ECLI:NL:RBOVE:2017:2115

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
08/770046-17(P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar en opzetheling van gestolen goederen

Op 23 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige man uit Hengelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en een schadevergoeding van 350 euro aan zijn slachtoffer. De man was schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar en opzetheling van gestolen goederen. De zaak kwam aan het licht na een incident op 24 januari 2017, waarbij de verdachte zich in een slaapkamer had verschanst en zich verzette tegen zijn aanhouding. Tijdens de aanhouding heeft hij met een houten lat naar de agent geslagen, wat resulteerde in een gekneusd jukbeen en een hersenschudding bij de agent. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de kans op zwaar lichamelijk letsel bij de agent en dat hij opzettelijk handelde. Daarnaast was de verdachte betrokken bij inbraken en het helen van gestolen goederen, waaronder een laptop en een Apple Macbook Pro. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de agent, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogens- en geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770046-17(P)
Datum vonnis: 23 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 mei 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.A. Reah en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:(primair) geprobeerd heeft een politieambtenaar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel (subsidiair) een politieambtenaar heeft mishandeld;
feit 2:(primair) in een woning heeft ingebroken, dan wel (subsidiair) een laptop heeft geheeld;
feit 3:(primair) in een woning heeft ingebroken, dan wel (subsidiair) een Apple Macbook heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Hengelo (O), althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar,
te weten [slachtoffer] , werkzaam bij de politie-eenheid Oost-Nederland,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, toen die
voornoemde [slachtoffer] de deur waarachter verdachte zich bevond probeerde te
forceren, (met kracht) met een (houten) lat/stok door (een gat in) de deur in
de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken/gestoten/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Hengelo (O), althans in Nederland, een
ambtenaar van de politie-eenheid Oost-Nederland, [slachtoffer] , gedurende en/of
terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld
door toen die voornoemde [slachtoffer] de deur waarachter verdachte zich bevond
probeerde te forceren, (met kracht) met een (houten) lat/stok door (een gat
in) de deur in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te
steken/stoten/duwen, waardoor deze letsel (te weten een wond/snee onder het
oog en/of een gekneusd jukbeen) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 25 december tot en met 26
december 2016 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1] ) heeft weggenomen diverse goederen, te weten: een laptop en/of een tablet en/of een handtas inhoudende een ID kaart en/of een bankpas en/of 20 euro contant geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 25 december tot en met 28
december 2016 te Hengelo (O), althans in Nederland, een goed, te weten een
laptop heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist of
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof;
3.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 22 december tot en met 23
december 2016 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft
weggenomen diverse goederen, te weten: een Apple Macbook Pro en/of een
portemonnee inhoudende een OV-kaart en/of een studentenkaart en/of een pinpas
en/of een creditcard en/of een verzekeringsbewijs en/of een rijbewijs en/of
een bonuskaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 22 december tot en met 26
december 2016 te Hengelo, althans in Nederland, een goed, te weten een Apple
Macbook Pro heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij
ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 subsidiair,
2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsman heeft, evenals de officier van justitie geconcludeerd tot een bewezenverklaring van de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten, waarbij de raadsman zich met betrekking tot de vraag of sprake is van opzet- dan wel schuldheling, refereert aan het oordeel van de rechtbank. Anders dan de officier van justitie, is de raadsman van mening dat, ingevolge het voorwaardelijk opzetcriterium, het onder 1 primair tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit ziet de rechtbank zich voor
de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op de zware mishandeling van [slachtoffer] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier het zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Hierbij zijn de omstandigheden van het geval van belang.
De rechtbank stelt in dit verband het volgende vast.
Nadat verdachte, die zich in de woning van zijn moeder had verschanst in een afgesloten slaapkamer, door verschillende opsporingsambtenaren, onder wie verbalisant [slachtoffer] , gedurende ongeveer een half uur, herhaaldelijk tevergeefs was gesommeerd de deur van de kamer te openen, is door verbalisant [slachtoffer] met een zogenaamde bok tegen de deur gebeukt waardoor er, op borsthoogte, een gat in die deur ontstond. Op het moment dat [slachtoffer] zich met zijn gezicht voor dit gat bevond, werd door verdachte, in een poging zich aan zijn aanhouding te onttrekken, welbewust en met kracht een houten lat met een lengte van ongeveer een meter door het ontstane gat gestoken, waarbij [slachtoffer] net onder het rechteroog door de lat werd geraakt en lichamelijk letsel opliep.
Verdachte heeft verklaard dat hij wanneer hij door het gat in de deur keek, niet kon zien wat zich aan de andere kant van de deur bevond, dat hij als het ware in een donker gat keek. Verdachte heeft ook verklaard dat, op het moment dat hij met de stok door het gat stak, de emoties bij hem inmiddels behoorlijk waren opgelopen. De rechtbank overweegt op dit punt nog dat tekenend voor de toestand waarin verdachte verkeerde, was dat de agenten hem na het incident met de lat tot tweemaal toe moesten pepperen met pepperspray voordat zij hem konden aanhouden. Door in een dergelijke opgefokte toestand, lukraak en met kracht, een houten lat door een zich op borsthoogte bevindend gat te steken, wetende dat zich daarachter personen bevinden die bezig zijn met die deur en die dus ook met hun borst en dus ook met hun hoofd in de buurt van dat gat verkeren, kennelijk met het enkele doel die personen dan wel één van hen te raken of af te schrikken om dichterbij te komen omdat men dan geraakt kan worden, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn toedoen zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan bij één van de zich achter dat gat bevindende personen. Aangever is daarbij inderdaad geraakt in het gezicht. Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam, waar makkelijk ernstig letsel kan optreden ingeval men daar met kracht wordt geraakt door een hard voorwerp.
De rechtbank merkt in dit verband tot slot nog op dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich op het moment van steken met de lat realiseerde dat hij daarbij mogelijk iemand zou raken en er door zijn toedoen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan bij een ander.
Nu verdachte de hem onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft bekend en door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank, conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
ten aanzien van feit 1 primair:
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatst volzin, Sv;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 januari 2017, pagina’s 178 t/m 181.
ten aanzien van de feiten 2 subsidiair en 3 subsidiair:
1.
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 26 december 2016, pagina 126;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 23 december 2016, pagina’s 166 en 167;
3.
het proces-verbaal van bevindingen van 30 december 2016, pagina’s 164 en 165;
4.
het proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 29 december 2016, pagina’s 28 t/m 32.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 24 januari 2017 te Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , werkzaam bij de politie-eenheid Oost-Nederland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, toen die voornoemde [slachtoffer] de deur waarachter verdachte zich bevond probeerde te forceren, met een houten lat door een gat in de deur in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 25 december tot en met 28 december 2016 te Hengelo (O), een goed, te weten een laptop, heeft voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in de periode van 22 december tot en met 26 december 2016 te Hengelo, een goed, te weten een Apple Macbook Pro, heeft voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 302, 304 jo 45 en 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feiten 2 subsidiair en 3 subsidiair
telkens het misdrijf: opzetheling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met inachtneming van de LOVS-richtlijnen, te volstaan met een gevangenisstraf van drie maanden en twee weken. Gelet op het bepaalde in artikel 67 lid 3 Sv heeft de raadsman bovendien opheffing van verdachtes voorlopige hechtenis verzocht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Het dient verdachte ernstig worden aangerekend dat hij zich op agressieve wijze aan zijn aanhouding heeft proberen te onttrekken. Dat het daarbij ontstane letsel bij verbalisant [slachtoffer] beperkt is gebleven tot een beschadiging van de huid bij het jukbeen en schaafwonden in het gezicht, is, met name gelet op de plaats waar het letsel is ontstaan, te weten op korte afstand van het rechteroog, niet de verdienste van verdachte geweest.
Met name agressieve gedragingen tegenover opsporingsambtenaren dienen als ernstig te worden aangemerkt. Publieke ambtsdragers die belast zijn met het opsporen van strafbare feiten en/of het handhaven van de openbare orde moeten in hun veelal in moeilijke situaties te verrichten werkzaamheden, onvoorwaardelijk worden beschermd en hun werk onverstoorbaar en zonder enige vorm van tegenwerking kunnen doen. Dat de gebeurtenis impact op hem heeft gehad, heeft verbalisant [slachtoffer] treffend ter terechtzitting beschreven.
Verdachte heeft met zijn handelwijze de grenzen van het toelaatbare in ernstige mate overschreden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het helen van goederen. Door zich te profileren als afzetadres van gestolen goederen levert hij een belangrijke bijdrage aan het in stand houden van vermogenscriminaliteit en de in verband daarmee ontstane gevoelens van onrust en onveiligheid bij de gedupeerden.
De rechtbank heeft tenslotte bij de straftoemeting betrokken het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister van 23 maart 2017, eerder ter zake vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld.
Alle relevante feiten omstandigheden in deze zaak afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [adres 3] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit betreft immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verklaard dat hij ter zake de vordering van de benadeelde partij geen verweer zal voeren.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 350,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair telkens het misdrijf: opzetheling;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.