ECLI:NL:RBOVE:2017:2110

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
192756 HAZA 16-460
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Haar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht in geschil over betalingsverplichtingen uit koopovereenkomsten tussen LaRoTi B.V. en gedaagden

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, heeft eiseres LaRoTi B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden, bestaande uit een vennootschap en twee natuurlijke personen, met betrekking tot onbetaalde facturen. De partijen hebben gedurende enige tijd een zakelijke relatie onderhouden, waarbij zij zich bezighielden met de inkoop, import en verkoop van auto’s. De zakelijke relatie eindigde in 2014. LaRoTi vordert hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van een bedrag van € 48.347,50, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat zij de auto’s niet van LaRoTi hebben gekocht en dat de facturen niet zijn verzonden zoals door LaRoTi gesteld.

De rechtbank overweegt dat LaRoTi de bewijslast draagt voor het bestaan van de (koop)overeenkomsten die aan de facturen ten grondslag liggen. LaRoTi heeft aangeboden bewijs te leveren door getuigenverklaringen. De rechtbank heeft bepaald dat LaRoTi moet bewijzen dat de facturen zijn gebaseerd op geldige (koop)overeenkomsten. Indien LaRoTi hierin niet slaagt, zullen haar vorderingen worden afgewezen. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven voor het oproepen van getuigen en het indienen van bewijsstukken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/192756 / HA ZA 16-460
Vonnis van 26 april 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAROTI B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres,
advocaat mr. M.M.J. Arts te Groningen,
tegen
1. vennootschap onder firma
[gedaagde 1] ,
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. W. Hogenkamp te Meppel.
Partijen zullen hierna LaRoTi en [gedaagde 1 c.s.] genoemd worden. Gedaagden individueel zullen worden aangeduid als [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 januari 2017
  • de akte vermeerdering van eis van 27 februari 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 maart 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
LaRoTi en [gedaagde 1 c.s.] hebben gedurende enige tijd zaken met elkaar gedaan, waarbij zij zich bezig hielden met de inkoop, import en verkoop van auto’s. Hun zakelijke relatie is geëindigd in 2014.

3.Het geschil

3.1.
LaRoTi vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tot betaling van de hoofdsom van € 48.347,50, de wettelijke handelsrente tot en met 27 februari 2017 van € 14.999,54 en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.258,47, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 27 februari 2017 en proceskosten.
3.2.
[gedaagde 1 c.s.] betwist de vordering van LaRoTi en voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
LaRoTi stelt dat [gedaagde 1 c.s.] is tekortgeschoten in zijn betalingsverplichting van vijf verschillende facturen:
Volkswagen Golf (…16337): € 15.800,00
Volkswagen Golf (…15216): € 13.400,00
Provisie inzake auto (…03644): € 1.000,00
Provisie 2013: € 14.650,00
Aandeel in transportkosten 2013: € 3.497,50
Aan deze facturen liggen koopovereenkomsten dan wel afspraken over verdeling van kosten of provisie ten grondslag, aldus LaRoTi. LaRoTi onderbouwt de facturen onder ii tot en met v met een afschrift uit haar administratie (grootboek). De facturen onder iii en iv worden onderbouwd met de stelling dat uit de betalingen van provisie in 2014 blijkt dat er afspraken over provisie tussen partijen golden. Ter zitting heeft LaRoTi aangegeven een en ander met getuigenverklaringen te willen bewijzen.
4.2.
[gedaagde 1 c.s.] betwist de vorderingen gemotiveerd. [gedaagde 1 c.s.] stelt de genoemde auto’s niet (van LaRoTi) te hebben gekocht, deze auto’s komen in de boekhouding van [gedaagde 1 c.s.] niet voor. Daar waar er provisie- en transportafspraken waren, zijn die onmiddellijk nagekomen. [gedaagde 1 c.s.] betwist het bestaan van andere afspraken. [gedaagde 1 c.s.] vindt de vordering en de boekhouding van LaRoTi ongeloofwaardig en wijst daarbij onder andere op de geruime tijd tussen de factuurdata (alle eind 2013/begin 2014) en de eerste herinnering die [gedaagde 1 c.s.] ontving (begin 2016), waarbij [gedaagde 1 c.s.] betwist dat de facturen op de factuurdata aan haar verzonden zijn. [gedaagde 1 c.s.] heeft voor het eerst kennis genomen van de facturen door ontvangst van de herinnering in 2016.
4.3.
De rechtbank overweegt het volgende. LaRoTi kan alleen aanspraak maken op voldoening van haar facturen door [gedaagde 1 c.s.] wanneer zij met [gedaagde 1 c.s.] een (koop)overeenkomst heeft gesloten. Dat dat zo is, is door LaRoTi gesteld, maar gemotiveerd door [gedaagde 1 c.s.] betwist. Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op LaRoTi de bewijslast van het bestaan van (koop)overeenkomsten, op grond waarvan [gedaagde 1 c.s.] een betalingsverplichting zou hebben.
4.4.
LaRoTi zal conform het daartoe door haar gedane bewijsaanbod worden opgedragen te bewijzen dat aan de facturen genoemd onder 4.1, i tot en met v (koop)overeenkomsten ten grondslag lagen, op grond waarvan [gedaagde 1 c.s.] tegenover LaRoTi een betalingsverplichting heeft. Wanneer LaRoTi niet in het leveren van dat bewijs slaagt, zullen haar vorderingen worden afgewezen.
4.5.
De rechtbank laat het verweer van [gedaagde 1 c.s.] , inhoudende dat (alles) betaald is, vooralsnog onbesproken.
4.6.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.7.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt LaRoTi op te bewijzen dat aan de facturen genoemd onder 4.1, i tot en met v (koop)overeenkomsten ten grondslag lagen, op grond waarvan [gedaagde 1 c.s.] tegenover LaRoTi een betalingsverplichting heeft,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 mei 2017voor uitlating door LaRoTi of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat LaRoTi, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat LaRoTi, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen en donderdagen in de maanden juni tot en met augustus 2017 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. K. Haar in het gerechtsgebouw te Zwolle aan Schuurmanstraat 2,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Haar en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017. [1]

Voetnoten

1.type: