ECLI:NL:RBOVE:2017:2163

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
08/760202-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor bedreiging met mes en vuurwapen

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee bedreigingen. De verdachte, die kwaad was op een goede vriend, heeft deze vriend en een andere man bedreigd met een mes en een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 oktober 2016 in Bornerbroek, gemeente Almelo, met een mes dreigend naar de heer [slachtoffer 1] is gegaan en hem heeft bedreigd met de woorden 'Ik steek je dood' en 'Ik maak je kapot'. Daarnaast heeft hij de heer [slachtoffer 2] bedreigd door een vuurwapen in zijn richting te houden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens moet de verdachte zich tijdens de proeftijd laten behandelen en zich houden aan aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn gekwalificeerd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals vastgelegd in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, waaronder het alcoholgebruik van de verdachte en zijn emotionele toestand ten tijde van het delict. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan beide slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760202-16 (P)
Datum vonnis: 24 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 mei 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. K. ter Mors, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd de heer [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]) met een mes van het leven te beroven dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes dan wel hem heeft bedreigd met een mes;
feit 2:de heer [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2]) heeft bedreigd door een vuurwapen in zijn richting te houden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij, op of omstreeks 22 oktober 2016 te Bornerbroek, gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, stekende bewegingen
heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
(vervolgens) in de hand van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij, op of omstreeks 22 oktober 2016 te Bornerbroek, gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal,
stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of (vervolgens) in de hand van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij, op of omstreeks 22 oktober 2016 te Bornerbroek, gemeente Almelo,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans
eenmaal, stekende bewegingen gemaakt in de richting van het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of (vervolgens) in de hand van die [slachtoffer 1] gestoken/gesneden en/of
tegen die [slachtoffer 1] gezegd "Ik steek je dood' en/of "ik vermoord je' en/of 'Ik
maak je kapot" en/of 'Als je nu mijn mes niet loslaat, snij ik je vinger
eraf', althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 22 oktober 2016 te Bornerbroek, gemeente Almelo,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
in de richting van die [slachtoffer 2] gericht en/of (vervolgens) voornoemd
wapen/voorwerp doorgeladen, althans een op doorladen gelijkende beweging
gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Feit 1
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het handelen van verdachte, te weten met een mes in zijn hand in de richting van [slachtoffer 1] bewegen, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm is te kwalificeren als een poging tot zware mishandeling. Het subsidiair tenlastegelegde kan dan ook op grond van de verklaring van aangever [slachtoffer 1] en van getuige [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, nu de verklaring van [slachtoffer 2] niet overeenkomt met de verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte, en [slachtoffer 2] de enige is die spreekt van een stekende beweging. De raadsman heeft voorts gesteld dat de meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging wel wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Primair; poging tot doodslag
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Subsidiair; poging tot zware mishandeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 1]. Aangever [slachtoffer 1] verklaart daar zelf niet over en ook verdachte ontkent dat hij dit heeft gedaan. In het dossier bevindt zich zodoende onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte dan ook van het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Meer subsidiair; bedreiging
Wel is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 mei 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 23 oktober 2016, pagina 8.
4.2
Feit 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en van verdachte zelf wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat zijn cliënt wenst te worden vrijgesproken voor dit feit. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna als bijlage aangehechte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft op 22 oktober 2016 onder invloed van alcohol [slachtoffer 1] opgezocht, omdat hij kwaad op hem was. [slachtoffer 1] was op dat moment met [slachtoffer 2] aan het vissen in Bornerbroek, gemeente Almelo. Toen verdachte aankwam op de plek waar [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] aan het vissen was, is hij met een vuurwapen in zijn hand in de richting van [slachtoffer 1] gelopen, die op dat moment naast [slachtoffer 2] stond. Toen hij voor hen stond heeft hij zijn vuurwapen in de richting van [slachtoffer 2] gericht.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] zich door zijn handelen bedreigd zou voelen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. meer subsidiair
hij op 22 oktober 2016 te Bornerbroek, gemeente Almelo, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes tegen die [slachtoffer 1] gezegd: ‘Ik steek je dood’ en ‘Ik maak je kapot’;
2.
hij op 22 oktober 2016 te Bornerbroek, gemeente Almelo, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] gericht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair en feit 2
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde te veroordelen tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf, waarbij aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld kunnen worden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal bedreigingen. Verdachte en [slachtoffer 1] waren goede vrienden, maar door een aantal voorvallen was verdachte kwaad op [slachtoffer 1]. Verdachte heeft [slachtoffer 1] om die reden de bewuste avond onder invloed van alcohol opgezocht. [slachtoffer 1] was op dat moment aan het vissen met [slachtoffer 2]. Toen verdachte aankwam op de plek waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan het vissen waren is hij op hen toegelopen en heeft hij dreigend een vuurwapen in de richting van [slachtoffer 2] gehouden. Even daarna heeft verdachte een mes uit zijn auto gepakt en met dat mes in zijn hand [slachtoffer 1] dreigend de woorden ‘Ik steek je dood’ en ‘Ik maak je kapot’ toegevoegd. Verdachte heeft door zijn manier van handelen angst en leed veroorzaakt bij de slachtoffers, hetgeen ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Feiten als de onderhavige veroorzaken daarnaast gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan houdt de rechtbank ook rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 23 januari 2017, opgemaakt en ondertekend door mevrouw M. Wissink, reclasseringswerker en mevrouw M. Lunenberg-Wilmink, leidinggevende. Uit dit rapport komt naar voren dat het alcoholgebruik van verdachte ten tijde van het delict bepalend lijkt te zijn geweest voor zijn manier van handelen. Ten tijde van het tenlastegelegde had hij verdriet om zijn vader die in een verzorgingstehuis werd opgenomen en rouwde hij om een overleden vriend. Verdachte had het idee dat [slachtoffer 1] hem in de steek liet en dat hij hem als goede vriend zou verliezen. De reclassering acht het wenselijk dat verdachte ondersteuning krijgt op het emotionele vlak en bij praktische zaken en adviseert een deels voorwaardelijke taakstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en indien nodig het inzetten van ambulante trajecten/interventies voor bijvoorbeeld het item alcohol en/of zijn emotionele toestand.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 11 april 2017. Daaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten, maar dat van recente recidive geen sprake is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van na te melden duur passend is. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom soortgelijke feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de taakstraf voorwaardelijk opleggen. Daaraan verbindt de rechtbank de na te melden door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.4
Het inbeslaggenomen voorwerp
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde pistool vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van dit voorwerp het feit is begaan en zij van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelden

8.1.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.775,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • eigen bijdrage ziektekosten € 770,00;
  • contributie sportschool € 60,00;
  • contributie Fight Academy € 65,00;
  • contributie visserij € 35,00;
  • littekencrème € 6,15;
  • vitamine C € 10,45;
  • kosten dagopname ziekenhuis € 5,95;
  • secondelijm € 3,99;
  • reiskosten € 69,44.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.750,-- gevorderd.
8.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte zich bij een schadevergoeding die past bij een bedreiging neer zal leggen.
8.1.4 Het oordeel van de rechtbank
Het materiële deel van de vordering heeft betrekking op het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Nu verdachte van deze feiten wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van zijn vordering.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De immateriële schade is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld kan worden op € 350,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.1.5 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
8.2.1 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het bedrag wordt gevorderd wegens immateriële schade.
8.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het gevorderde bedrag aan de hoge kant is en bepleit toewijzing van een immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 350,--.
8.2.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.4 Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld kan worden op € 350,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.2.5 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36b, 36c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer subsidiair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zal meewerken aan een behandeling bij JusTact/Tactus verslavingszorg en eventuele middelencontroles indien de reclassering dit nodig acht in verband met een (vermeende) terugval van verdachte in zijn drankgebruik;
- zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde.
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], voor een deel van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2], voor een deel van
het inbeslaggenomen voorwerp
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten “1 STK Pistool”.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.
Buiten staat
Mr. E.J.M. Bos en mr. I.C.E. Draisma zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2016521874. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 mei 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik was op 22 oktober 2016 in Bornerbroek om [slachtoffer 1] op te zoeken. Ik was boos, dat klopt. Ik had wat bij mij. Dat was wel een pistool. We hebben woorden gekregen toen ik daar kwam. Ik had alleen met [slachtoffer 1] woorden. Met [slachtoffer 2] had ik niets, maar hij bemoeide zich ermee. Ik had het pistool in mijn handen. Ik ging voor [slachtoffer 2] staan en zei dat hij zich er niet mee moest bemoeien.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 22 oktober 2016, pagina’s 16 en 17, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik was inmiddels uit de bus gestapt en wilde [verdachte] kalmeren. Toen hij kort voor mij was, hoorde ik dat hij zei dat ik mij er niet mee moest bemoeien. Ik zag toen dat [verdachte] met zijn rechterhand uit de rechterjaszak een pistool haalde. Hij richtte op mij, zonder dat hij wat tegen mij zei. Ik voelde mij daardoor behoorlijk bedreigd. Ik ging er vanuit dat het een echt pistool was.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 23 oktober 2016, pagina 30, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op zaterdag 22 oktober 2016 omstreeks 19:45 uur, ben ik, verbalisant, naar de Breesegge te Bornerbroek gegaan. Collega’s wezen mij waar het wapen lag. Ter plaatse heb ik een vuurwapen veilig gesteld. Het vuurwapen lag in hoofdgroepen uiteen op de plaats delict. Het betreft een scherp vuurwapen (pistool).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2016521874 van 24 oktober 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.