ECLI:NL:RBOVE:2017:2203

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
08/770280-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ouders voor onttrekking van minderjarige aan wettig gezag

Op 30 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 27-jarige man uit Deventer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 100 uur. De man heeft samen met zijn partner hun 1-jarige dochter onttrokken aan een pleegzorginstelling. De dochter was voor haar geboorte onder toezicht gesteld en na de geboorte uithuisgeplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de minderjarige heeft onttrokken aan het wettig gezag, wat wettelijk strafbaar is gesteld in de artikelen 47 en 279 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank achtte het evident dat hij op de hoogte was van de ondertoezichtstelling van zijn dochter. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verdachte geen opzet had op het onttrekken van de minderjarige. De rechtbank legt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, als waarschuwing voor de verdachte om zijn dochter niet nogmaals aan het bevoegd opzicht te onttrekken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770280-16 (P)
Datum vonnis: 30 mei 2017
Vonnis op tegenspraak (artikel 279 Sr) in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 mei 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Stikkelbroeck en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. İ. Mercanoğlu, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een minderjarige aan het wettig gezag dan wel het bevoegd opzicht heeft onttrokken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 14 december 2016 te Hengelo (O), althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige,
te weten [dochter] (geboren op [2015] ),
heeft/hebben onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag
of aan het toezicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde
minderjarige uitoefende, (te weten het gezag en/of de ondertoezichtstelling dat/die
haar pleegouders hebben en/of uitoefenen),
immers heeft/hebben verdachte(n) toen aldaar die [dochter]
meegenomen vanaf de plek waar het/een bezoek onder begeleiding van
Jeugdbescherming Gelderland plaatsvond, te weten: [pleegzorginstelling]
en/aldus die [dochter] zodanig feitelijk buiten het bereik en/of de
invloedssfeer van haar pleegouder(s) gebracht, dat de uitoefening van het gezag door
die pleegouder(s) onmogelijk was geworden,
zulks terwijl voornoemde minderjarige beneden de twaalf jaren oud
was/ware;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 15 december 2016 heeft [jeugdbeschermer] , jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming Gelderland en gezinsvoogd van [dochter] (hierna: de minderjarige), aangifte gedaan wegens onttrekking aan het bevoegd opzicht van de minderjarige door haar ouders. De minderjarige is tijdens de zwangerschap van haar moeder reeds onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Gelderland en na haar geboorte uit huis geplaatst in een pleeggezin. Op 19 september 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel de ondertoezichtstelling van de minderjarige en de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot respectievelijk 19 september 2017 en 26 maart 2017. Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland is in een eerder stadium een zorg-omgangsregeling vastgesteld. Op
14 december 2016 was onder toezicht van de gezinsvoogd een contactmoment tussen de ouders en de minderjarige bij pleegzorginstelling [pleegzorginstelling] te Hengelo (O). Het gesprek dreigde uit de hand te lopen, waarna de minderjarige en haar ouders ter afkoeling naar buiten zijn gegaan. Vervolgens hebben de moeder en de minderjarige het terrein van [pleegzorginstelling] verlaten.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte, kort en zakelijk weergegeven, geen opzet had op het onttrekken van de minderjarige aan het bevoegd opzicht.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris een bekennende verklaring afgelegd en heeft bij de politie verklaard dat hij zich aansluit bij de verklaring die is afgelegd door zijn vrouw, medeverdachte [medeverdachte] .
Opzet
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het onttrekken van de minderjarige aan het bevoegd opzicht, daar hij uit impulsiviteit en onvrede over de zorg- c.q. omgangsregeling heeft gehandeld. Bovendien heeft de gezinsvoogd niet geprotesteerd tegen het verlaten van het terrein door de verdachte met de minderjarige.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging.
Het opzet – waaronder eveneens is begrepen het voorwaardelijke opzet – dient gericht te zijn op de omstandigheid dat het een minderjarige betreft en het bevoegd zijn van het opzicht. Blijkens de aangifte van de gezinsvoogd is de minderjarige bij beschikking van de rechtbank Gelderland onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Gelderland. De rechtbank acht het evident dat de verdachte op de hoogte was van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van zijn minderjarige kind. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte de minderjarige opzettelijk aan het bevoegd opzicht hebben onttrokken. De omstandigheid dat de gezinsvoogd niet heeft geprotesteerd tegen het verlaten van het terrein door de verdachte en zijn medeverdachte met de minderjarige, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 14 december 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk de minderjarige [dochter] , geboren op [2015]
, heeft onttrokken aan het toezicht van degene die dat gezag desbevoegd over
voornoemde minderjarige uitoefende, immers hebben verdachten toen aldaar die
[dochter] meegenomen vanaf de plek waar een bezoek onder
begeleiding van Jeugdbescherming Gelderland plaatsvond, te weten: [pleegzorginstelling]
zulks terwijl voornoemde minderjarige beneden de twaalf jaren oud was.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 279 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: het medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en acht, in geval van bewezenverklaring, oplegging van een gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie disproportioneel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan het onttrekken van hun [dochter] aan het over haar bevoegde opzicht. [dochter] was ten tijde van het plegen van dit misdrijf slechts een jaar oud. Door zo te handelen heeft de verdachte het voor Jeugdbescherming Gelderland onmogelijk gemaakt haar taak als instelling belast met bevoegd opzicht uit te voeren. Tevens heeft de verdachte daarmee gehandeld in strijd met het belang van zijn dochter. [dochter] is reeds voor haar geboorte onder toezicht gesteld en vlak na de geboorte uithuisgeplaatst. De kinderrechter heeft drie maanden voordat het misdrijf plaatsvond in een beschikking overwogen dat het gelet op de veilige en stabiele basis noodzakelijk is dat de uithuisplaatsing van [dochter] in het huidige pleeggezin wordt gecontinueerd, omdat [dochter] daar op haar plek is. Nu de verdachte [dochter] heeft onttrokken aan het bevoegd opzicht, geeft hij er blijk van dat hij zich kennelijk niets aantrekt van hetgeen de kinderrechter heeft overwogen. De rechtbank ziet de verdachte als de initiator van het plegen van dit feit. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Bij de beslissing zal de rechtbank rekening houden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
De rechtbank ziet gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de voorgeschiedenis die daaraan ten grondslag ligt, aanleiding om naast een taakstraf een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, bedoeld als waarschuwing voor de verdachte om zijn dochter niet nogmaals aan het bevoegd opzicht te onttrekken.
Alles afwegende acht de rechtbank de navolgende straf passend.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid van het feit
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent;
s
trafbaarheid van de verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. L.T. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van J.J.J. Bernsen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer 2016608356. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van
19 december 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 37-38.
Ik sluit me aan bij de verklaring van mijn vrouw [medeverdachte] .
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 december 2016, vastgesteld en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudende de verklaring van verdachte.
Het feit op de vordering klopt.
3.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van
15 december 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van medeverdachte
[medeverdachte] , doorgenummerde pagina 37-38.
Op 14 december 2016 hadden [verdachte] en ik een afspraak om [dochter] te ontmoeten bij [pleegzorginstelling] in Hengelo (O). Op een gegeven moment hebben we [dochter] opgepakt en zijn we weggegaan. [verdachte] , [dochter] en ik zijn naar het station gelopen. [verdachte] is nog teruggelopen naar [pleegzorginstelling] . Wij zijn door een vriend van [verdachte] naar de oma van [verdachte] in Deventer gebracht. Daarna zijn we nog bij een vriend geweest. [verdachte] , [dochter] en ik zijn de hele tijd bij elkaar geweest.
4.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van
15 december 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [gezinsvoogd] , doorgenummerde pagina 7-8.
Ik ben gezinsvoogd van [dochter] . Haar ouders zijn [verdachte] en [medeverdachte] . Tijdens de zwangerschap is het ongeboren kind van [medeverdachte] reeds onder toezicht van Jeugdbescherming Gelderland gesteld. Direct na de geboorte is [dochter] in een pleeggezin geplaatst. Bij beschikking van de rechtbank Gelderland is een zorg- c.q. omgangsregeling vastgesteld en zijn de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing verlengd. Deze beschikking is op 19 september 2016 door de rechtbank Overijssel herzien. Op 14 december 2016 zou een anderhalf uur durend bezoek van de ouders aan [dochter] plaatsvinden bij [pleegzorginstelling] te Hengelo (O). Tijdens dit gesprek dreigde de situatie uit de hand te lopen. Vervolgens zijn moeder, vader en [dochter] naar buitengegaan om af te koelen. Na een tijdje kwam [verdachte] terug zonder [medeverdachte] en [dochter] .