ECLI:NL:RBOVE:2017:2151

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
C/08/200009 / KG ZA 17-96
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot medewerking bij verkoop van de woning na echtscheiding

In deze zaak, die op 24 mei 2017 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde de vrouw, eiseres, dat zij gemachtigd zou worden tot het te gelde maken van de voormalige echtelijke woning, waar zij en de man, gedaagde, ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van zijn. De vrouw, die met de kinderen in een huurwoning woont, stelde dat de man weigerde mee te werken aan de verkoop van de woning, terwijl deze leegstond en er een hypotheekachterstand was. De vrouw had de man verzocht om zijn medewerking aan de verkoop, maar dit was niet gebeurd. De man voerde verweer en stelde dat de kwestie in een bodemprocedure behandeld moest worden, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er aanleiding was voor een voorlopige voorziening. De rechter oordeelde dat de woning moest worden verkocht om verdere financiële schade te voorkomen en dat de vrouw gemachtigd werd om de verkoop te regelen zonder medewerking van de man. De rechter bepaalde ook dat de kosten van de verkoop door beide partijen gedeeld moesten worden en dat de netto-opbrengst van de verkoop gelijk verdeeld moest worden. De man werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom als hij niet meewerkte aan de bezichtigingen van de woning. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/200009 / KG ZA 17-96
Vonnis in kort geding van 24 mei 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Knobben te Deventer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.H. Mühlstaff te Deventer.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 april 2017
  • de fax van 13 april 2017 met producties van de man
  • de e-mail van 13 april 2017 met aanvullende producties van de vrouw
  • (het proces-verbaal van) de mondelinge behandeling d.d. 14 april 2017
  • de e-mail van de man d.d. 11 mei 2017 met het verzoek tot voorzetting van de mondelinge behandeling
  • de e-mail van de vrouw d.d. 12 mei 2017 met het verzoek vonnis te wijzen.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten2.1. Partijen zijn tot 22 mei 2014 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren.

2.2.
Partijen zijn thans nog ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de voormalig echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] (hierna te noemen de woning). Op deze woning rust een hypothecaire schuld aan ING Bank N.V. (hierna te noemen ING), waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. Aan de betreffende hypotheek is een beleggingsrekening gekoppeld.
2.3.
Partijen hebben tijdens hun huwelijk een lening afgesloten bij Defam B.V. (hierna te noemen Defam) in verband met de aanschaf van kunststof kozijnen voor de woning. In februari 2015 bedroeg het openstaande saldo van die lening € 14.728,09.
2.4.
De woning heeft in 2016 te koop gestaan voor een vraagprijs van € 129.000,00.
2.5.
De vrouw woont met de kinderen in een huurwoning. Zij draagt sinds de echtscheiding niet meer bij aan de hypotheeklasten van de woning.
2.6.
Op 5 september, 3 oktober en 29 december 2016 heeft ING brieven gestuurd vanwege een achterstand op de inleg van de aan de hypotheek gekoppelde beleggingsrekening. Deze brieven zijn gericht aan de man, maar verzonden naar het adres van de vrouw.
2.7.
Op 29 december 2016 bedroeg de achterstand op de beleggingsrekening
€ 1.623,47.
2.8.
Op 28 februari 2017 is de vrouw aangeslagen voor de gemeentelijke belastingen, zowel met betrekking tot de woning als met betrekking tot haar huurwoning.
2.9.
Bij brief van 10 maart 2017 heeft de raadsman van de vrouw bij de gemeente Deventer nagevraagd welke personen staan ingeschreven op het adres van de woning. Op 13 maart 2017 heeft de gemeente hierop kenbaar gemaakt dat er geen personen staan ingeschreven op dat adres.
2.10.
De raadsman van de vrouw heeft de man op 14 oktober 2016 en 10 maart 2017 tevergeefs verzocht mee te werken aan het te koop zetten van de woning.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis primair dat zij gemachtigd wordt tot het te gelde maken van de woning, met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is. Subsidiair vordert de vrouw de man te gelasten zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is. Zowel primair als subsidiair vordert de vrouw verder dat bepaald wordt dat:
- Paul Gruntjes van Tysma makelaardij te Deventer als bemiddelaar bij de verkoop optreedt (alleen subsidiair: indien partijen binnen veertien dagen na heden geen overeenstemming bereiken over de in te schakelen makelaar) en dat deze de vraag- en laatprijs bindend vaststelt, waarbij de vraagprijs ten hoogste € 155.000,00 kosten koper bedraagt en de laatprijs tenminste € 137.500,00 kosten koper,
- de man op straffe van verbeurte van een dwangsom zijn medewerking verleent aan bezichtigingen van de woning en hij daarbij niet aanwezig is,
- de man op straffe van verbeurte van een dwangsom verplicht is mee te werken aan het notarieel transport van de woning,
- partijen gehouden zijn ieder de helft van de kosten van de verkoop en levering van de woning te dragen,
- de hypothecaire geldlening bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost,
- de eventueel aan de hypothecaire geldlening verbonden polis(sen) van levensverzekeringen worden afgekocht en verrekend met de eventuele negatieve opbrengst uit verkoop,
- de netto-verkoopopbrengst gelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van partijen de helft van de restschuld zal dragen en betalen,
een en ander kosten rechtens. Meer subsidiair vordert de vrouw dat de voorzieningenrechter een beslissing neemt die hij in goede justitie zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
3.2.
De vrouw legt aan deze vorderingen het navolgende ten grondslag. De woning moet worden verkocht, maar de man weigert mee te werken aan een onderhandse verkoop, dit terwijl hij de woning niet kan overnemen. De woning staat leeg, hetgeen leidt tot verwaarlozing en waardedaling. Ook is er sprake van een achterstand op de hypotheek en voorkomen moet worden dat deze achterstand verder oploopt en dat de woning executoriaal verkocht moet worden. De vrouw draagt als enige de kosten van verzorging en opvoeding van de twee minderjarige kinderen van partijen en wordt nog steeds aangeschreven voor gemeentelijke heffingen met betrekking tot de woning. Zij moet naast haar werk als zelfstandige nog een andere baan hebben om rond te komen en door verkoop van de woning kan extra financiële ruimte gecreëerd worden. De vrouw hoeft geen genoegen meer te nemen met een onverdeelde boedel.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De man stelt zich primair op het standpunt dat er feitelijk sprake is van een boedelscheidingsprocedure en meent dat de onderhavige kwestie daarom in een bodemprocedure moet worden behandeld. Gelet op de ontstane achterstand op de aan de hypotheek gekoppelde beleggingsrekening en het feit dat de vrouw wordt aangeschreven tot voldoening van de aan de woning verbonden gemeentelijke lasten, terwijl zij niet meer in de woning woonachtig is, bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening vooruitlopend op de algehele verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, die kennelijk nog altijd niet heeft plaatsgehad.
4.2.
De man stelt dat hij de woning thans bewoont met zijn nieuwe partner en dat hij samen met haar getracht heeft de hypotheek – die volgens de onweersproken stelling van de vrouw € 153.500,00 bedraagt – op hun naam te krijgen. Volgens de man is dit niet gelukt vanwege de schuld bij Defam. De man is na de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld te onderbouwen dat hij, in het geval dat de lening bij Defam niet meer op zijn naam zou staan, de woning toegedeeld kan krijgen onder algeheel ontslag van de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De man heeft echter van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De voorzieningenrechter gaat daarom aan het betreffende verweer voorbij en gaat er van uit dat de man de hypotheek samen met zijn nieuwe partner niet kan overnemen. Dit betekent dat de woning dient te worden verkocht. Nu de man weigert aan een dergelijke verkoop mee te werken, zal de door de vrouw gevorderde machtiging tot het te gelde maken van de woning worden toegewezen. De omstandigheid dat de woning minder waard is dan de daarop rustende hypotheek, kan wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden. Er is immers sprake van een hypotheekachterstand en voorkomen moet worden dat de bank de woning executoriaal gaat verkopen. Daarnaast kan van de vrouw niet verlangd worden dat zij tezamen met de man nog langer in de onverdeeldheid blijft.
4.3.
De overige primaire vorderingen van de vrouw zullen als niet (voldoende) weersproken eveneens worden toegewezen, behoudens het navolgende.
4.4.
De vordering tot het verplichten van de man om zijn medewerking te verlenen aan het notarieel transport van de woning zal worden afgewezen, nu deze vordering reeds besloten ligt in de gevorderde machtiging tot het te gelde maken van de woning.
4.5.
De vordering met betrekking tot het aflossen van de hypothecaire geldlening uit de verkoopopbrengst van de woning zal eveneens worden afgewezen, aangezien het gebruikelijk is dat de notaris voor deze aflossing zorgdraagt. Er bestaat derhalve geen noodzaak tot het toewijzen van de betreffende vordering.
4.6.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt op de hierna te vermelden wijze.
4.7.
Aangezien partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt [eiseres] tot het te gelde maken van de woning aan de [adres] te [plaats] met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is, waaronder het voor gemeenschappelijke rekening verrichten van noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden, inschakeling van de makelaar en het notarieel transport van de woning aan de koper, zonder medewerking en/of handtekening van [gedaagde] ,
5.2.
bepaalt dat Paul Gruntjes van Tysma makelaardij te Deventer als bemiddelaar bij de verkoop optreedt en dat deze de vraag- en laatprijs bindend vaststelt, waarbij de vraagprijs ten hoogste € 155.000,00 kosten koper bedraagt en de laatprijs tenminste
€ [xxxxxx] kosten koper,
5.3.
veroordeelt de man om binnen één week na een verzoek daartoe van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan een bezichtiging van de woning, door de makelaar en de potentiële kopers toegang tot de woning te verlenen,
5.4.
veroordeelt de man niet aanwezig te zijn bij de bezichtigingen van de woning,
5.5.
bepaalt dat partijen gehouden zijn ieder de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering van de woning te dragen,
5.6.
bepaalt dat de eventueel aan de hypothecaire geldlening verbonden polis(sen) van levensverzekeringen worden afgekocht en verrekend met de eventuele negatieve opbrengst uit verkoop,
5.7.
bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst gelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van partijen de helft van de restschuld zal dragen en betalen,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.3 uitgesproken veroordeling voldoet en idem dito voor iedere keer dat hij niet aan de 5.4 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 per veroordeling is bereikt, in totaal € 50.000,00,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.