingstandpunt had moeten innemen, zonder eerst de conclusies van de door haar ingeschakelde expert af te wachten.
4.4.
De onder ‘C’ en ‘D’ geformuleerde vorderingen betreffen de betaling van een voorschot. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de opgetreden lekkage is veroorzaakt door - kort gezegd - een (bouwkundig) verkeerd uitgevoerde hemelwaterafvoer. Ter beoordeling staat of (water)schade die daarvan het gevolg is onder de dekking van de polis valt. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat dit niet het geval is.
Zoals ABN AMRO terecht opmerkt betreft het hier geen waterschade door plotseling defect of verstopping. De leiding was immers door de manier waarop zij was uitgevoerd gebrekkig. Van een plotseling defect was dan ook geen sprake. Dat de lekkage als gevolg van de gebrekkige leiding voor [eiser] als huurder volkomen onverwacht is opgetreden doet daaraan niet af.
Anders dan [eiser] betoogt is het opnemen van de woorden ‘plotseling defect’ niet zonder betekenis geweest. Aangenomen moet worden dat ABN AMRO hiermee heeft beoogd te voorkomen aansprakelijk te zijn voor schades die het gevolg zijn van slecht onderhoud of onkundige bouw.
Dat een huurder in het algemeen niet verantwoordelijk is voor de deugdelijke uitvoering van het leidingwerk, maar wel kan worden geconfronteerd met (aanzienlijke) schade als gevolg van gebrekkig uitgevoerd of slecht onderhouden leidingwerk, brengt niet met zich dat de verzekeraar van de huurder gehouden is schade te vergoeden die niet onder de omvang van de dekking valt. De huurder zal in dat geval de schade dienen te verhalen op de partij die verantwoordelijk is voor het leidingwerk, veelal de verhuurder/eigenaar van het pand.
4.6.
Nog afgezien van het voorgaande is de voorzieningenrechter vooralsnog met ABN AMRO van oordeel dat de omvang van de schade, zowel aan inventaris als de bedrijfsschade, met de op dit moment beschikbare gegevens, niet kan worden vastgesteld. Hoewel aannemelijk is dat in ieder geval een deel van de inventaris door de waterschade verloren is gegaan, is van de zijde van [eiser] onvoldoende onderbouwd dat er schade is geleden ter hoogte van de door hem gevorderde voorschotten. Toewijzing van de gevorderde voorschotten zou, het hiervoor onder 4.4 en 4.5 overwogene daargelaten, zonder nadere onderbouwing dan ook niet in de rede hebben gelegen.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.740,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 2.740,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2017.