4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3, 4 en 5 heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De politie heeft onder de naam ‘Winterheide’ een onderzoek ingesteld naar het verhandelen van verdovende middelen door de uit dat onderzoek naar voren komende verdachten [naam 3] en [naam 2] . Onder de naam ‘Singapura’ is het onderzoek voortgezet met betrekking tot de verdachte. De verdachte is tijdens dit onderzoek stelselmatig geobserveerd en er zijn telefoontaps geplaatst. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken komt naar voren dat de verdachte, gebruikmakend van diverse telefoonnummers, contact heeft met meerdere personen. Tijdens deze gesprekken spreekt hij op verschillende plaatsen af met deze personen. Deze ontmoetingen zijn door een observatieteam waargenomen.
Naar aanleiding van dit onderzoek is verdachte op 31 januari 2017 in Enschede door een aanhoudingseenheid aangehouden. Hij reed op dat moment in een Toyota Auris met het kenteken [kenteken 1] . In de kofferbak van de auto werden onder meer vijf pakken met bankbiljetten van in totaal € 140.000,-, een grote brok coke verpakt in huishoudfolie,
2 plakken hash, 1 vuilniszak hennep, 1 jammer, 3 mobiele telefoons en een contactsleutel van naar later blijkt een Peugeot met kenteken [kenteken 2] aangetroffen.Deze Peugeot stond geparkeerd in de parkeergarage onder de woning van verdachte. In deze Peugeot zijn aangetroffen een vuurwapen CZ, type C-176940, 7.65 mm en 50 scherpe patronen 6.35 mm Vollmantel-Geschoss, 1 vuilniszak en 2 sealbags wiet, 1 zak XTC Nespresso kleur blauw,
5 bollen coke, 12 bollen heroïne, grote bruine gekristalliseerde brokken, blokken hash, een tas met daarin 12 mobiele telefoons, een Paris je t’aime tas met daarin een Nickelson schoudertasje en een groen Glosiru tasje met daarin een roze notitieboekje met daarin administratie, een Nickelson tasje met de autopapieren van de Peugeot en een autosleutel van de Peugeot zelf.De aangetroffen drugs zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).In de Peugeot is verder een klantenkaart aangetroffen met daarop de voornaam van verdachte. In de aangetroffen zwart/witte Paris je t’aime tas werd een sleutelbos gevonden die bleek te passen op een scooter voorzien van kenteken [kenteken 3] die was geparkeerd in dezelfde parkeergarage. Deze scooter stond op naam van [naam 5] , de levenspartner van verdachte. In de tas zat ook een roze notitieboekje waarin bedragen, namen en termen als inkoop, verkoop en winst werden vermeld. Gelet op de diverse soorten en hoeveelheden drugs die in de Peugeot zijn aangetroffen gaat de rechtbank er vanuit dat de auto als stashplek werd gebruikt.
Verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van soft- en harddrugs in de Toyota en de Peugeot. Wel gebruikte verdachte naar eigen zeggen opium, cocaïne en heroïne en heeft hij in die hoedanigheid kleine hoeveelheden soft- en harddrugs gekocht en in zijn woning aanwezig gehad.
Volgens verdachte kocht hij de drugs bij [naam 3] , die hij kent als “ [bijnaam 1] ” of bij een Marokkaanse jongen genaamd [naam 2] , door verdachte ook wel [bijnaam 2] genoemd. Om zijn eigen gebruik te bekostigen, heeft verdachte naar eigen zeggen relatief kleinschalig gehandeld in soft- en harddrugs. Volgens verdachte verkocht hij de drugs onder meer aan een vriend van hem genaamd [naam 1] en ook aan [naam 6] die wel eens drugs haalde voor [naam 1] .
Volgens de verdediging kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan grootschalige handel in soft- en harddrugs en was hij niet op de hoogte van de aanwezigheid van grote hoeveelheden soft- en harddrugs (alsmede van een vuurwapen met scherpe patronen) in de door hem regelmaat gebruikte Toyota Auris en in de Peugeot, zodat opzet op het aanwezig hebben daarvan ontbreekt.
De rechtbank is op basis van de zich in het dossier bevindende tapgegevens, observaties en bevindingen, de verklaring van verdachte zelf, die van medeverdachten en van getuigen, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte wetenschap had van en ook opzet had op het aanwezig hebben van grote hoeveelheden soft- en harddrugs (alsmede van een vuurwapen met scherpe munitie) in de Toyota Auris en in de Peugeot.
De rechtbank baseert deze vaststelling op de volgende feiten en omstandigheden.
De Toyota Auris met kenteken [kenteken 1] stond op naam van [naam 4] .
Verdachte heeft bij de politie desgevraagd verklaard dat hij af en toe gebruik maakte van deze auto en dat het mogelijk is dat hij onder meer op 6 juli 2016, 21 en 30 november 2016, 22 december 2016 en op 3 januari 2017 door de politie is gezien als bestuurder van deze auto.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 30 september 2016, 26 oktober 2016,
14 november 2016 en tijdens de aanhouding op 31 januari 2017 is gezien als bestuurder van de Toyota Auris.Verdachte parkeerde, wanneer hij de auto in gebruik had, regelmatig op de parkeerplaats met nummer 21 in de parkeergarage onder zijn woning.
In dezelfde parkeergarage stond ook de rode Peugeot voorzien van kenteken [kenteken 2]. Deze Peugeot stond ook op naam van [naam 4] . Verdachte verklaart dat hij deze Peugeot acht of negen maanden eerder aan [naam 4] had verkocht. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de sleutel van de Peugeot met kenteken [kenteken 2] aangetroffen in de Toyota Auris waarin verdachte reed. Ook zijn onder meer een klantenkaart van Piet Zoomers op naam van verdachte en een sleutel van de scooter van zijn partner in de Peugeot aangetroffen.Verdachte heeft geen bevredigende verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze goederen in de Toyota Auris waarin hij werd aangehouden.
Medeverdachte [naam 4] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte de Toyota en de Peugeot op naam heeft gezet en dat beide auto’s feitelijk eigendom waren van verdachte. [naam 4] heeft verder verklaard dat hij niet beschikte over een sleutel van de Toyota en dat deze met grote regelmaat en exclusief door verdachte werd gebruikt. [naam 4] maakte zelf evenmin gebruik van de Peugeot. De kosten voor de beide auto’s werden door verdachte contant betaald. Beide voertuigen werden volgens [naam 4] geparkeerd in de garage onder de flat waar verdachte woont.
Dat [naam 4] , zoals verdachte stelt, enkele maanden voor de aanhouding van verdachte de Peugeot heeft gekocht van verdachte, deze langere tijd ongebruikt (getuige immers de dikke laag stof op het dak en de lege accu) in de parkeergarage onder de woning van verdachte laat staan, enkel om de auto als stashplek voor diverse soorten drugs en een wapen te gebruiken, terwijl hij zelf in Oldenzaal woont, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
Het dossier bevat bovendien, zoals hierna zal worden overwogen, voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich op ruime schaal bezig hield met drugshandel, terwijl er geen enkel bewijs is in dit dossier van betrokkenheid van [naam 4] bij handel in verdovende middelen.
Bovendien heeft een buurvrouw van verdachte verklaard dat verdachte haar in juni of juli 2016 gevraagd heeft of hij zijn rode auto op haar parkeerplaats mocht zetten omdat hij een extra parkeerplaats nodig had daar hij in het bezit was van twee auto’s.De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte wel degelijk eigenaar en hoofdgebruiker was van beide auto’s en daarmee vanzelf ook op de hoogte was van en verantwoordelijk was voor de aanwezigheid van de in beide voertuigen aangetroffen drugs, contant geld, een wapen en munitie.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij gebruik maakte van de in de in het dossier getapte telefoonnummers 06- [telefoonnummer 1], 06- [telefoonnummer 2] en 06- [telefoonnummer 3] .Het gebruik van het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 4] is door verdachte betwist.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 4] . Vanaf 7 september 2016, de dag dat de taplijn 001 (TA001) is gaan lopen in het onderzoek Winterheide, had medeverdachte [naam 3] contact met verdachte. Dit contact liep via de telefoonnummers 06- [telefoonnummer 4] , 06- [telefoonnummer 2] en 06- [telefoonnummer 3] . Uit diverse gesprekken tussen [naam 3] en verdachte is gebleken dat via deze nummers gesprekken werden gevoerd om afspraken te maken over prijzen, hoeveelheden en afleverlocaties van vermoedelijk verdovende middelen. Op vrijdag 30 september 2016 heeft het observatieteam Oost-Nederland een actie gedraaid op verdachte [naam 3] . Op de taplijn van 06- [telefoonnummer 5] blijkt dat omstreeks 15.30 uur door de gebruiker van nummer 06- [telefoonnummer 4] wordt gebeld met 06- [telefoonnummer 5] en wordt gevraagd waar hij is. Nummer 06- [telefoonnummer 4] zegt dat hij naar Zuid moet komen. Vervolgens blijkt op de taplijn dat 06- [telefoonnummer 5] om 16.08 uur belt met [telefoonnummer 4] en zegt dat hij met 2 minuten bij de Jumbo is. 06- [telefoonnummer 4] zegt dat hij bij de flat iets verder moet komen. Vervolgens wordt door het observatieteam gezien dat [naam 3] naar een flat rijdt aan de [adres 1] in Enschede Zuid en daar contact heeft met een man welke op de galerij ter hoogte van [nummer] aan de [adres 1] in Enschede staat. Van deze man wordt een foto gemaakt.Uit een daartoe opgemaakt proces-verbaal van herkenning door een verbalisant blijkt dat deze man wordt herkend als verdachte [verdachte] .
Ook op 26 oktober 2016 komt er om 11.46 uur over de tap een telefoontje van [naam 3] binnen naar nummer 06- [telefoonnummer 4] waarbij gesproken wordt over drugs. De persoon met het nummer eindigend op [telefoonnummer 4] zegt dat hij met een half uurtje bij de beller kan zijn en niet eerder omdat hij even moet wachten op sleutels. De beller zegt dat hij “gomsie tesmaresh” (fonetisch) nodig heeft (50 gram wit).Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat korte tijd later een ontmoeting plaatsvindt tussen [naam 3] en verdachte. Zo wordt om 12.34 uur door het observatieteam gezien dat de Toyota met kenteken [kenteken 1] uit de parkeergarage aan de [adres 2] in Enschede komt rijden. Even later staat de Toyota geparkeerd bij basisschool “ [school] ” aan de [adres 3] in Enschede. Verdachte ( [verdachte] ) loopt met een klein kind naar de Toyota en vertrekt. Om 12.45 uur rijdt de Toyota met kenteken [kenteken 1] de parkeergarage aan de [adres 2] in Enschede weer in. Daarop wordt gezien dat [naam 2] op een scooter met kenteken [kenteken 4] de parkeergarage inrijdt. Rond 12.49 uur wordt gezien dat verdachte als bestuurder in een Renault stapt met [naam 3] als passagier. [naam 2] vertrekt op de scooter uit de buurt waar de Renault geparkeerd stond. Vervolgens rijdt de Renault de parkeergarage aan de [adres 2] in Enschede binnen en gaat verdachte perceel [adres 2] te Enschede binnen. Om 12.56 uur loopt verdachte richting genoemde parkeergarage en komt hij even later als bestuurder in de Toyota met kenteken [kenteken 1] de parkeergarage uitrijden. De Renault met kenteken [kenteken 5] en met [naam 3] als bestuurder reed achter de Toyota aan. Om 13.11 uur is door het observatieteam waargenomen dat de Renault achter de Toyota parkeerde en [naam 3] uit de Renault stapte. Vervolgens liep [naam 3] naar de passagierskant van de Toyota en boog door het geopende raam van het rechter voorportier naar binnen. Hij liep vervolgens weg met een klein wit voorwerp in zijn hand en vertrok als bestuurder in de Renault. Even later stopt [naam 3] om te tanken en loopt de shop van het tankstation binnen. Hij komt met een zilverkleurig pakje weer naar buiten lopen en stapt weer in de Renault en vertrekt. Kort daarop worden [naam 3] en [naam 2] door een aanhoudingseenheid van de politie aangehouden.Bij zijn aanhouding op 26 oktober 2016 was [naam 3] in het bezit van een zak met witte brokken. Deze brokken zijn gewogen en positief getest op cocaïne. Het ging om 49.95 gram cocaïne.
Op 30 september 2016 en 26 oktober 2016 worden door [naam 3] en de gebruiker van de telefoon met het nummer eindigend op [telefoonnummer 4] afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten. Op de locatie waar werd afgesproken, vond op beide data een ontmoeting plaats tussen [naam 3] en verdachte. Het kan daarom niet anders zijn dan dat verdachte de gebruiker was van deze telefoon. De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door [naam 4] die heeft verklaard dat verdachte gebruik maakte van telefoonnummers eindigende op [telefoonnummer 3] , [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 4] .
Ook blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat [naam 3] op grote schaal drugs heeft afgenomen van verdachte en dat verdachte de dealer is van [naam 3] en niet dat, zoals verdachte stelt, [naam 3] drugs leverde aan verdachte. Uit het proces-verbaal van bevindingen bestellingen verdovende middelen blijkt dat er in de periode van 7 september 2016 tot en met 26 oktober 2016 door [naam 3] in totaal 23 bestellingen zijn gedaan bij verdachte via het bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer 06- [telefoonnummer 4] . Er werden bestellingen gedaan van diverse hoeveelheden heroïne en cocaïne.[naam 3] bleek op de dag van aanhouding in het bezit te zijn van 49.95 gram cocaïne. Uit de taps blijkt genoegzaam dat hij deze die ochtend heeft besteld bij verdachte. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat deze hoeveelheid een dealerhoeveelheid is en geen standaard gebruikershoeveelheid, hetgeen er op lijkt te duiden dat [naam 3] subdealer is van verdachte.
Uit de telefoontaps blijkt verder dat er in de telefonische contacten tussen verdachte en anderen gesproken wordt in sluiertaal. Zo werd er onder meer gesproken over auto’s en over een halve Mercedes, over H, over Hendrik, over Haze (fonetisch), over normale P of PP, over 2 kilogram Pipi, over dingen pakken en hoeveel dingen hij gaat pakken, over papieren. Tevens worden er getallen genoemd. De bedragen variëren van 33 tot 40 waarbij 40 duur is. Mooi is 36 à 37. Ook worden getallen (bedragen) genoemd van 47 tot en met 52 zoals “ik moet zelf voor die annelex waarschijnlijk 38 of 39 betalen”. Omdat verdachte geen geloofwaardige alternatieve verklaring heeft gegeven voor dit taalgebruik, leest de rechtbank het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met de inhoud van het procesdossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat met Mercedes hasj wordt bedoeld, als communicatie over soorten soft- of harddrugs, hoeveelheden en prijzen per eenheid. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze telefonische contacten onder andere betrekking hadden op afspraken omtrent de handel in soft- en harddrugs. Aannemelijk is dat verdachte, zoals gebruikelijk is in de drugshandel, in de telefonische contacten willens en wetens verhullende taal heeft gebezigd.
In de periode van 4 december 2016 tot 16 januari 2017 belt het nummer 06-[telefoonnummer 8] vrijwel dagelijks in op de taplijn 06- [telefoonnummer 4] met een totaal van 20 gesprekken. De beller noemt zich [naam 1] (fonetisch) en spreekt met een Duits accent. Uit het dossier komt naar voren dat het hier gaat om [naam 1] .Uit telefoontap op 31 januari 2017 blijkt wederom dat [naam 1] om 13:13:25 uur naar verdachte belt (op [telefoonnummer 4] ) en zegt dat hij langs wil komen. Verdachte zegt dat hij op dat moment in Utrecht is maar dat hij zijn neefje zal vragen naar zijn woning te komen aan de [adres 2] in Enschede, het adres waar verdachte staat ingeschreven.Daarop vraagt verdachte aan [naam 7] naar zijn woning te gaan omdat [naam 1] daar naar toekomt. Verdachte legt [naam 7] uit waar het ligt en welke hij aan [naam 1] moet geven. Verdachte zegt onder meer: “in die schoenendoos, die grote die blauw, daar zijn twee tassen, daar zijn meerdere, maar eentje is één die zijn heel klein en eentje is twee. Goed kijken he, dat je die ehh, die één die eentjes allemaal die zijn meer, dus dan zie je ook wel die zijn veel meer dan die twee. Maar dan zie je ook wel, die twee is wat grotere die één is wat kleinere, niet dat jij verkeerd twee aan hem geeft in plaats van één. Of plaats van één twee geeft, kijk wat hij zegt ja. Goed kijken wat hij neemt, ja na omschrijven”. Vervolgens belt verdachte [naam 1] dat hij om 14.30 uur kan komen. Om 16:56:17 uur belt verdachte met het nummer eindigende op [telefoonnummer 3] naar [naam 7] . [naam 7] vertelt hem dat [naam 1] twee heeft meegenomen en honderdvijftig heeft betaald.Voornoemde telefoongesprekken worden ondersteund door de waarnemingen van het observatieteam. Zo blijkt uit het proces-verbaal van observatie van 31 januari 2017 dat [naam 7] om 14.10 uur de woning [adres 2] in Enschede binnen gaat. Om 14.34 uur ziet het observatieteam dat [naam 1] de woning [adres 2] binnen gaat. [naam 1] verlaat de woning weer om 14.37 uur en wordt vervolgens om 14.43 uur aangehouden.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 31 januari 2017 is in de wasruimte/berging een schoenendoos aangetroffen met daarin hard- en softdrugs. Naast de doos lagen drie briefjes van 50 euro, totaal 150 euro. Naast het geld lag een papiertje met daarop de tekst: “ [naam 1] 2 x 150 euro”. Dit past naadloos bij de waarnemingen van het observatieteam en de resultaten van de hiervoor weergegeven telefoongesprekken.
[naam 1] betrok herhaaldelijk harddrugs van verdachte. Ten aanzien van deze specifieke levering is bewezen dat verdachte deze tezamen en in vereniging met [naam 7] heeft gepleegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat ook zijn partner, [naam 5] , betrokken was bij één levering van drugs op 13 januari 2017. Het gaat volgens verdachte om zwarte blokken hasj, “Mercedes” genoemd, die van binnen geel/blond zijn. Deze zouden alleen bestemd zijn voor [naam 1] . Andere afnemers had verdachte niet. Weliswaar kwam [naam 6] , de partner van [naam 1] , ook wel eens iets halen, maar dit was dan voor het gebruik van [naam 1] . Andere afnemers dan [naam 1] waren er in feite niet. De rechtbank zal deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde schuiven. Zo blijkt uit het tapgesprek van de dag van de levering op 13 januari 2017 om 22:04:52 dat verdachte met het telefoonnummer eindigende op [telefoonnummer 3] zijn partner [naam 5] belt op nummer 06- [telefoonnummer 7] en haar onder meer vraagt “snij een vierkant papiertje uit, leg het bovenop, oke er is een grote zak met grote stenen erin…zie je dat?” [naam 5] antwoordt daarop: “euhh…er zijn een paar die grote zijn, ik weet niet welke.” Verdachte zegt daarop: “enkele van die grote, grote stukken, ze zijn beetje geel van kleur, ze zijn groot”. Zie je ze?” [naam 5] antwoordt bevestigend. Verdachte zegt daarop: “oke, die is gekookt, luister, euh…op de top van de vinger van die..euhh, je weet wel waar ik ze in doe en vastknoop”. (…) Verdachte zegt: “doe van die ding erop totdat het 08 wordt…van die kleine steentjes”. [naam 5] zegt: “ik ben aan het zetten, het staat op 07.” Verdachte zegt vervolgens: “oke, deze is eentje als voorbeeld. Maak nog eens twee als deze. Denk maar aan, die vrouw, [naam 6] komt zo meteen, wilt eentje hebben. [naam 1] komt ook, hij wil eentje of twee hebben. Maak maar drie van, en eentje extra om het aan mij te laten zien hoe je ze gemaakt hebt.” Verdachte zegt: “doe ze in een hoekje van de plastic, vastknopen dan klein maken, je weet wel, je kent het, snel maken, maak er drie van, goed kijken (...)”
De rechtbank is van oordeel dat dit gesprek gaat over de verkoop van harddrugs (brokjes cocaïne) en niet van softdrugs zoals verdachte stelt. De wijze van verpakken die in het telefoongesprek wordt beschreven is kenmerkend voor de wijze van verpakken van harddrugs. Ook de term “gekookt” die in het tapgesprek wordt gebruikt en waarvoor verdachte geen verklaring kan geven, duidt op harddrugs en niet op softdrugs. Uit openbare bronnen blijkt immers dat cocaïne, anders dan softdrugs, gekookt wordt met ammoniak of een andere base, waarna het overtollige vocht verwijderd wordt. Bovendien blijkt ook uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van [naam 1] dat verdachte geen softdrugs, maar cocaïne aan hem verkocht.
De rechtbank vindt bewezen dat de levering van drugs op 13 januari 2017 gebeurde tezamen en in vereniging met zijn partner [naam 5] .
Ook op 18 december 2016 vond een levering tezamen en in vereniging met [naam 5] plaats. Toen vond een telefoongesprek tussen verdachte en [naam 5] plaats waarbij verdachte [naam 5] belt en tegen haar zegt “Die dikke komt eraan. Eentje van die ene eruit halen en geef het aan hem. Hij moet 60 geld betalen”. [naam 5] antwoordt dan “ja”.
De rechtbank vindt op basis van voornoemde tapgesprekken verder bewezen dat niet alleen geleverd werd aan [naam 1] , zoals verdachte zelf stelt, maar ook aan “ [naam 6] ”. In het tapgesprek van 13 januari 2017 zegt verdachte immers tegen zijn partner “Denk maar aan, die vrouw, [naam 6] komt zo meteen, wilt er eentje hebben. [naam 1] komt ook, hij wil eentje of twee hebben. Maak er maar drie van.”
Ook [naam 4] nam af van verdachte. Hij verklaart zelf dat hij wel eens een grammetje cocaïne bij verdachte kocht en daar € 50,- voor moest betalen.
Gelet op de in onderling verband en samenhang te beschouwen bewijsmiddelen zoals voornoemd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alleen en samen met een ander in de periode van 9 september 2016 tot en met 31 januari 2017 in Nederland telkens opzettelijk heroïne en cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan
[naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] en/of vervoerd en hij opzettelijk hennep en hasjiesh heeft verkocht en afgeleverd.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 31 januari 2017 te Enschede 3.237,21 gram cocaïne, 329 gram van een materiaal bevattende heroïne, XTC pillen, 2.022 gram van een materiaal bevattende MDMA, 1.411 gram hashish, 3.980 gram hennep en een pistool met scherpe patronen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte heeft gehandeld in XTC en MDMA, zodat de rechtbank hem van dat onderdeel zal vrijspreken.