ECLI:NL:RBOVE:2017:2187

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
08.770259-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor overval op tankstation en diefstal van een fiets met geweld

Op 29 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man uit Wanneperveen, die werd beschuldigd van de overval op een tankstation in Vollenhove en de diefstal van een fiets. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man is verminderd toerekeningsvatbaar en moet behandeld worden. Daarnaast is hij verplicht om 1000 euro schadevergoeding te betalen aan de medewerkster van het tankstation. De overval vond plaats op 29 november 2016, waarbij de verdachte de medewerkster met een mes heeft bedreigd om geld te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte, aangiften, bewakingsbeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de problematiek van de verdachte, waaronder een verslaving en een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770259-16 (P)
Datum vonnis: 29 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Overijssel te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 mei 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een tankstation heeft overvallen waarbij hij de aldaar werkzame [slachtoffer 1] met een mes heeft bedreigd om zo geld te kunnen stelen;
feit 2:een fiets van [slachtoffer 2] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2016 te Vollenhove, gemeente Steenwijkerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
-een contant geldbedrag (totaal groot 260 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-een (groot koks)mes heeft vastgehouden in zijn rechterhand en/of
-dat (grote koks)mes heeft gericht en/of gericht gehouden op (de buik van) die [slachtoffer 1] (op een afstand van 10 centimeter) en/of
-(daarbij) die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: 'Maak de kassala open. Ik wil geld';
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2016 tot en met 17 november 2016 te Nijeveen, gemeente Meppel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
-een (dames)fiets (merk Gazelle, type Chamonix), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op dinsdag 29 november 2016, omstreeks 19:09 uur kreeg de politie te Steenwijk de melding te gaan naar het tankstation [bedrijf] aan de [adres] te Vollenhove. Aldaar zou een overval, een diefstal onder bedreiging met geweld, hebben plaatsgevonden.
Het signalement van de dader was: een mannelijk persoon, opvallend groot, waarschijnlijk rond de 1.90 meter lang, hij had een baardje en had een mes bij zich. Hij droeg een spijkerbroek en een donkere jas met een wit koordje en met capuchon. De capuchon zou van binnen lichtkleurig zijn. Hij droeg handschoenen en een sjaal en had een blauwe plastic tas bij zich. Deze tas had een witte afbeelding. Hij had ongeveer 260 euro weggenomen uit de kassa. Hij sprak Nederlands met een buitenlands accent.
Een getuige meldde dat zij vlak na de overval een man uit het tankstation zag komen rennen. Diverse andere getuigen meldden dat ze een man in de omgeving van het tankstation hadden zien lopen of fietsen. Weer andere getuigen hadden in de omgeving van het tankstation een fiets, kleding en een koksmes gevonden. De fiets bleek gestolen te zijn.
Naar aanleiding van het door [slachtoffer 1] opgegeven signalement werd verdachte ongeveer anderhalf uur na de overval aangehouden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op basis van de bekennende verklaring van verdachte, de aangiften, de bewakingsbeelden die van de overval zijn gemaakt en de beschreven bevindingen van de politie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] namens [bedrijf] d.d. 29 november 2016 (pag. 95 t/m 98);
- het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 1 december 2016 (pag. 228 en 229).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 29 november 2016 te Vollenhove, gemeente Steenwijkerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
-een contant geldbedrag á 260 euro, toebehorende aan [bedrijf] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-een groot koksmes heeft vastgehouden in zijn rechterhand en
-dat grote koksmes heeft gericht op de buik van die [slachtoffer 1] en
-daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: 'Maak de kassala open. Ik wil geld';
2.
hij in de periode van 10 november 2016 tot en met 17 november 2016 te Nijeveen, gemeente Meppel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
-een damesfiets (merk Gazelle, type Chamonix), toebehorende aan [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
feit 2
het misdrijf:
diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, onder aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals vermeld in het reclasseringsrapport, uitgezonderd het locatiegebod.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist en de voorwaardelijke gevangenisstraf op minimaal 12 maanden te zetten. De raadsman acht het van belang dat zijn cliënt zo snel mogelijk kan beginnen met de langdurige en intensieve behandeling die hij voor de boeg heeft en hij heeft verzocht hierbij mee te laten wegen dat zijn cliënt geen justitiële documentatie heeft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 29 november 2016 schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation, waar op dat moment een vrouw achter de balie stond die vier jaar geleden ook al overvallen was. Om de vrouw te bewegen tot het openen van de kassa heeft verdachte haar bedreigd met een groot koksmes. Toen de kassalade openstond heeft verdachte een bedrag van € 260,- gestolen.
Ergens in de periode voor de overval op het tankstation, tussen 10 en 17 november 2016, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets die bij een fietsenzaak stond.
Verdachte heeft zijn zucht naar buit voorop laten staan en daarbij geen enkel oog gehad voor de vreselijke gevolgen die een overval heeft voor de slachtoffers. Voor het slachtoffer van de overval was het een zeer beangstigende ervaring die haar leven gedurende enige tijd volledig op de kop heeft gezet. Hoe groot de impact van de overval op haar leven was, blijkt heel duidelijk uit haar schriftelijke slachtofferverklaring die door haar echtgenoot op de terechtzitting is voorgelezen.
Een dergelijke overval zorgt daarnaast ook maatschappelijk voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte is hiervoor verantwoordelijk. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Naar aanleiding van de gepleegde delicten heeft klinisch-psycholoog M.G.H. van Willigenburg een rapportage (d.d. 9 maart 2017) over de persoon van verdachte opgemaakt. Ze heeft geconstateerd dat er bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een matige stoornis in het alcoholgebruik en een lichte gokstoornis met daarnaast een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking. Volgens de psycholoog was bij verdachte de impulscontrole door een combinatie van alcoholgebruik en oplopende stress dermate verzwakt, dat de drempel om tot het tenlastegelegde gedrag over te gaan verlaagd was bij hem. De psycholoog adviseert om verdachte ten tijde van het plegen van het feit als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Voor wat betreft het recidiverisico heeft de combinatie van de verstandelijke beperking en de verslavingsproblematiek zodanige maatschappelijke, emotionele en sociale problemen ten gevolg dat de psycholoog het goed denkbaar acht dat verdachte zonder verdere behandeling al snel weer in dezelfde negatieve vicieuze cirkel belandt. Op de middellange termijn lijkt het recidiverisico hoog te zijn als verdachte zonder verdere behandeling de maatschappij weer in gaat.
De psycholoog adviseert allereerst de verslavingsproblematiek van verdachte aan te pakken door een klinische behandeling binnen een instelling waar zowel aandacht is voor de verslaving als voor de verstandelijke beperking, en waar ook kennis op het gebied van psychoses aanwezig is. Daarna zou verdachte aangemeld kunnen worden voor een beschermde woonvorm, waar hij tijdens de resocialisatiefase naar toe zou kunnen gaan. De psycholoog denkt dat verdachte zijn leven lang ambulant begeleid zal moeten worden, waarbij de frequentie van de behandelcontacten wel steeds verder verlaagd zou kunnen worden naarmate verdachte langer stabiel is.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over en weegt deze mee bij de strafoplegging.
Naast voornoemde rapportage van de psycholoog heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de reclasseringsrapporten van 16 maart 2017, 5 april 2017 en 11 mei 2017. De reclassering adviseert om bij een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen – en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren:
- de meldplicht;
- opname in zorginstelling - klinische behandeling - bij SGLVG De Wier+ te Den Dolder, voor de duur van maximaal 18 maanden, met als behandeldoel dat verdachte abstinent raakt van alcohol en drugs en dat hij niet meer gaat gokken. Verdachte dient te worden gemotiveerd voor (levenslange) begeleiding en hij dient effectievere stresshanterings-mechanismes aan te leren. Tijdens de opname kan zijn maatschappelijke situatie in kaart worden gebracht. Vervolgens kan worden toegewerkt naar een (begeleide of beschermde) woonvoorziening;
- behandelverplichting - ambulante behandeling - bij Trajectum, in aansluiting op de klinische opname. Tijdens de ambulante behandeling moet een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek
plaats kunnen vinden;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang - bij de J.P. van den Bentstichting, om te werken aan praktische zaken en basisvaardigheden voor toekomstige zelfredzaamheid;
- locatiegebod - om verdachte te verplichten te verblijven bij de J.P. van den Bentstichting en om bij hem structuur aan te brengen. De controle op de naleving van deze voorwaarde kan ondersteund worden door middel van een elektronische enkelband;
- drugs- en alcoholverbod - de controle op de naleving van deze voorwaarde kan ondersteund worden door middel van urinecontroles.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een overval op een tankstation met bedreiging met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar.
De rechtbank weegt enerzijds mee dat verdachte bij de overval het slachtoffer, dat alleen aanwezig was in het tankstation, heeft bedreigd met een groot koksmes terwijl hij op dat moment dicht bij haar stond en dat hij zijn plan heeft doorgezet ondanks het feit dat hij zag dat het slachtoffer enorm angstig voor hem was. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte daarnaast ook nog een fiets gestolen heeft. Anderzijds weegt de rechtbank mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat er bij hem sprake is van diverse problematiek (waarvoor hij een lang behandelingstraject verplicht zal moeten volgen) waardoor hij als verminderd toerekeningsvatbaar aangemerkt moet worden. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting richting het slachtoffer oprecht spijt heeft betuigd en heeft aangeboden om, als zij daar behoefte aan mocht hebben, met haar in gesprek te gaan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar opleggen, maar acht de rechtbank passend en geboden de straf zoals gevorderd door de officier van justitie, derhalve een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het locatiegebod.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Immers, de verwachting van de reclassering is dat verdachte zich zonder de klinische en ambulante behandeling niet lang staande zal kunnen houden en weer terug zal vallen in zijn verslaving en de daarmee gepaard gaande criminele handelingen om die verslaving te kunnen bekostigen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.000,- [duizend euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2
diefstal;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich op eerste uitnodiging meldt bij de reclassering en zich vervolgens zal blijven melden op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat nodig acht;
  • zich gedurende maximaal 18 maanden zal laten opnemen in SGLVG De Wier+, althans een soortgelijke intramurale instelling, ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • zich, aansluitend op de klinische opname, ambulant laat behandelen bij Trajectum of soortgelijke ambulante forensische zorg voor verstandelijk gehandicapten, ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • aansluitend op de klinische opname, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten de J.P. van den Bentstichting of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- of urineonderzoek;
  • draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J.H.M. Hesseling en mr.
R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Districtsrecherche IJsselland, met nummer PL0600-2016611582 van 22 december 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.