ECLI:NL:RBOVE:2017:2191

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
08/730047-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot afpersing met geweld en het bezit van vals bankbiljet

Op 29 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 28-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 255 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 240 uur. De man werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing van een vrouw in De Lutte, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld gebruikte om de vrouw te dwingen een bedrag van ongeveer 75.000 euro af te geven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte had latex handschoenen geregeld en had de medeverdachte geholpen door aan te bellen bij de woning van het slachtoffer, waardoor de medeverdachte de kans kreeg om de woning binnen te dringen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de vrouw bij de keel had vastgegrepen en haar mond had dichtgedrukt om haar te dwingen te zwijgen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, het bezit van een vals bankbiljet, omdat niet bewezen kon worden dat hij het biljet als echt en onvervalst wilde uitgeven. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die door de gebeurtenis angstig en onveilig was geworden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730047-16 (P)
Datum vonnis: 29 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 mei 2016, 3 januari 2017 (pro forma), 22 februari 2017 en 15 mei 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. T. Geerdink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:alleen of met een ander geprobeerd heeft [slachtoffer] af te persen, of
feit 1 subsidiair:een ander behulpzaam is geweest bij de poging tot afpersing van [slachtoffer] , of
feit 1 meer subsidiair:alleen of met een ander geprobeerd heeft om door geweld [slachtoffer] te dwingen geld af te geven, of
feit 1 nog meer subsidiair:een ander behulpzaam is geweest bij de poging om [slachtoffer] met geweld te dwingen geld af te geven;
feit 2:een vals of vervalst bankbiljet van € 500,-- in zijn bezit had met de bedoeling dit uit te geven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2016, te De Lutte, in de gemeente Losser,
althans (in ieder geval) in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zichzelf en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot (de) afgifte van een bedrag aan geld (tot een
totaalbedrag van ongeveer 75.000 Euro, in elk geval van enig bedrag aan geld),
en/of
een door die [slachtoffer] getekende betalingsregeling en/of schuldbekentenis, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
en/of
tot het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld,
zichzelf heeft voorzien van (chirurgische) handschoenen en/of
(betalingsregeling)documenten en/of
zichzelf (daarmee) naar de woning van die [slachtoffer] heeft begeven en/of
toen die [slachtoffer] de deur opende, de deur van die woning met geweld heeft
opengeduwd en/althans
met geweld die woning is binnengedrongen en/of is gegaan en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel, althans het lichaam heeft vastgegrepen
en/of vastgehouden en/of
die [slachtoffer] omver heeft gegooid en/althans ten val heeft gebracht en/of
zijn hand(en) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt,
althans geplaatst en/of
die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd “mond dicht en stil nu” of woorden
van de gelijke strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte] op of omstreeks 19 januari 2016, te De Lutte, in de gemeente
Losser, althans (in ieder geval) in Nederland,
ter uitvoering van het door [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zichzelf en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot (de) afgifte van een bedrag aan geld (tot een
totaalbedrag van ongeveer 75.000 Euro, in elk geval van enig bedrag aan geld),
en/of
een door die [slachtoffer] getekende betalingsregeling en/of schuldbekentenis, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte] en/of verdachte en/of
tot het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld,
zichzelf heeft voorzien van (chirurgische) handschoenen en/of
(betalingsregeling)documenten en/of
zichzelf (daarmee) naar de woning van die [slachtoffer] heeft begeven en/of
toen die [slachtoffer] de deur opende, de deur van die woning met geweld heeft
opengeduwd en/althans
met geweld die woning is binnengedrongen en/of is gegaan en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel, althans het lichaam heeft vastgegrepen
en/of vastgehouden en/of
die [slachtoffer] omver heeft gegooid en/althans ten val heeft gebracht en/of
zijn hand(en) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt, althans geplaatst
en/of
die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd “mond dicht en stil nu” of woorden
van de gelijke strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,
op of omstreeks 19 januari 2016 te De Lutte, in de gemeente Losser, althans
(in ieder geval) in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [medeverdachte] te voorzien van (een) (chirurgische) handschoen(en) en/of
- zichzelf met die [medeverdachte] naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of
- aldaar bij de woning van die [slachtoffer] aan te bellen terwijl die [medeverdachte]
zichzelf uit het zicht van die [slachtoffer] opstelde en/of
- zodra die [slachtoffer] de deur opende - haar volgens instructies van die De
Boorder te woord te staan
(- waardoor die [medeverdachte] gelegenheid had de deur van die woning met geweld
open te duwen en de woning van die [slachtoffer] binnen kon dringen)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 januari 2016, te De Lutte, in de gemeente Losser,
althans (in ieder geval) in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging
met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer]
wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden,
te weten (de) afgifte van een bedrag aan geld (tot een totaalbedrag van
ongeveer 75.000 Euro, in elk geval van enig bedrag aan geld), in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en/of het
ondertekenen van een betalingsregeling en/of schuldbekentenis door die
[slachtoffer] ,
zichzelf heeft voorzien van (chirurgische) handschoenen en/of
(betalingsregeling)documenten en/of
zichzelf (daarmee) naar de woning van die [slachtoffer] heeft begeven en/of
toen die [slachtoffer] de deur opende, de deur van die woning met geweld heeft
opengeduwd en/althans
met geweld die woning is binnengedrongen en/of is gegaan en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel, althans het lichaam heeft vastgegrepen
en/of vastgehouden en/of
die [slachtoffer] omver heeft gegooid en/althans ten val heeft gebracht en/of
zijn hand(en) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt, althans geplaatst
en/of
die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd “mond dicht en stil nu” of woorden
van de gelijke strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte] op of omstreeks 19 januari 2016, te De Lutte, in de gemeente
Losser, althans (in ieder geval) in Nederland,
ter uitvoering van het door [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging
met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer]
wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden,
te weten (de) afgifte van een bedrag aan geld (tot een totaalbedrag van
ongeveer 75.000 Euro, in elk geval van enig bedrag aan geld), in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan [medeverdachte] en/of verdachte, en/of het
ondertekenen van een betalingsregeling en/of schuldbekentenis door die
[slachtoffer] ,
zichzelf heeft voorzien van (chirurgische) handschoenen en/of
(betalingsregeling) documenten en/of
zichzelf (daarmee) naar de woning van die [slachtoffer] heeft begeven en/of
toen die [slachtoffer] de deur opende, de deur van die woning met geweld heeft
opengeduwd en/althans
met geweld die woning is binnengedrongen en/of is gegaan en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel, althans het lichaam heeft vastgegrepen
en/of vastgehouden en/of
die [slachtoffer] omver heeft gegooid en/althans ten val heeft gebracht en/of
zijn hand(en) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt, althans geplaatst
en/of
die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd “mond dicht en stil nu” of woorden
van de gelijke strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,
op of omstreeks 19 januari 2016 te De Lutte, in de gemeente Losser, in ieder
geval in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [medeverdachte] te voorzien van (een) (chirurgische) handschoen(en) en/of
- zichzelf met die [medeverdachte] naar de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of
- aldaar bij de woning van die [slachtoffer] aan te bellen terwijl die [medeverdachte]
zichzelf uit het zicht van die [slachtoffer] opstelde en/of
- zodra die [slachtoffer] de deur opende - haar volgens instructies van die [medeverdachte]
te woord te staan
- waardoor die [medeverdachte] gelegenheid had de deur van die woning met geweld
open te duwen en de woning van die [slachtoffer] binnen kon dringen)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks januari 2015 t/m 19 januari 2016, althans op of omstreeks
19 januari 2016, te de Lutte, gemeente Losser, en/of Purmerend en/of Alkmaar
opzettelijk
één bankbiljet van 500,00 Euro
die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of
waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij die bankbiljetten
ontving bekend was,
met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen
uitgeven,
in voorraad heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Feit 1 primair
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie volgt uit de (deels) bekennende verklaring van verdachte en [medeverdachte] , de aangifte en de verklaring van de getuige [getuige] , dat verdachte met de medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van slachtoffer [slachtoffer] is gegaan, waarbij verdachte er van op de hoogte was dat [slachtoffer] zou worden gedwongen om ongeveer € 75.000,-- aan [medeverdachte] af te geven door het ondertekenen van een betalingsregeling. Verdachte zou een percentage van het geld krijgen van [medeverdachte] . Nadat verdachte met een list aanbelde zodat [slachtoffer] de voordeur opende en verdachte te woord stond, is [medeverdachte] naar binnengedrongen, gevolgd door verdachte. Vervolgens duwde [medeverdachte] [slachtoffer] tegen de trap, kneep haar keel dicht en drukte daarna zijn hand op haar mond. [medeverdachte] droeg daarbij handschoenen die hij van verdachte had gekregen. Toen [slachtoffer] bij de voordeur om hulp riep, hebben beide mannen haar bij die deur weggehaald en riep verdachte op dwingende toon dat zij haar mond moest houden. Daarop kwam de overbuurman [getuige] binnen die beide mannen met [slachtoffer] zag worstelen, waarna hij hen bij [slachtoffer] heeft weggetrokken. Daarna zijn verdachte en [medeverdachte] er vandoor gegaan. Hieruit volgt dat er sprake was van het medeplegen van een poging tot afpersing, zodat het primair tenlastegelegde volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman was verdachte in de veronderstelling dat [medeverdachte] naar de woning van [slachtoffer] ging om een betalingsregeling te treffen en had hij er geen idee van dat [medeverdachte] daarbij geweld zou gebruiken. Verdachte was totaal de weg kwijt toen hij hoorde dat [slachtoffer] riep dat [medeverdachte] haar stalker was. Verdachte heeft [slachtoffer] met geen vinger aangeraakt, hetgeen bevestigd is door [medeverdachte] . Wel heeft verdachte geprobeerd om [medeverdachte] van [slachtoffer] af te halen. De getuige [getuige] kon vanwege de duisternis op dat moment geen goed zicht hebben op wat zich in de woning van [slachtoffer] afspeelde, zodat zijn verklaring niet betrouwbaar is. Ook overigens ontbreekt enig bewijsmiddel dat verdachte geweld gebruikt heeft tegen [slachtoffer] dan wel dat hij het oogmerk had om zichzelf en/of anderen te bevoordelen. Daaruit volgt volgens de raadsman dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Eind 2015 heeft [medeverdachte] met verdachte afgesproken om na de feestdagen een bezoek af te leggen bij [slachtoffer] in De Lutte teneinde – goedschiks of kwaadschiks –
€ 75.000,-- bij haar op te halen aangezien [slachtoffer] dat volgens [medeverdachte] van hem zou hebben geleend. [medeverdachte] beloofde verdachte een percentage van dat bedrag indien hij verdachte zou vergezellen; voorts diende verdachte aan te bellen bij [slachtoffer] . [medeverdachte] had [slachtoffer] immers jaren achtereen gevolgd en hij verwachtte niet dat [slachtoffer] de deur voor hem open zou doen. Nadat verdachte en [medeverdachte] op 19 januari 2016 eerst de omgeving van de woning van [slachtoffer] hadden verkend, belde verdachte bij haar voordeur aan. [slachtoffer] deed open en zag verdachte staan, die vroeg of zij van haar bedrijf “ [bedrijf] ” was. Aldus gaf verdachte [medeverdachte] de gelegenheid om plotseling van achter verdachte tevoorschijn te komen en naar binnen te stormen. Daarop duwde [medeverdachte] [slachtoffer] tegen de trap. [medeverdachte] had latex handschoenen aan die hij van verdachte had gekregen. Volgens [medeverdachte] was dat om geen vingerafdrukken achter te laten en om [slachtoffer] bang te maken. Verdachte begaf zich eveneens in de woning van [slachtoffer] . Verdachte verklaarde dat [medeverdachte] betalingsregelingsformulieren bij zich had die [medeverdachte] [slachtoffer] wilde laten ondertekenen. [medeverdachte] heeft zijn hand op de mond van [slachtoffer] gedrukt teneinde haar gegil te stoppen. Daarbij heeft verdachte volgens [slachtoffer] op een indringende boze toon tegen haar gezegd: “Mond houden en stil zijn nu.” Uit de verklaring van [slachtoffer] en die van de kort daarop ten tonele verschijnende overbuurman [getuige] volgt dat zowel verdachte als [medeverdachte] met [slachtoffer] worstelden en dat [medeverdachte] [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen. Volgens [slachtoffer] , die probeerde om de voordeur open te zetten, probeerden verdachte en [medeverdachte] dat te verhinderen. Verdachte en [medeverdachte] lieten aangeefster [slachtoffer] los toen [getuige] de woning binnenging. Daarna zijn verdachte en [medeverdachte] weggelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat er tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] sprake was van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking, dat dit als medeplegen kan worden gekwalificeerd. Verdachte wist immers dat [medeverdachte] geld ging ophalen bij [slachtoffer] en dat hij haar hiertoe een betalingsregeling wilde laten ondertekenen. Verdachte was door [medeverdachte] tevens een deel van dat geld in het vooruitzicht gesteld. Verdachte heeft op verzoek van [medeverdachte] latex handschoenen geregeld, die vervolgens ook door [medeverdachte] zijn gebruikt tijdens de poging tot afpersing. Vervolgens belde verdachte aan omdat [slachtoffer] naar alle waarschijnlijkheid niet voor [medeverdachte] de deur zou openen en heeft verdachte geveinsd dat hij voor het bedrijf van [slachtoffer] was gekomen. Daarna heeft ook verdachte [slachtoffer] vastgehouden en heeft hij op niet mis te verstane wijze tegen haar gezegd dat zij haar mond moest houden. Gelet op al deze gezamenlijke uitvoeringshandelingen is de rechtbank van oordeel dat sprake was van medeplegen van poging tot afpersing.
Feit 2
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat technisch onderzoek heeft uitgewezen dat het betreffende bankbiljet vals is. Verdachte wist dit maar droeg het biljet niettemin sinds vorig jaar bij zich. Volgens de officier van justitie kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om dat biljet als echt en onvervalst uit te geven.
4.5
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman wist verdachte niet dat hij een vals bankbiljet bij zich had, anders zou hij het biljet wel weg hebben gegooid. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het
oogmerkhad om het valse biljet als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven.
Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 19 januari 2016, te De Lutte, in de gemeente Losser, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zichzelf en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een bedrag aan geld (tot een totaalbedrag van ongeveer 75.000 Euro), toebehorende aan die [slachtoffer] , zich heeft voorzien van handschoenen en betalingsregelingsdocumenten en zich daarmee naar de woning van die [slachtoffer] heeft begeven en toen die [slachtoffer] de deur opende, de deur van die woning met geweld heeft opengeduwd en met geweld die woning is binnengedrongen en vervolgens die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgegrepen en die [slachtoffer] omver heeft gegooid en zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd “mond dicht en stil nu”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
medeplegen van poging tot afpersing.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 180 uren, eventueel te vervangen door 90 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte bij bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke werkstraf dient te worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft samen met een ander geweld tegen [slachtoffer] gebruikt door haar woning binnen te dringen, terwijl [medeverdachte] haar tegen een trap duwde, haar vervolgens bij de keel greep en een hand op haar mond drukte, en dat alles om [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld. Voorts werd door beide verdachten geprobeerd te verhinderen dat [slachtoffer] de voordeur opende. Verdachte werd een percentage van het te innen geld in het vooruitzicht gesteld en is er niet voor teruggedeinsd om door genoemd geweld [slachtoffer] angst aan te jagen om geld te verkrijgen. Verdachte en [medeverdachte] hebben met hun handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers als gevolg van dergelijke feiten zich nog lang angstig en onveilig voelen. Ook uit de slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] doodsangsten heeft doorstaan en ook thans nog vrees heeft dat haar iets dergelijks opnieuw zal overkomen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Rapportage
De rechtbank heeft bij de bepaling welke straf aan verdachte moet worden opgelegd verder acht geslagen op het over hem op 8 april 2016 opgestelde reclasseringsrapport. Verdachte is volgens de reclassering in staat zelfstandig te functioneren en er is niet gebleken van criminogene factoren. Hieruit volgt dat de reclassering geen aanknopingspunten ziet voor een reclasseringstraject. De reclassering schat de kans op recidive in als laag.
Uit bedoeld reclasseringsrapport blijkt voorts dat verdachte destijds uitzicht had op een vaste aanstelling bij het bedrijf waarvoor hij op dat moment via een uitzendbureau werkzaam was. Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 mei 2017 verklaard dat hij nog steeds werkzaam is voor hetzelfde bedrijf, thans op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Verdachte heeft tijdens deze zitting tevens verklaard dat hij een relatie heeft en dat hij met zijn vriendin onlangs een woning heeft gekocht.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank houdt bij de straftoemeting onder meer rekening met de ernst van het feit, het gegeven dat verdachte niet de initiator van de poging tot afpersing is geweest, alsmede zijn beperktere rol ten opzichte van de medeverdachte in het geweld. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het als laag ingeschatte recidiverisico, het gegeven dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld en het gegeven dat verdachte stabiliteit in zijn leven heeft op het gebied van werk, inkomen, huisvesting en relatie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 255 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest, alsmede een taakstraf van 240 uren, eventueel te vervangen door 120 dagen hechtenis, passend en geboden is.
8. De schade van benadeelden
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert – na wijziging- verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.942,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • Uggs schoenen € 119,95;
  • studie interieuracademie € 1.194,80;
  • medicijnen € 12,80;
  • benzine naar advocaat, huisarts, slachtofferhulp, Mediant € 125,08;
  • inkomstenderving (klanten kwijt) € 1.750,--;
  • zelfverdedigingslessen € 300,--;
  • reparatie scherm mobiele telefoon € 200,--;
  • achternaamswijziging (voornemen) € 900,--;
  • verhuiskosten € 1.840,--..
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie komen de kosten van de Uggs, de medicijnen, de benzine, de reparatie van het scherm van de mobiele telefoon, de verhuiskosten en de immateriële schade in aanmerking voor vergoeding, met hoofdelijke veroordeling. De overige schadeposten zijn geen rechtstreeks gevolg van het strafbare feit, zodat de benadeelde partij voor die posten niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat de benzinekosten disproportioneel hoog zijn en bovendien niet onderbouwd. Alle overige materiële schadeposten zijn evenmin onderbouwd. Aangezien ook de immateriële schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd dient de benadeelde partij in het geheel niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voor wat betreft de medicijnen ad
€ 12,80 voldoende aannemelijk
De overige materiële schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd, terwijl deze posten namens verdachte gemotiveerd zijn betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De rechtbank acht een bedrag van € 1.000,-- ter zake immateriële schade redelijk en billijk. Voor het overige is de vordering ter zake immateriële schade onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 1.012,80, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal verdachte hoofdelijk veroordelen tot betaling van dit bedrag.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring/vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 7.929,83 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2017.
Buiten staat
Mr. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2016032744. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 mei 2016, zakelijk weergegeven inhoudende:
Medeverdachte en ik kenden elkaar vanuit het restaurant van mijn vader. Medeverdachte heeft op enig moment aan mij gevraagd of ik met hem wilde meegaan naar Oldenzaal.
Hij wilde een betalingsregeling treffen. Medeverdachte zei dat ik tien procent van het bedrag
zou krijgen. Op de vraag van de voorzitter waarom er handschoenen in de auto lagen, kan ik
verklaren dat medeverdachte mij om die handschoenen heeft gevraagd. Op de vraag van de voorzitter of ik wist dat een vrouw de deur zou opendoen, kan ik verklaren dat medeverdachte mij had verteld dat het om een vrouw zou gaan. De voorzitter houdt mij voor dat uit het dossier blijkt dat ik aan aangeefster zou vragen of zij van het bedrijf [bedrijf] was. Ik kan daarover het volgende verklaren. Medeverdachte vertelde mij in de auto dat ik dat aan aangeefster moest vragen. Toen medeverdachte en ik in de wijk liepen, vroeg hij aan mij of ik bij de woning van aangeefster wilde aanbellen. Medeverdachte had documenten met betrekking tot een betalingsregeling bij zich. Op de vraag van de voorzitter wat er gebeurde nadat aangeefster de deur opendeed, kan ik verklaren dat medeverdachte naar binnen stormde. Medeverdachte en aangeefster zijn op de trap gevallen. Ik heb geprobeerd om medeverdachte van aangeefster af te halen. Op de vraag van de voorzitter wat medeverdachte aan het doen was met aangeefster, kan ik verklaren dat zij aan het worstelen waren.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 januari 2016 (blz. 103), zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb geroepen 'Rustig, Rustig!' .
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 februari 2016 (blz. 108 tot en met 110), zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van verdachte:
In december 2015 vroeg [medeverdachte] of ik met hem ergens naar toe wilde gaan. Hij vroeg mij of ik twee paar handschoenen voor hem had. Voordat wij op 19 januari 2016 vertrokken heb ik die handschoenen aan hem gegeven. Toen wij bij de woning aankwamen zijn wij in de buurt gaan lopen. Toen wij naar de woning liepen gaf [medeverdachte] mij het mapje met documenten. Hij vroeg of ik bij die vrouw wilde aanbellen, wat ik deed.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 21 januari 2016 (blz. 91 tot en met 95), zakelijk weergegeven als verklaring van [medeverdachte] :
Ik heb [verdachte] in december 2015 gesproken en hem verteld over mijn geldlening van 165.000 gulden (ongeveer € 75.000,-) aan [slachtoffer] . Ik vroeg of hij met mij meewilde naar haar woning in De Lutte. Dat wilde hij wel. Wij zouden dat op 19 januari 2016 doen. Met [verdachte] zou ik wat meer “body” hebben en zou ik sterker staan in de vraag om mijn geleende geld terug te krijgen. Ik heb [verdachte] gevraagd om als eerste aan de deur te gaan en aan te bellen zodat [slachtoffer] mij niet zou kunnen zien en dus verrast zou zijn als ik ineens om de hoek kwam kijken. Ik wilde zo snel mogelijk mijn geld terug. Ik had in Alkmaar al het idee opgevat om [slachtoffer] onder druk te zetten om een terugbetalingsregeling te treffen. Daarom had ik de door mij opgestelde documenten bij mij. Ik had voor die tijd het idee om, indien [slachtoffer] niet goedschiks wilde, desnoods kwaadschiks te doen. Daarom vroeg ik [verdachte] ook om de latex handschoenen mee te nemen. Ik wilde namelijk geen vingerafdrukken achterlaten indien het kwaadschiks zou worden. Ik had wel het idee opgevat om geweld te gebruiken. Ik heb ook in december tegen [verdachte] gezegd dat ik desnoods geweld tegen [slachtoffer] zou gebruiken. Hij heeft mij verder niet ontmoedigd. Ik heb [verdachte] een geldelijke vergoeding beloofd als hij mij zou vergezellen naar de woning van [slachtoffer] . Ik opperde een vergoeding van circa 10% van het gehele bedrag. Toen wij op 19 januari 2016 naar de woning van [slachtoffer] gingen hebben wij ons in een parkje tegenover haar huis ongezien opgehouden. Toen [slachtoffer] thuis kwam zijn wij naar haar woning gelopen. [verdachte] belde als afgesproken aan bij haar woning en hij vroeg [slachtoffer] of hij haar kon inhuren voor onderhoud aan zijn kantoor. Ongeveer na die vraag ging ik meteen op de drempel staan en pakte ik [slachtoffer] beet en viel ik met haar op de trap. Ik heb met mijn rechterhand op haar mond geduwd om haar het gillen te beletten.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 20 januari 2016 (blz. 64 tot en met 67), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van aangeefster:
Op 19 januari 2016 was ik thuis in mijn woning in De Lutte toen er werd aangebeld. Toen ik de voordeur opendeed zag ik een Indisch/Pakistaanse jongen staan. Ik deed de deur een stukje open. De jongen zei tegen mij: “U bent van [bedrijf] ”. Dat is mijn bedrijfje en ik antwoordde met ja. De jongen wilde met mij praten over een pandje in Enschede. Ik zei dat ik geen interesse had. Ik wilde de voordeur dicht doen maar voordat ik dat kon doen kwam [medeverdachte] als een gek naar binnen. Hij greep mij bij de keel. Ik werd met een smak op de trap gegooid en mijn hoofd kwam op een van die treden terecht. Deze trap bevindt zich direct naast de voordeur. [medeverdachte] duwde mij met zijn rechterarm op de trap en op hetzelfde moment greep hij met zijn linkerarm mijn keel vast. Ik kon geen adem meer halen en ik was echt heel bang. Het was twee tegen een. Nadat [medeverdachte] mij op de trap had geduwd zag ik dat de Pakistaanse man naar binnen liep en de voordeur dicht deed. Vanaf de trap kan ik direct bij de voordeur komen en ik heb, door [medeverdachte] met geweld van mij af te duwen of te schoppen, de voordeur een klein stukje opengedaan. Ik heb keihard “help, help, help” geroepen. [medeverdachte] en die andere man wilden mij bij de voordeur weg hebben en daardoor ontstond een worsteling met z’n drieën. Tijdens de worsteling werd de voordeur dichtgedaan. Tijdens de worsteling deed [medeverdachte] zijn hand voor mijn mond. Toen [medeverdachte] mijn mond dicht hield zag ik dat hij van die chirurgenhandschoenen aan had en toen dacht ik: “hij gaat mij vermoorden”. Die Pakistaanse man heeft op een gegeven moment op een indringende boze toon tegen mij gezegd: “Mond houden en stil zijn nu.” Beide mannen stonden voor de voordeur. Ik deed weer een poging om de klink van de voordeur te pakken te krijgen, en dat lukte ook. Ik had de deurklink stevig vast en ik kreeg een voet tussen de deur. Beide mannen waren aan mij aan het trekken op dat moment. Ik zat half op de grond en riep weer om hulp. Toen kwam [getuige] eraan rennen. Hij duwde de voordeur verder open en stapte naar binnen. [getuige] zei dat hij bij de politie werkte. Ik was aan het hyperventileren en helemaal overstuur. Ik weet niet wat er verder met de twee mannen is gebeurd. [medeverdachte] heeft mij zes jaar gestalkt.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2016 (blz. 7 en 8), inhoudende als verklaring van verbalisant [getuige] :
Op 19 januari 2016 liep ik in mijn vrije tijd in De Lutte. Ik hoorde hulpgeroep uit de omgeving van de woningen [nummer 1] van de [adres 2] . Ik versnelde mijn pas en ik hoorde op nummer [nummer 2] gegil en geschreeuw. Naast de deur bevindt zich een raam. Toen ik door het raam naar binnen keek zag ik in de gang een worsteling tussen een vrouw en twee mannen. Ik zag dat de vrouw [slachtoffer] was, ik ken haar. De mannen zijn voor mij onbekend. Eén van hen was kaal en werd door de bewoonster “ [medeverdachte] ” genoemd, de andere man had een Pakistaans uiterlijk. Ik zag door het raam dat de twee mannen met kracht de vrouw probeerden vast te houden. Ik zag dat de man met het kale hoofd witte plastic handschoenen droeg en zag dat zijn handen richting haar keel gingen. Ik gaf vervolgens enkele vuistslagen op de deur en riep hard en duidelijk dat ik van de politie was. Ik zag dat beide mannen schrokken. Doordat zij afgeleid waren zag ik dat, vermoedelijk het slachtoffer in een snelle reactie de deur open wist te doen zodat ik naar binnen kon stappen. Ik hoorde dat het slachtoffer met trillende stem zeggen dat het haar stalker was: dat verhaal heeft zij mij in het verleden eens verteld. Ik zag dat het slachtoffer erg emotioneel en in paniek was. Ik trok beide mannen aan de kleren en armen weg bij het slachtoffer. Ik zag dat de kale man zijn witte plastic handschoenen snel uittrok. Vervolgens trok ik beide verdachten naar buiten. Omdat het slachtoffer erg overstuur en emotioneel was keek ik even om de hoek van de deur of alles goed ging met het slachtoffer. Ik zag dat de verdachten plotseling begonnen te rennen in de richting van de uitgang van de binnenplaats. Ze zijn even later aangehouden.