Op 31 mei 2017 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Overijssel een tussenvonnis gewezen in een zaak die betrekking heeft op een zedendelict dat op 6 mei 2015 in een trein tussen Zwolle en Nijmegen zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is om de feiten goed te kunnen beoordelen. Dit besluit volgt op het onderzoek ter terechtzitting van 17 mei 2017, waar de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.G.J. Ligtenberg, hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest en dat er aanvullende informatie nodig is, met name van de getuige [slachtoffer]. De rechtbank heeft besloten dat deze getuige opnieuw gehoord moet worden en dat er een deskundige moet worden benoemd om te adviseren over de inconsistenties in de verklaringen van [slachtoffer] en het ontbreken van letsel bij een eerder onderzoek op 8 mei 2015. De rechtbank heeft mr. V.P.K. van Rosmalen aangewezen als rechter-commissaris voor deze onderzoekshandelingen.
Daarnaast heeft de rechtbank de officier van justitie opgedragen om nader onderzoek te doen naar de treinreis van verdachte en de historische gegevens van telefooncommunicatie. De vordering tot gevangenneming van verdachte is afgewezen, en het onderzoek is geschorst tot een nader te bepalen tijdstip. De rechtbank heeft de partijen de mogelijkheid gegeven om binnen veertien dagen schriftelijk bezwaar te maken tegen de aanwijzing van de rechter-commissaris.