ECLI:NL:RBOVE:2017:2141

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
AK_ZWO_16_1847
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen stopzetting kinderopvangtoeslag en bewijsvoering van gemaakte kosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen de stopzetting van de kinderopvangtoeslag van eiseres over het jaar 2014. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiseres niet heeft kunnen aantonen hoe hoog de totale gemaakte kosten zijn en dat zij alle kosten daadwerkelijk heeft betaald. De zaak is gestart na een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen op 1 december 2014, waarin de kinderopvangtoeslag werd stopgezet. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 5 juli 2016. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. Tijdens de zitting op 1 maart 2017 is het beroep gevoegd behandeld met andere beroepen van eiseres. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres voorschotten kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor de opvang van haar kinderen bij een gastouder, maar dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd van de gemaakte kosten. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen uit de Wet kinderopvang en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die eisen dat de aanvrager van kinderopvangtoeslag moet kunnen aantonen dat de kosten zijn gemaakt en wat de hoogte ervan is. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van de Belastingdienst in stand kan blijven, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op de toeslag. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/1847

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.E. González Pérez,
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

gemachtigde: [naam].

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de kinderopvangtoeslag van eiseres over onder meer het jaar 2014 stopgezet.
Bij besluit van 5 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2017. Het beroep is gevoegd behandeld met de tevens door eiseres ingestelde beroepen met de zaaknummers AWB 16/1845 en AWB 16/1846. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting is de behandeling van de beroepen weer gesplitst en is in elke zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiseres heeft over het jaar 2014 voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen voor dagopvang van haar kinderen [kind 1] en [kind 2] bij een gastouder via gastouderbureau [gastouderbureau] te Eindhoven.
Op basis van de beschikbare gegevens heeft verweerder het recht op kinderopvangtoeslag van eiseres over dit jaar definitief vastgesteld.
Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Aan het bestreden besluit is onder meer ten grondslag gelegd dat eiseres met de overgelegde facturen en bankafschriften niet heeft aangetoond dat zij de kosten van kinderopvang over de maanden januari 2014 tot en met september 2014 volledig heeft betaald.
3. Eiseres heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat zij de kosten heeft betaald en dat zij aan alle verplichtingen heeft voldaan om in aanmerking te komen voor de kinderopvangtoeslag.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Artikel 1.7 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) luidt:
"1. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1°. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2°. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3°. de soort kinderopvang.
(…)."
Artikel 18 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) luidt:
"1. Een belanghebbende, een partner en een medebewoner verstrekken de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
(…)."
4.2
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3064) volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wkkp, dat degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag, moet kunnen aantonen dat hij kosten van kinderopvang heeft gehad en wat de hoogte ervan is.
4.3
Gelet op deze rechtspraak is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit geval terecht heeft geconcludeerd dat eiseres met betrekking tot de over de maanden januari 2014 tot en met september 2014 genoten kinderopvang geen recht heeft op kinderopvangtoeslag, omdat zij niet heeft kunnen aantonen hoe hoog de totale gemaakte kosten zijn en dat zij alle kosten daadwerkelijk heeft betaald. Hierbij is het volgende van belang. Eiseres heeft in beroep weliswaar alsnog een plaatsingsoverzicht 2014 - behorende bij de overeenkomst - overgelegd, maar de in het plaatsingsoverzicht genoemde te hanteren uurtarieven sluiten niet aan bij de op de facturen vermelde uurtarieven. Verder mist er aansluiting tussen de opgevoerde facturen en de door eiseres verrichte betalingen en heeft verweerder terecht geconstateerd dat betalingen over periodes zijn verricht, terwijl pas nadien facturen over die betreffende periodes zijn opgemaakt. Ter zitting heeft eiseres ten aanzien van de gehanteerde afrekenmethodiek naar voren gebracht dat achteraf nog een eindafrekening wordt opgesteld waarbij verrekening plaatsvindt, maar hiervan is in de stukken niet gebleken. Gelet op het vorenstaande is de hoogte van de totale kosten kinderopvang onbekend en is voorts onduidelijk of eiseres de volledige kosten van de kinderopvang over de maanden januari 2014 tot en met september 2014 heeft betaald. Reeds om deze reden kan het bestreden besluit in stand blijven.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. H. Richart, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.