4.1Inleiding
Medeverdachte in deze zaak [verdachte 1] werkt sinds 1976 als ambtenaar in loondienst bij de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: de RuG). Vanaf 2006 bekleedt hij de functie van Hoofd Technisch Beheer. Op zijn afdeling werkten ten tijde van zijn verhoor (25 januari 2016) 22 werknemers, waarvan acht gedetacheerde werknemers. Verdachte [verdachte 1] is als leidinggevende voor deze mensen verantwoordelijk.
Verdachte [verdachte 6] is directeur van [bedrijf 13] N.V., [bedrijf 14] B.V., [bedrijf 15] B.V., [bedrijf 16] B.V. en [bedrijf 17] N.V.
[verdachte 1] kent verdachte via zijn werk en over de bedrijven van verdachte heeft [verdachte 1] verklaard dat zij vaste bedrijven zijn waarmee de RuG in de ten laste gelegde periode samenwerkte. Zij voerden in die periode regelmatig klussen uit voor de RuG. Zij hebben specifieke kennis over de gebouwen en installaties van de RuG.
[verdachte 7] (hierna: [verdachte 7]) is directeur van [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 8].Ook deze bedrijven werkten in de tenlastegelegde periode als opdrachtnemer voor de RuG, als klussenbedrijf en technische installateurs. Daarnaast doen zij diverse inspecties en zijn er zzP'ers werkzaam via [bedrijf 4]. Over [verdachte 7] heeft verdachte [verdachte 1] verklaard dat hij een soortgelijke relatie met hem heeft als met [verdachte 6].
a en b.
Het dienstverband en loon van [verdachte 2]
, de zoon van [verdachte 1], stond vanaf 2008 tot en met 25 januari 2016 op de loonlijst van de bedrijven van [verdachte 6] en [verdachte 7].
Aan [verdachte 2] zijn blijkens de loonstroken de volgende bruto salarissen uitbetaald:
2008 [bedrijf 14] BV ([verdachte 6]) 28.568
2009 [bedrijf 14] BV ([verdachte 6]) 39.879
2010 [bedrijf 14] BV ([verdachte 6]) 15.394
[bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 24.321
2011 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 40.548
2012 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 11.175
[bedrijf 4] VOF ([verdachte 7]) 20.502
[bedrijf 4] BV ([verdachte 7]) 23.515
2013 [bedrijf 15] ([verdachte 6]) 3.044
[bedrijf 4] BV ([verdachte 7]) 44.715
2014 [bedrijf 17] ([verdachte 6]) 4.990
[bedrijf 4] BV ([verdachte 7]) 45.704
2015 [bedrijf 4] BV ([verdachte 7]) 29.369
---------
331.724
Aan [verdachte 2] zijn blijkens de loonstroken de volgende netto salarissen uitbetaald:
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2008 18.700,12
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2009 25.774,77
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2010 25.529,78
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2011 25.973,17
Ontvangen netto-loon via [bedrijf 4] ([verdachte 7]) in 2012 27.744,50
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2012 6.799,68
Ontvangen netto-loon via [bedrijf 4] ([verdachte 7]) in 2013 30.383,90
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2013 1.878,52
Ontvangen netto-loon via [bedrijf 4] ([verdachte 7]) in 2014 6.544,34
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2014 31.178,97
Ontvangen netto-loon via [bedrijf 4] ([verdachte 7]) in 2015 26.893,65
[verdachte 2] heeft vanaf 1 september 2007 tot en met 2010 een voltijdse opleiding (vastgoed en makelaardij) gevolgd aan de Hanze Hogeschool in Groningen.
In 2010 en 2011 heeft [verdachte 2] stage gelopen bij GGZ Drenthe. Hij heeft daarvoor een netto salaris ontvangen van respectievelijk 579,51 euro en 359,18 euro.
Blijkens loonstroken van Youngcapital Payrol B.V. heeft [verdachte 2] in 2015 elders (bij de ING) gewerkt en in verband daarmee een bruto salaris van 12.228 euro ontvangen.
Doorfacturering van de salariskosten binnen de bedrijven van [verdachte 6] en [verdachte 7] vond als volgt plaats. In de periode 2008 t/m 2011 werd gefactureerd van [bedrijf 13] N.V. ([verdachte 6]) naar [bedrijf 16] B.V. ([verdachte 6]), van daaruit naar [bedrijf 4] B.V. ([verdachte 7]). Vanuit [bedrijf 4] B.V. werd met een verhoging van 10% gedeclareerd bij de RUG. Vanaf 2012 werd rechtstreeks door [bedrijf 4] B.V. gedeclareerd.
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Er moesten omstandigheden gecreëerd worden zodat mijn zoon een huis kon kopen. Ik maakte zelf fake-opdrachten aan gericht aan [bedrijf 13] en ondertekende deze. Ik heb urenbriefjes van [bedrijf 13] getekend. [verdachte 6] mocht gewoon factureren tegen uurtarief, dat was de afspraak. Dat is anders gegaan; er is gefactureerd via [verdachte 7].
Toen binnen de RuG geen zaken meer werden gedaan met [bedrijf 13] heb ik [verdachte 7] gevraagd: ”Kan [verdachte 2] bij jou onder dak?” Ik heb toen gezegd dat ik voor werk en opdrachten zou zorgen. Hier zijn ook fake-opdrachten voor gemaakt. De urenbriefjes gaf mijn zoon aan mij. Hij moest die briefjes invullen. De blanco urenbriefjes werden door iemand van de bedrijven van [verdachte 6] verstrekt. Het was afgesproken met [verdachte 6] dat [verdachte 2] de briefjes invulde. Om het kloppend te maken moest hij dat doen. Toen het met die urenbriefjes niet gedegen liep heb ik gezegd tegen [verdachte 6]. Kom maar met een pro-forma factuur, dan maak ik een fake opdracht aan. Dit heb ik alleen geregeld met [verdachte 6], niet met andere werknemers van de bedrijven van [verdachte 6].
[verdachte 2] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik heb de situatie geaccepteerd. Ik ontving meer geld voor werkzaamheden dan die ik uitvoerde. Ik heb het mijn vader eerlijk verteld. Ik heb nooit met [verdachte 6] over salaris gesproken. Dat heeft mijn vader gedaan. Ik denk dat mijn vader mijn salaris (2.100 euro netto) heeft afgestemd op het benodigde hypotheekbedrag. Ik heb in totaal 3 volle werkweken en 3 à 4 dagen gewerkt. In de periode juni 2010 tot en met april 2013 heb ik amper iets gedaan voor [bedrijf 13]. Het deed mij vermoeden dat er iets aan de achterkant mogelijk anders geregeld was. Ik durfde het mijn vader niet te vragen. Mijn vader wist dat ik niet continu aan het werk was. Ik besprak ook de angst om mijn woning te moeten verkopen met mijn vader.
Ik kreeg de blanco urenbriefjes van [naam 1]. Ik vulde die urenbriefjes in. Het urenbriefje zoals u mij dat eerder getoond heeft DOC-025 was een urenbriefje zoals ik dat had ingevuld. Dit urenbriefje was conform afspraak zo door mij ingevuld, alhoewel ik in deze periode wel werkzaamheden heb verricht, maar het sowieso niet conform de werkelijkheid was, omdat er meer uren staan vermeld dan ik heb gewerkt. Beide handtekeningen onder deze werkbon zijn van mij. Er was ondertekening nodig en ik was niet altijd op tijd en in de gelegenheid om mijn vader te vragen om de urenbriefjes te ondertekenen. In andere gevallen tekende mijn vader de urenbriefjes wel. Ik denk dat ik mijn vader heb gevraagd welke naam ik op de bon moest zetten en dat mijn vader deze naam had doorgegeven.
Onder DOC-024 t/m DOC-38 zijn een veertiental werkbonnen van [bedrijf 13] opgenomen, welke op naam zijn gesteld van [verdachte 2] en zijn voorzien van een handtekening “[verdachte 2]”. Op de bonnen is telkens een werkweek van 40 uur ingevuld. Als opdrachtgever is telkens vermeld Rijksuniversiteit Groningen of R.U.G. Ter uitvoering van de werkbonnen is telkens een factuur van [bedrijf 13] gericht aan [bedrijf 16] B.V. opgemaakt waarop telkens de werkuren en de naam [verdachte 2] zijn vermeld.
De toenmalige vriendin van [verdachte 2], [verdachte 3], heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 2] en ik waren niet gelukkig met de situatie. Wij kregen salaris voor een fulltime baan terwijl wij nooit fulltime werkten. [verdachte 2] was in 2009 bezig met zijn studie. In 2010 of 2011 heeft hij stage gelopen bij GGZ Drenthe. In de periode 2011-2014 was hij bezig met een opleiding als inspecteur asbestverwijdering.
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Dit is een standaard arbeidsovereenkomst. Volgens mij heeft [naam 2] de arbeidsovereenkomst met [verdachte 2] opgemaakt. Het salaris klopt wel. Er werden loonkosten van [verdachte 2] in rekening gebracht bij [verdachte 7].
[naam 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 1] zei dat zijn zoon bij ons ([bedrijf 13]) op de loonlijst moest komen en minimaal 1.700 euro netto per maand moest ontvangen. Ik gaf aan dat [verdachte 6] hier over ging, maar dat hij geen opvreters meer op de loonlijst wilde hebben. [verdachte 1] gaf aan dat er werkbriefjes met 40 uur in de week zouden komen en dat [bedrijf 13] daarvoor 40 euro uur per uur mocht factureren. [verdachte 6] wilde dat eerst niet, hij had geen behoefte aan een nieuwe opvreter bij het bedrijf. Nadat ik hem had uitgelegd dat het bedrijf er wel iets aan zou kunnen overhouden veranderde hij van mening. We konden dan per maand ruwweg 4 x 40 x 40 = 6.400 euro factureren en aan loonkosten zouden we ruim 3.000 euro kwijt zijn.
Op een gegeven moment ging het met 1 x per maand een bon, waarvan ik dan een factuur maakte. Ik gaf de factuur aan [verdachte 6], die ‘m persoonlijk aan [verdachte 1] gaf. Er werd gefactureerd bij de RUG.
c en d.
Het dienstverband en loon van [verdachte 3]
, de vriendin van de zoon van [verdachte 1], staat vanaf 2009 tot en met 2014 op de loonlijst van de bedrijven van [verdachte 6]. (1-PV)
Aan [verdachte 3] zijn blijkens de loonstroken de volgende bruto salarissen uitbetaald:
2009 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 2.138
2010 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 30.968
2011 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 37.267
2012 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 37.649
2013 [bedrijf 15] ([verdachte 6]) 13.313
8.29
[bedrijf 17] N.V. ([verdachte 6]) 8.290
2014 [bedrijf 17] N.V. ([verdachte 6]) 6.632
----------
136.257
Aan [verdachte 3] zijn blijkens de loonstroken de volgende netto salarissen uitbetaald:
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2009 518,80
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2010 21.518,82
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2011 24.073,96
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2012 24.499,94
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2013 19.062,11
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2014 4.661,22
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik heb [verdachte 6] gevraagd of hij werk voor [verdachte 3] had. Hiervoor geldt dezelfde gang van zaken als voor [verdachte 2]. Omdat ze het geld wel nodig had. Zijn de dienstverbanden vals? Ja met betrekking tot de doorfacturering aan de RuG zijn deze vals. Daarmee bedoel ik dat er geen werkzaamheden door haar t.b.v. de RuG zijn verricht. Alle loonkosten van zowel [verdachte 2] als [verdachte 3] in de jaren 2008 t/m 2015 zijn ten onrechte doorgefactureerd aan de RuG. Ik ben daar verantwoordelijk voor. De afspraak was met [verdachte 6] dat hij zelf de loonkosten van [verdachte 2] en [verdachte 3] zou doorfactureren. Er werd echter gefactureerd via [verdachte 7]. Ik heb blind geaccordeerd. Er zijn geen werkzaamheden door [verdachte 3] ten behoeve de RuG verricht.
[verdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: In de arbeidsovereenkomst staat 38 uur, maar ik werkte maar 20 uur. Ik kreeg wel fulltime salaris. Als [verdachte 6] geen projecten voor mij had kreeg ik gewoon volledig salaris overgemaakt. [verdachte 1] heeft een en ander met [verdachte 6] besproken. In 2010 en 2011 heb ik wel een aantal klussen voor [verdachte 6] gedaan, maar dat waren er niet veel. [verdachte 6] had niets voor mij te doen. De werkbonnen die u mij toont zijn door mij ingevuld en ondertekend. De omschrijving heb ik erop gezet. [verdachte 6] vroeg mij dit te doen. De bonnen geven weer dat ik 38 uur per week heb gewerkt. Dit klopt volgens mij niet. Het waren minder uren. Hoeveel weet ik niet. Ik hoefde het nooit te verantwoorden. Ik heb inderdaad werkbonnen ingevuld en daar uren op gezet die ik in werkelijkheid niet had gewerkt. Dat is fout. [verdachte 2] en ik waren niet gelukkig met de situatie. Wij kregen salaris voor een fulltime baan terwijl wij nooit fulltime werkten. [verdachte 2] weet dat ik mij schuldig voelde over het feit dat ik salaris kreeg waarvoor ik niet werkte. Ik weet dat personeel van [verdachte 6] werkzaamheden verricht voor de RuG.
Toen ik voor [verdachte 6] werkte regelde ik bijna alles met [verdachte 1]. Ik dacht dat [verdachte 1] in een positie zat om dat te doen, omdat hij ervoor zorgde dat [bedrijf 13] opdrachten kreeg van de RuG. Ik denk dat [verdachte 1] als tegenprestatie had geregeld dat [verdachte 6] mij salaris betaalde.
Onder DOC-128 t/m DOC-131 zijn een vijftiental werkbonnen van [bedrijf 13] opgenomen, welke op naam zijn gesteld van [verdachte 3] en zijn voorzien van een handtekening “[verdachte 3]”. Op de bonnen is telkens een werkweek van 38 uur ingevuld. Als werkomschrijving is telkens vermeld “Diverse werkzaamheden [verdachte 6]”. Ter uitvoering van de werkbonnen is telkens een factuur van [bedrijf 13] gericht aan [bedrijf 16] B.V. opgemaakt waarop telkens een totaalbedrag van 4.462,50 (inclusief B.T.W.) en de naam [verdachte 3] zijn vermeld.
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 3] heeft bij mij gewerkt. Zij is het vriendinnetje van [verdachte 2].
[naam 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 1] zei dat zijn zoon bij [bedrijf 13] op de loonlijst moest komen. Voor [verdachte 3] gold feitelijk hetzelfde. Zowel [verdachte 2] als zijn vriendin zijn niet bij ons bedrijf aan het werk geweest.
Ik ga er vanuit dat [verdachte 1] heeft geregeld dat [verdachte 3] in loondienst kwam bij [bedrijf 13]. Dit moet via [verdachte 6] zijn gegaan. Ik kreeg van hem te horen dat ik de RuG voor [verdachte 3] een factuur kon sturen.
[naam 2] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Wij kregen opdrachtbonnen van de RuG van [verdachte 1], waaromtrent het bij hem en bij ons duidelijk was dat de werkzaamheden niet behoefden te worden uitgevoerd. Het gaat om valse opdrachtbonnen, alleen bedoeld om de geldstroom van de RuG naar de bedrijven van [verdachte 6] mogelijk te maken. Dergelijke betalingen van de RuG staan mogelijk tegenover de door onze bedrijven (bedrijven van [verdachte 6]) gemaakte kosten in verband met het op de loonlijst hebben van [verdachte 2] en [verdachte 3]. [verdachte 3] heeft ongeveer 2 maanden bij ons gewerkt. Het was geen succes. Ik zei tegen [verdachte 6]: “Ik weet niet wat ik met dat meisje moet.” Ik moest me er maar mee redden.
We hebben de salarisbetaling aan [verdachte 2] en [verdachte 3] ook wel eens een tijd opgeschort omdat er geen opdrachtbon van de RuG binnenkwam. Dan zei [verdachte 6] tegen mij: “Betaal de salarissen nog maar even niet uit.” Ik wist van deze beide werknemers dus dat het geld eerst van de RuG moest komen.
e.
Inkoop, betaling en verkoopopbrengst van materiaal voor [verdachte 4]
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 4] is een zzp’er. Hij verricht installatiewerk. Hij wordt wel ingehuurd door de RuG. De facturen gaan naar [bedrijf 4] en [bedrijf 4] factureert aan de RuG. [verdachte 7] ontving de inkoopkosten van de materialen. Die werden door [bedrijf 4] aan de RuG gefactureerd + een marge van 10%. De materialen zijn feitelijk niet geleverd aan de RuG. Die zijn verkocht. Ik kreeg de helft van de opbrengst 50%. [verdachte 4] de andere helft. Ik kreeg gemiddeld 600 à 1000 euro per maand hieruit. Dit was vanaf het faillissement van [verdachte 6].
U toont mij facturen (Doc 186, 187 en 188). Dit zijn overzichten van door [verdachte 4] ingekocht materiaal. Hij is oud werknemer van [bedrijf 13]. Die facturen gaan naar [bedrijf 4] en [bedrijf 4] factureert dit aan de RuG. [verdachte 7] ontving een marge van 10%.
Dit gebeurde onder [verdachte 6] ook, maar op kleinere schaal. [verdachte 4] was bij [verdachte 6] in dienst. [verdachte 6] wist er van. Het bedrijf van [verdachte 6] had toen de rol van [bedrijf 4]. Later heeft [bedrijf 4] de rol van [verdachte 6] overgenomen.(V01-05)
In de tijd dat [verdachte 6] nog niet failliet was kocht [verdachte 4] materialen in voor zijn werkzaamheden. Dit betrof installatiewerk dat hij buiten het bedrijf van [verdachte 6] om deed. Hij regelde dit dan met [verdachte 6].
[verdachte 7] heeft verklaard dat verhaal van [verdachte 1] klopt en dat dit een opzetje van hem was.
[verdachte 4] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 1] kwam met het voorstel om er samen beter van te worden. Het materiaal werd bij de RuG in rekening gebracht. De RuG maakte daarvan een bon op. Ik heb dit samen met [verdachte 1] afgesproken. Volgens mij loopt de constructie vanaf 2011 of 2012. Als ik het zelf uitreken kom ik op een bedrag van € 50.000,-- voor het materiaal en mijn "zwarte" loon samen.
Ik heb de mogelijkheid gehad om naast mijn werk bij te klussen. Bij de RuG is dat ongeveer vanaf 2011 of 2012 ontstaan. Die mogelijkheid werd mij geboden om materialen op deze wijze in te kopen. [verdachte 1] gaf mij die mogelijkheid. [verdachte 1] wist dat ik bijkluste en dat ik "zwart" geld had, daar had hij lucht van gekregen. Hij kwam met een voorstel om er samen beter van te worden. lnkopen van materiaal dat door [bedrijf 13] zou worden betaald en dat de opbrengst bij de verkoop van het materiaal door mij en [verdachte 1] werd gedeeld. Zolang ik bij [bedrijf 13] werkte wist [verdachte 6] dat ik bijkluste. [verdachte 6] vond dit bijklussen prima. Ik mocht het materiaal onder zijn naam inkopen. Dit materiaal werd toen al bij de RuG in rekening gebracht.
f.
Een auto, [kenteken 1] (Mini Cooper)
Uit DOC-231 komt naar voren dat een auto, Mini Cooper met kenteken [kenteken 1] op naam van [verdachte 1] is gesteld van 2 december 2013 tot en met 30 januari 2014.
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik heb door middel van een valse factuur aan de RuG via het bedrijf van [verdachte 6], de Mini in mijn bezit gekregen. Ik heb de auto verkocht voor 8.500 euro.
[naam 2] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: De auto was aanvankelijk geleased door [bedrijf 13]. Dat leasecontract is door [bedrijf 13] afgekocht. Die afkoop is gefinancierd door middel van een valse opdrachtbon van [verdachte 1]. Door ons is een factuur opgemaakt, met die valse opdrachtbon als basis. Door de RuG is die factuur aan ons betaald.
g.
Het gebruik maken van een tankpas
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik gebruikte een tankpas van [bedrijf 13]. Ik had met [verdachte 6] afgesproken dat die kosten aan de RuG gefactureerd konden worden. Ik had die tankpas vanaf ongeveer twee jaar voor het faillissement van [verdachte 6].
[naam 2] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: De met de tankpas gemaakte kosten werden doorberekend aan de RuG.
De bedrijven van [verdachte 6] zijn eind 2014 failliet gegaan.
h.
Het betalen van 10.000 euro aan [verdachte 2]
Uit AMB-006, een relaas met betrekking tot bankmutaties komt het volgende naar voren.
Op 18 februari 2010 ontvangt [verdachte 2] 10.000 euro op zijn rekening van [bedrijf 18]. Op 16 februari 2010 krijgt hij 9.000 euro van zijn vader. Op 19 februari 2010 vindt een betaling plaats van 20.000 euro aan Renault Terwolde.
Uit DOC-260 komt naar voren dat de RDW tenaamstelling van kenteken [kenteken 2] (Renault Megane) op naam van [verdachte 2] is geregistreerd vanaf 23-02-2010 tot 25-02-2014.
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Die 10.000 euro is betaald door het bedrijf [bedrijf 18] en heeft te maken met de afkoop van een bedrijfsauto voor [verdachte 2]. Hij heeft die 10.000 ontvangen.
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik had [verdachte 6] gevraagd of hij [verdachte 2] kon helpen met een lening voor een auto. [verdachte 6] heeft toegezegd dat hij dit zou regelen. Het is aannemelijk dat hij dat op de gebruikelijke wijze heeft doorgefactureerd aan de RuG. Die facturen werden door mij gewoon goedgekeurd.
[verdachte 2] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [bedrijf 18] is een van de bedrijven van [verdachte 6]. De 10.000 euro is geregeld door mijn vader. Hij zei dat het tijd werd voor een andere auto. Ik heb samen met mijn vader de Renault besteld. Ik had niet genoeg geld. Mijn vader heeft gezorgd dat het benodigde geld op mijn rekening kwam.
Tijdens de doorzoeking op 25 januari 2016 op het adres [adres 2] te Groningen zijn er voorwerpen aangetroffen die vallen onder de Wet wapens en munitie; onder andere werd een vuurwapen aangetroffen. Het wapen is aangetroffen in een bureau, de munitie en de onderdelen van de wapens lagen verspreid in het appartement. Zowel het wapen, de onderdelen van het vuurwapen als de munitie lagen niet in een kluis.
Verdachte was in het bezit van een verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie ten behoeve van de schietsport. Dit verlof is ingetrokken. De legale wapens, die zich bevonden op het adres [adres 1] te [woonplaats] , zijn in bewaring genomen door de politie. Op het adres [adres 1] te [woonplaats] bevond zich een wapenkluis. In deze kluis zaten wapens en munitie waarvoor verdachte een verlof had Verder zat er niets in de kluis.
Op 27 juni 2016 is verdachte conform afspraak verschenen op het kantoor van de FIOD Groningen. Hij heeft gesproken met de collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Aan verdachte is gevraagd of hij een verklaring af wil leggen over de wapens en munitie welke zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2] te Groningen. Verdachte heeft aangegeven dat hij van niets weet maar dat de munitie van hem zou kunnen zijn. Ook gaf hij aan dat de woning aan de [adres 2] door meerdere personen wordt gebruikt. Verder gaf verdachte aan geen verklaring af te willen leggen.
De [adres 2] te Groningen betreft een appartement in het centrum van Groningen.
Het betreffende appartement wordt al gedurende langere tijd gehuurd door [stichting]
, in ieder geval al sinds 2003. Stichting [verdachte 6] heeft drie bestuurders: verdachte [verdachte 6], zijn zoon [zoon verdachte 6] en zijn dochter [dochter verdachte 6]. De bankafschriften van Stichting [verdachte 6] zijn in het onderzoek Watertoren 57182 opgevraagd. Uit de bankmutaties van [stichting] (bankrekeningnummer [rekeningnummer]) komt naar voren dat in ieder geval vanaf maart 2014 geld wordt overgemaakt met omschrijving "[bedrijf 19] [postcode en huisnummer]". Uit onderzoek komt naar voren dat [postcode en huisnummer] een adres betreft in Groningen namelijk de [adres 2] en [bedrijf 19] is een verhuurder van onroerend goed.
Er is telefonisch contact geweest met de verhuurder, [bedrijf 19]. Deze geeft aan dat de woning nog steeds verhuurd wordt, maar dat er wel een huurachterstand is. Hij heeft als contactpersoon [verdachte 6], maar hij kunnen hem niet bereiken.
De laatste huurbetaling die op de bankmutaties staat vermeld is van november 2015. De huurbetalingen zijn een bedrag van rond de € 600, daarnaast is er een aantal keer een betaling gedaan van € 1.200. Vermoedelijk betreft de betaling van € 1.200 de huur van twee maanden.
Van september 2003 tot en met oktober 2004 heeft verdachte [verdachte 6] ingeschreven gestaan op het adres.
Van januari 2006 tot en met november 2009 heeft dochter [dochter verdachte 6] ingeschreven gestaan op het adres.
Van augustus 2007 tot en met juli 2011 heeft zoon [zoon verdachte 6] ingeschreven gestaan op het adres.
Vanaf juli 2011 heeft er geen natuurlijk persoon meer ingeschreven gestaan op het adres.
Tijdens de doorzoeking is vastgesteld dat op dit adres, bij de brievenbus, een bordje hangt met het opschrift [bedrijf 18]. Verdachte is bestuurder geweest van [bedrijf 18] BV.
Tijdens de doorzoeking is vastgesteld dat er heel veel administratie van aan verdachte gelieerde bedrijven in de woning lag. Ook lag er een grote hoeveelheid privé administratie van verdachte . Dit betrof actuele administratie. Er is alleen privé administratie aangetroffen van verdachte .
Verdachte stond op 25 januari 2016 ingeschreven op het adres [adres 1] te [woonplaats]. Tijdens de doorzoeking op 25 januari 2016 op dit adres is vastgesteld dat daar niemand woont; het pand staat leeg.
De woning, [adres 2] te Groningen, maakte op 25 januari 2016 een bewoonde indruk.
De koelkast was gevuld met etenswaren. Ook het aanwezige bed leek recent beslapen.
Tijdens de doorzoeking op 25 januari 2016 was niemand in het pand aanwezig, de deur is geforceerd en voorzien van een nieuw slot. De sleutel van de woning is later aan verdachte
gegeven.”