4.2.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit ziet de rechtbank zich voor
de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op de zware mishandeling van [slachtoffer] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier het zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Hierbij zijn de omstandigheden van het geval van belang.
De rechtbank stelt in dit verband het volgende vast.
Nadat verdachte, die zich in de woning van zijn moeder had verschanst in een afgesloten slaapkamer, door verschillende opsporingsambtenaren, onder wie verbalisant [slachtoffer] , gedurende ongeveer een half uur, herhaaldelijk tevergeefs was gesommeerd de deur van de kamer te openen, is door verbalisant [slachtoffer] met een zogenaamde bok tegen de deur gebeukt waardoor er, op borsthoogte, een gat in die deur ontstond. Op het moment dat [slachtoffer] zich met zijn gezicht voor dit gat bevond, werd door verdachte, in een poging zich aan zijn aanhouding te onttrekken, welbewust en met kracht een houten lat met een lengte van ongeveer een meter door het ontstane gat gestoken, waarbij [slachtoffer] net onder het rechteroog door de lat werd geraakt en lichamelijk letsel opliep.
Verdachte heeft verklaard dat hij wanneer hij door het gat in de deur keek, niet kon zien wat zich aan de andere kant van de deur bevond, dat hij als het ware in een donker gat keek. Verdachte heeft ook verklaard dat, op het moment dat hij met de stok door het gat stak, de emoties bij hem inmiddels behoorlijk waren opgelopen. De rechtbank overweegt op dit punt nog dat tekenend voor de toestand waarin verdachte verkeerde, was dat de agenten hem na het incident met de lat tot tweemaal toe moesten pepperen met pepperspray voordat zij hem konden aanhouden. Door in een dergelijke opgefokte toestand, lukraak en met kracht, een houten lat door een zich op borsthoogte bevindend gat te steken, wetende dat zich daarachter personen bevinden die bezig zijn met die deur en die dus ook met hun borst en dus ook met hun hoofd in de buurt van dat gat verkeren, kennelijk met het enkele doel die personen dan wel één van hen te raken of af te schrikken om dichterbij te komen omdat men dan geraakt kan worden, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn toedoen zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan bij één van de zich achter dat gat bevindende personen. Aangever is daarbij inderdaad geraakt in het gezicht. Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam, waar makkelijk ernstig letsel kan optreden ingeval men daar met kracht wordt geraakt door een hard voorwerp.
De rechtbank merkt in dit verband tot slot nog op dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich op het moment van steken met de lat realiseerde dat hij daarbij mogelijk iemand zou raken en er door zijn toedoen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan bij een ander.
Nu verdachte de hem onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft bekend en door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank, conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
ten aanzien van feit 1 primair:
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatst volzin, Sv;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 januari 2017, pagina’s 178 t/m 181.
ten aanzien van de feiten 2 subsidiair en 3 subsidiair:
1.
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 26 december 2016, pagina 126;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 23 december 2016, pagina’s 166 en 167;
3.
het proces-verbaal van bevindingen van 30 december 2016, pagina’s 164 en 165;
4.
het proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 29 december 2016, pagina’s 28 t/m 32.