ECLI:NL:RBOVE:2017:2160

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
08/730283-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten tegen hulpverleners en mishandeling van een hulphond

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel zich gebogen over een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De verdachte heeft in korte tijd vier geweldsdelicten gepleegd, waarbij zij drie hulpverleners heeft mishandeld die haar hulp wilden bieden, en haar hulphond letsel heeft toegebracht door hem met een mes in zijn poot te steken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare terechtzittingen op 2 december 2016, 19 januari 2017, 14 maart 2017 en 10 mei 2017. De officier van justitie, mr. M.H. de Weert, heeft gevorderd de tenlastegelegde feiten bewezen te verklaren en een gevangenisstraf van vier maanden op te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd zoals tenlastegelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problematiek. De rechtbank heeft ook de adviezen van deskundigen en de reclassering in overweging genomen, maar heeft besloten dat toezicht door de reclassering geen toegevoegde waarde meer heeft. De uitspraak is gedaan op 24 mei 2017.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730283-16
Datum vonnis: 24 mei 2017
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats],
ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 december 2016, 19 januari 2017, 14 maart 2017 en 10 mei 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H. de Weert en van hetgeen namens de verdachte door de raadsman mr. D.G. Geerdink, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 16 mei 2016 in Almelo [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:op 25 mei 2016 in Almelo [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3:op 18 mei 2016 in Almelo een hond heeft mishandeld, en
feit 4:op 28 april 2016 in Almelo [slachtoffer 3] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 16 mei 2016, in de gemeente Almelo, een persoon, genaamd
[slachtoffer 1], heeft mishandeld, door genoemde [slachtoffer 1] (hardhandig) aan de haren te trekken, en/of door genoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of door genoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet(en) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
2.
zij op of omstreeks 25 mei 2016, in de gemeente Almelo, een persoon, genaamd
[slachtoffer 2], heeft mishandeld, door genoemde [slachtoffer 2] (krachtig) in de (rechter)wijsvinger, althans in één van de vingers, te bijten;
3.
zij op of omstreeks 18 mei 2016, in de gemeente Almelo, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond met een mes in één van de poten te steken
en/of te snijden;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet
dieren;
4.
zij op of omstreeks 28 april 2016, in de gemeente Almelo, een persoon, genaamd [slachtoffer 3], heeft mishandeld, door genoemde [slachtoffer 3] met de al dan niet tot vuist gebalde hand en/of met een sleutelbos in het gezicht te stompen en/of te slaan.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de tenlastegelegde feiten bewezen te verklaren en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 16 mei 2016, in de gemeente Almelo, [slachtoffer 1], heeft mishandeld, door
[slachtoffer 1] hardhandig aan de haren te trekken en door [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht en elders tegen het lichaam te slaan;
2.
zij op 25 mei 2016, in de gemeente Almelo, [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door [slachtoffer 2] krachtig in de rechter wijsvinger te bijten;
3.
zij op 18 mei 2016, in de gemeente Almelo, zonder redelijk doel bij een hond, pijn en letsel heeft veroorzaakt en de gezondheid en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond met een mes in één van de poten te steken en/of te snijden;
4.
zij op 28 april 2016, in de gemeente Almelo, [slachtoffer 3], heeft mishandeld, door [slachtoffer 3] met de hand en met een sleutelbos in het gezicht te slaan.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 3 dat op grond van de verklaring van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die beiden hebben verklaard dat zij zagen dat de hond hevig bloedde, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen bevattende de verklaring van dierenarts [dierenarts], die de hond op 18 mei 2016 heeft behandeld, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte dit feit heeft gepleegd. De verklaring van verdachte dat de hond met zijn poten naar haar schoot ging waar het mes lag en dat de hond zo met zijn poot in het mes is gekomen, acht de rechtbank gelet op de verklaring van de dierenarts niet aannemelijk. Volgens de dierenarts was de wond vier centimeter breed en een centimeter diep en is het mes door de huid en de spierlaag heengegaan. Hiervoor is veel kracht nodig en deze kracht komt niet vrij op het moment dat een hond tegen iemand aanspringt, aldus dierenarts [dierenarts].
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij daarvan wordt vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
(Sr) en artikel 8.12 jo 2.1 van de Wet Dieren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2 en feit 4
: telkens het misdrijf mishandeling;
feit 3:
het misdrijf: zich gedragen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij artikel 2.1 van
de Wet Dieren.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een viertal geweldsdelicten. Zij heeft drie personen, die haar in de uitoefening van hun werkzaamheden als hulpverlener hulp hebben willen bieden, mishandeld. Verdachte heeft fors geweld gebruikt, hetgeen grote impact heeft gehad op de slachtoffers. Naar het oordeel van de rechtbank behoren hulpverleners hun werk te kunnen doen zonder daarbij geconfronteerd te worden met geweld en het is niet acceptabel dat zij in de uitoefening van hun werkzaamheden worden mishandeld.
Daarnaast heeft verdachte haar hulphond letsel en pijn toegebracht door hem met een mes in zijn poot te steken.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigen. Bij het bepalen van de hoogte van de straf betrekt de rechtbank de persoon van verdachte en hetgeen over haar bekend is. Verdachte is in het Pieter Baan Centrum psychologisch en psychiatrisch onderzocht. Uit het rapport van dat onderzoek van 4 mei 2017 opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater, en
A.T. Spangenberg, klinisch psycholoog, volgt dat bij verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met histrionische trekken, hetgeen onder meer inhoudt dat sprake is van overdreven emotionaliteit en aandachttrekkend gedrag. Verdachte heeft een low level borderline persoonlijkheid met waarschijnlijk meer cognitieve capaciteiten dan gemiddeld en daarbij achterblijvende emotionele mogelijkheden. De deskundigen hebben gezien de problematiek, geadviseerd om verdachte voor de feiten 1, 2 en 4 verminderd toerekeningsvatbaar te achten en zij hebben beschreven dat bij verdachte sprake is van een hoog risico op het plegen van soortgelijke delicten. Over de toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van feit 3 hebben zij geen advies kunnen uitbrengen. De deskundigen hebben geadviseerd om verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarde onder meer reclasseringstoezicht.
De reclassering heeft in haar rapport van 3 maart 2017 eveneens beschreven dat bij verdachte sprake lijkt te zijn van (forse) psychische/psychiatrische problematiek en dat behandeling nodig is. Behandeling van verdachte in een FPA is evenwel mislukt evenals diverse toezichten door de reclassering. Om die reden en omdat toezicht geen toegevoegde waarde meer heeft, heeft de reclassering geadviseerd om geen reclasseringstoezicht op te leggen. Dit advies heeft de reclassering in haar rapport van 10 mei 2017 herhaald.
Het advies van de reclassering is ter zitting door de huidige coach van verdachte (IQ Coaches) onderschreven. Zij begeleidt verdachte sinds enige tijd en heeft de verwachting dat verdachte zich met begeleiding van IQ Coaches in positieve zin zal kunnen blijven ontwikkelen.
Gelet op het vorenstaande en alles overziend is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals beschreven in de deskundigenrapportages en de duur van de reeds door verdachte ondergane voorarrest, het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden is.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

de Wet Dieren;

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.