ECLI:NL:RBOVE:2017:2157

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
08/710029-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor belaging, diefstal van stroom en valsheid in geschrift

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een 68-jarige vrouw uit Delden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vijf maanden en vijftien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De vrouw is schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging van haar buren, diefstal van stroom, valsheid in geschrift en het onterecht bellen van het alarmnummer 112. De rechtbank oordeelde dat de vrouw zich schuldig had gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van haar buren door hen herhaaldelijk te bellen, brieven te sturen en voorwerpen in hun tuin te gooien. Daarnaast had zij de meterstanden van haar waterverbruik valselijk ingevuld door '0' op te geven, terwijl er daadwerkelijk waterverbruik was. Ook had zij stroom van Enexis gestolen en zonder noodzaak het alarmnummer 112 gebeld. De rechtbank vond het belangrijk dat de jarenlange overlast die de vrouw had veroorzaakt, zou stoppen en legde een contactverbod op met één van de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de vrouw behandeling nodig had in een forensisch psychiatrische kliniek. De bijzondere voorwaarden van de straf omvatten reclasseringstoezicht en opname in een kliniek, met als doel herhaling van delictgedrag te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710029-16
Datum vonnis: 24 mei 2017
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1948 in [geboorteplaats] ,
wonende in de [woonplaats] ,
nu verblijvende in FPC GGZ Drenthe,
Dennenweg 9 te Assen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 mei 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H. de Weert en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman,
mr. R. van der Wal, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft belaagd door haar veelvuldig op te bellen, brieven te sturen, voorwerpen in de tuin te gooien, naar [slachtoffer 1] toe te lopen en naar haar te spugen;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft belaagd door haar veelvuldig op te bellen en brieven te sturen;
feit 3:jaaropgaves van Vitens vals heeft ingevuld door als meterstand ‘0’ in te vullen;
feit 4:stroom van Enexis heeft gestolen;
feit 5:zonder noodzaak binnen tien minuten zeven keer ‘112’ heeft gebeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 18 juni 2015 tot en met 21 januari 2016
en/of in de periode van 20 april 2016 tot 07 november 2016 te Delden, gemeente
Hof van Twente, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in
elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door die [slachtoffer 1] meermalen op te bellen, brieven te sturen, voorwerpen in de
tuin en/of tegen de ramen van die [slachtoffer 1] te gooien en/of naar of op die
[slachtoffer 1] toe te lopen, voor die [slachtoffer 1] te gaan staan en/of naar die [slachtoffer 1]
te spugen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 29 juli 2014 tot 14 november 2016 te
Delden, gemeente Hof van Twente,, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in
elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen, door die [slachtoffer 2] meermalen op te bellen en/of brieven te
sturen;
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 februari 2014
tot en met 14 november 2016 te Delden, gemeente Hof van Twente, een geschrift
dat bestemd was of geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit
te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft zij
één of meermalen via de website van Vitens, althans via internet aan het
waterleidingbedrijf Vitens doorgegegeven dat het verbruik op de meterstand van
het water 0 kubieke meter was, met het oogmerk om het of deze als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
zij op of omstreeks 14 november 2016, althans op één of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 14 november 2016 te
Delden, gemeente Hof van Twente, meermalen, atlhans éénmaal met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen stroom, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
5.
zij op of omstreeks 12 juli 2016 tussen 12.42 uur en 12.51 uur te Delden,
gemeente Hof van Twente, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig
was, zeven keer , althans één of meer keren gebruik heeft gemaakt van een
alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 4 tenlastegelegde en haar voor het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan 166 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, klinische opname in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) zolang de reclassering dat nodig vindt en het zich houden aan de aanwijzingen van de FPK en de reclassering.
Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd en oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudende een contactverbod met slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op straffe van vervangende hechtenis voor de duur van een week voor iedere overtreding van het verbod en met de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dan verdachte in de periode van 29 juli 2014 tot
14 november 2016 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] . Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting verklaart dat zij een brief naar aangeefster heeft gestuurd en is uit het zich in het dossier bevindende overzicht van KPN gebleken dat in de periode van 31 maart 2016 tot 14 april 2016 zeven keer is gebeld door het telefoonnummer van verdachte naar het telefoonnummer van aangeefster, maar dat levert naar het oordeel van de rechtbank geen stelselmatige inbreuk op als bedoeld in de wet op.
Met betrekking tot de overige feiten overweegt de rechtbank het volgende.
Feit 1
De rechtbank acht op basis van de verklaring van aangeefster, het overzicht van Tele2 waaruit blijkt dat Tele2 verdachte een schriftelijke waarschuwing heeft gestuurd om te stoppen met de overlast en dat Tele2 een bericht heeft gestuurd aan verdachte dat haar identiteit aan [slachtoffer 1] bekend zal worden gemaakt, het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] en het feit dat de door aangeefster ontvangen brieven met daarop verdachtes naam en/of adres en alle brieven dezelfde opmaak en vergelijkbare religieuze teksten bevatten, bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] meermalen heeft gebeld en brieven heeft gestuurd. De overige tenlastegelegde feitelijkheden acht de rechtbank niet bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Feit 3
De rechtbank acht op basis van de aangifte van Vitens, het zich in het dossier bevindende overzicht van Vitens in samenhang met de verklaring van verdachte dat zij telkens ‘0’ heeft opgegeven als meterstand voor het waterverbruik bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. Verdachte heeft op de jaaropgaven meermalen ‘0’ ingevuld wetende dat er wel verbruik van water was geweest. Verdachte heeft deze handeling bewust en daarmee opzettelijk verricht. Van de door verdachte ter zitting genoemde afspraak met Vitens dat zij met goedvinden van Vitens deze meterstand kon invullen, is niet gebleken. Daarnaast komt uit het dossier naar voren dat in de betreffende periode 163 kub water is gebruikt.
De rechtbank gaat derhalve aan dit verweer voorbij.
Feit 4
De rechtbank acht op basis van de aangifte van netbeheerder Enexis, de constatering van Enexis dat de meetinrichting ongeoorloofd geopend is geweest en dat er minimaal 169.708 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van huishoudelijk verbruik in de tenlastegelegde periode, en de verklaring van [getuige] die ter zitting als getuige is gehoord bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd. [getuige] heeft verklaard dat Enexis heeft geconstateerd dat er in de tenlastegelegde periode stroom is afgenomen maar dat energieleverancier Delta niet heeft kunnen constateren dat er stroom is verbruikt. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte stroom buiten de meter om heeft weggenomen. De verklaring van verdachte dat op de dag van haar aanhouding de meterkast nog verzegeld was en de monteur van Enexis de zegels er op die dag moet hebben afgehaald, vindt in het dossier geen enkele steun en wordt als volstrekt ongeloofwaardig door de rechtbank gepasseerd.
Feit 5
De rechtbank acht op basis van het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte ter zitting bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Verdachte heeft verklaard dat er noodzaak was om 112 te bellen omdat er voor haar huis camera’s werden opgehangen en zij daar niet van was gediend. Verdachte heeft dat als een noodsituatie heeft ervaren, mede omdat zij in mei 2016 slachtoffer was geworden van een ernstige mishandeling en van de wijkagent had gehoord dat zij bij noodsituaties het alarmnummer 112 kon bellen. Nadat de centralist haar heeft gezegd dat er geen sprake was van een levensbedreigende situatie en het gesprek heeft beëindigd, heeft verdachte nog zes keer alarmnummer 112 gebeld en in die gesprekken verzocht om de dienstnummers en namen van de centralisten. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte geschetste situatie – het ophangen van een camera – geen acuut levensbedreigende situatie vormt waar het gebruik van het alarmnummer voor is bedoeld. Daarnaast geeft verdachte met het aanhoudend opnieuw bellen, terwijl haar al was aangezegd dat dit geen noodsituatie was, blijk van het bewust opzettelijk zonder noodzaak bellen van het alarmnummer en kan zij het (mogelijk) door de wijkagent gegeven advies niet langer tegenwerpen.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 18 juni 2015 tot en met 7 november 2016 te Delden, gemeente
Hof van Twente, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, door die [slachtoffer 1] meermalen op te bellen en brieven te sturen;
3.
zij in de periode van 3 februari 2014 tot en met 14 november 2016 te Delden, gemeente Hof van Twente, meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij meermalen via de website van Vitens doorgegeven dat het verbruik van het water 0 kubieke meter was, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 14 november 2016 te Delden, gemeente Hof van Twente, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen stroom toebehorende aan Enexis;
5.
zij op 12 juli 2016 tussen 12.42 uur en 12.51 uur te Delden, gemeente Hof van Twente, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, zeven keer gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 142, 225, 285b en 310 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: belaging;
feit 3
het misdrijf: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: diefstal;
feit 5
het misdrijf: opzettelijk zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse misdrijven. Naast het belagen van haar buren heeft zij zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte door als meterstand van haar waterverbruik meerdere jaren ‘0’ op te geven, heeft zij gedurende een periode van bijna twee jaren diefstal van stroom gepleegd en heeft zij op enig moment binnen een tijdsbestek van nog geen tien minuten zonder noodzaak tot zeven keer toe het alarmnummer 112 gebeld.
De rechtbank acht van belang voor de strafoplegging dat vooral aangeefster [slachtoffer 1] veel leed is aangedaan. Zij heeft in geruime tijd in een situatie gezeten waarin zij werd belaagd door verdachte waardoor haar rust en privacy zijn geschaad en haar vrees is aangejaagd. Verdachte heeft aangeefster meermalen gebeld en heeft haar brieven gestuurd.
Bij dit soort kwalijke strafbare feiten ontstaan voor slachtoffer dreigende situaties; zij weten immers niet of en zo ja, wanneer weer gebeld wordt of nieuwe brieven komen. Iedere keer worden zij er weer door overvallen en slachtoffers voelen zich machteloos. Deze strafbare feiten maken dan ook grote inbreuk op iemands leven.
Ook de gepleegde vermogensdelicten zijn naar het oordeel van de rechtbank zeer kwalijke feiten. Het betreft immers geen incidentele strafbare feiten maar feiten die over een langere periode en bij voortduring zijn gepleegd en die bovendien een bewuste handeling van de verdachte hebben gevraagd. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onnodig bellen van het alarmnummer 112. Hierdoor heeft verdachte mogelijk andere spoedeisende gevallen de mogelijkheid ontnomen om de hulpdiensten te kunnen bereiken.
Uit het dossier in de onderhavige strafzaak is naar voren gekomen dat sprake is van jarenlange overlast door verdachte in de buurt waar zij woont. Soms is zij slachtoffer, maar dat wordt veelal veroorzaakt door haar eigen eerdere strafbare en anderszins hinderlijke gedrag. Het is de rechtbank gebleken dat haar justitiële documentatie inmiddels uit veertien pagina’s bestaat. Tegen de jarenlange overlast is al veel ondernomen maar die inspanningen lijken niet tot resultaat te leiden. De rechtbank acht het van belang dat de overlast die verdachte veroorzaakt ophoudt en gezien de ernst en de aard van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur recht doet aan de gepleegde feiten.
Bij het bepalen van de duur van die straf houdt de rechtbank ook rekening met de persoon van verdachte en met hetgeen over haar door de deskundigen in hun rapportages is beschreven. Over de persoonlijkheid van verdachte is inmiddels meer bekend. Zo blijkt uit het Pro Justitia-rapport van drs. A.N. Hoogland, GZ-psycholoog, van 30 december 2016 dat bij verdachte sprake van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis die gekenmerkt wordt door een acuut gevoeld ongemak bij en een verminderd vermogen tot het hebben van hechte relaties, cognitieve of perceptuele vertekeningen en excentriciteit in het gedrag. En er is preoccupatie met het geloof. Volgens de psycholoog heeft verdachte geen zelfinzicht en legt zij de oorzaak van problemen buiten zichzelf. Zij is achterdochtig naar haar omgeving en leeft een geïsoleerd leven. Vanwege de problemen is verdachte onvoldoende in staat geweest tot het maken van adequate weloverwogen keuzes en is zij volgens de psycholoog verminderd toerekeningsvatbaar geweest. Omdat verdachte niet of onvoldoende wil meewerken aan behandeling, bestaat er een groot gevaar voor herhaling van delictgedrag, aldus de psycholoog, die heeft geadviseerd tot een gedwongen opname van verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek voor behandeling en nadere diagnostiek gedurende een periode van minimaal een jaar, waarbij als juridisch kader een voorwaardelijk strafdeel met een proeftijd van drie jaar als forse stok achter de deur kan fungeren.
Ook de reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Uit haar rapport van 17 februari 2017 blijkt dat verdachte sinds 26 januari 2017 in de FPK in Assen verblijft en dat verdachte star en manipulatief is. Soms heeft verdachte heldere momenten heeft, maar in het algemeen heeft zij geen inzicht heeft in haar problematiek. De FPK in Assen heeft destijds voorgesteld verdachte over te plaatsen naar een kliniek waar meer aansluiting is bij haar geloofsovertuiging (de kliniek Pro Persona in Wolfheze), en welke plek een positief
effect op verdachte zou kunnen hebben en daarmee de kans op recidive zou kunnen
verminderen. Ondanks dat er destijds daar een plek voor haar zou zijn, is verdachte niet naar Por Persona gegaan en verblijft zij nog steeds in de FPK Assen. Uit het reclasseringsrapport van 8 mei 2017 blijkt dat verdachte nader is onderzocht, waarbij is gebleken dat er sprake is van krimp van de hersenen van verdachte. Verdere beeldvorming hierover is essentieel voor de prognose en voor de objectivering van het gedrag, zo heeft de FPK gesteld en ook is verdere diagnostiek nodig om verdachte in een goede setting te kunnen begeleiden.
Ondanks dat de FPK verdachte als onbehandelbaar beschouwt, heeft de FPK een behandelplan opgesteld, bestaande uit nader medisch onderzoek van verdachte en het aanvragen van een rechterlijke machtiging zodat zij opgenomen kan worden op een meer specialistische plek voor verdere neuropsychiatrische diagnostiek. Gelet op de inhoud van het rapport heeft de reclassering geadviseerd om verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een klinische opname.
Gezien de inhoud van de rapportages is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Verdachte heeft behandeling nodig; niet alleen vanwege het gevaar voor herhaling van strafbare feiten, maar ook voor zichzelf en zal het gevaar voor herhaling kunnen worden verminderd.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vijf en een halve maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd waarbij de rechtbank de duur van de klinische opname zal bepalen op maximaal achttien maanden.
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank ziet gezien de aard van de bewezenverklaarde feiten geen mogelijkheden om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank acht het wel van belang dat verdachte op geen enkele wijze meer contact zal leggen met het slachtoffer [slachtoffer 1] . De door de officier van justitie op grond van artikel 38v Sr gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel zal de rechtbank dan ook opleggen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen met [slachtoffer 1] en dat zij zich niet zal bevinden in en nabij de woning van [slachtoffer 1] . Voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet zal vervangende hechtenis voor de duur van één week worden toegepast, met een maximum van zes maanden. Deze maatregel zal gelden voor de duur van twee jaren. De rechtbank is voorts van oordeel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens genoemde [slachtoffer 1] .
9. De schade van benadeelden
9.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis B.V., gevestigd te ’s-Hertogenbosch, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
Namens Enexis is [getuige] , advocaat te Zwolle, opgetreden. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 11.730,33 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • verbruik elektriciteit € 8.689,05;
  • diverse kosten € 1.563,75;
  • buitengerechtelijke kosten en proceskosten € 1.477,53.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat, nu het tenlastegelegde feit volgens hen niet bewezen kan worden, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering niet voldoende is onderbouwd, omdat de benadeelde partij is uitgegaan van een langere periode dan de tenlastegelegde periode.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk is. Het tenlastegelegde feit 4 waar de vordering betrekking op heeft acht de rechtbank bewezen en door de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De benadeelde partij heeft de vordering gebaseerd op een afname van elektriciteit in de periode van februari 2014, zijnde de maand waarin de stroommeter is geplaatst, tot en met
14 november 2016, zijnde het moment waarop is geconstateerd dat de stroom buiten de meter om is afgenomen. De rechtbank is van oordeel dat nu de bewezenverklaarde periode ziet op de periode van 1 januari 2015 tot en met 14 november 2016 de vordering naar rato toewijsbaar is, nu de vordering voor het overige is onderbouwd. De post ‘verbruik elektriciteit’ zal de rechtbank dan ook bepalen op een bedrag van € 5.925,--.
De diverse gevorderde kosten van € 1.563,75 zal de rechtbank eveneens toewijzen nu deze kosten niet zijn betwist en deze kosten niet gerelateerd zijn aan de bewezenverklaarde periode. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 8.366,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 november 2016.
De rechtbank zal verdachte daarnaast veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De reeds gemaakte kosten van rechtsbijstand begroot de rechtbank op (2 punten à
€ 250,--) € 500,--.
De rechtbank zal de benadeelde partij zal in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 4 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3, 4 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 4 diefstal;
feit 5 opzettelijk zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat verdachte geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling gedurende een periode van maximaal achttien maanden laat opnemen in de FPK Assen of een soortgelijke intramurale instelling zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van de behandeling door of namens de directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt op de navolgende
vrijheidsbeperkende maatregelaan verdachte:
beveelt dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
beveelt dat verdachte zich niet zal bevinden nabij de woning van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat deze maatregel geldt voor de duur van twee jaren;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis voor de duur van één week wordt toegepast, met een maximum van zes maanden;
beveelt dat deze maatregel op grond van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis B.V. van een bedrag van € 8.366,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
14 november 2016;
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van rechtsbijstand door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 500,-- alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. G. van Eerden en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.