4.1Inleiding
De vader van verdachte, [verdachte 1], werkte sinds 1976 als ambtenaar in loondienst bij de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: de RuG). Vanaf 2006 bekleedde hij de functie van Hoofd Technisch Beheer. Op zijn afdeling werkten ten tijde van zijn verhoor (25 januari 2016) 22 werknemers, waarvan acht gedetacheerde werknemers. Medeverdachte [verdachte 1] was als leidinggevende voor deze mensen verantwoordelijk.
[verdachte 6] (hierna: [verdachte 6]) was directeur van [bedrijf 13] N.V., [bedrijf 14] B.V., [bedrijf 15] B.V., [bedrijf 16] B.V. en [bedrijf 17] N.V.
[verdachte 1] kent [verdachte 6] via zijn werk en over de bedrijven van [verdachte 6] heeft [verdachte 1] verklaard dat zij vaste bedrijven zijn waarmee de RuG in de ten laste gelegde periode samenwerkte. Zij voerden in die periode regelmatig klussen uit voor de RuG. Zij hebben specifieke kennis over de gebouwen en installaties van de RuG.
[verdachte 7] (hierna: [verdachte 7]) is directeur van [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 8].Ook deze bedrijven werkten in de ten laste gelegde periode als opdrachtnemer voor de RuG, als klussenbedrijf en technische installateurs. Daarnaast deden zij diverse inspecties en waren er zzp'ers werkzaam via [bedrijf 4]. Over [verdachte 7] heeft [verdachte 1] verklaard dat hij een soortgelijke relatie met hem heeft als met [verdachte 6].
Het dienstverband en loon van verdachte
Verdachte, de zoon van [verdachte 1], stond vanaf 2008 tot en met 25 januari 2016 op de loonlijst van de bedrijven van [verdachte 6] en [verdachte 7].
Aan verdachte zijn blijkens de loonstroken de volgende bruto salarissen uitbetaald:
2008 [bedrijf 14] BV ([verdachte 6]) 28.568
2009 [bedrijf 14] BV ([verdachte 6]) 39.879
2010 [bedrijf 14] BV ([verdachte 6]) 15.394
[bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 24.321
2011 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 40.548
2012 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 11.175
[bedrijf 4] VOF ([verdachte 7]) 20.502
[bedrijf 4] BV ([verdachte 7]) 23.515
2013 [bedrijf 15] ([verdachte 6]) 3.044
[bedrijf 4] BV ([verdachte 7]) 44.715
2014 [bedrijf 17] ([verdachte 6]) 4.990
[bedrijf 4] BV ([verdachte 7]) 45.704
2015 [bedrijf 4] BV ([verdachte 7]) 29.369
---------
331.724
Aan verdachte zijn blijkens de loonstroken de volgende netto salarissen uitbetaald:
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2008 18.700,12
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2009 25.774,77
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2010 25.529,78
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2011 25.973,17
Ontvangen netto-loon via [bedrijf 4] ([verdachte 7]) in 2012 27.744,50
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2012 6.799,68
Ontvangen netto-loon via [bedrijf 4] ([verdachte 7]) in 2013 30.383,90
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2013 1.878,52
Ontvangen netto-loon via [bedrijf 4] ([verdachte 7]) in 2014 6.544,34
Ontvangen netto-loon via [verdachte 6] concern in 2014 31.178,97
Ontvangen netto-loon via [bedrijf 4] ([verdachte 7]) in 2015 26.893,65
Verdachte heeft vanaf 1 september 2007 tot en met 2010 een voltijdse opleiding (vastgoed en makelaardij) gevolgd aan de Hanze Hogeschool in Groningen.
In 2010 en 2011 heeft hij stage gelopen bij GGZ Drenthe. Hij heeft daarvoor een netto salaris ontvangen van respectievelijk 579,51 euro en 359,18 euro.
Blijkens loonstroken van Youngcapital Payrol B.V. heeft verdachte in 2015 elders (bij de ING) gewerkt en in verband daarmee een bruto salaris van 12.228 euro ontvangen.
Doorfacturering van de salariskosten binnen de bedrijven van [verdachte 6] en [verdachte 7] vond als volgt plaats. In de periode 2008 t/m 2011 werd gefactureerd van [bedrijf 13] N.V. ([verdachte 6]) naar [bedrijf 16] B.V. ([verdachte 6]) en van daaruit naar [bedrijf 4] B.V. ([verdachte 7]). Vanuit [bedrijf 4] B.V. werd met een verhoging van 10% gedeclareerd bij de RuG. Vanaf 2012 werd rechtstreeks door [bedrijf 4] B.V. gedeclareerd.
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Er moesten omstandigheden gecreëerd worden zodat mijn zoon een huis kon kopen. Ik maakte zelf fake-opdrachten aan gericht aan [bedrijf 13] en ondertekende deze. Ik heb urenbriefjes van [bedrijf 13] getekend. [verdachte 6] mocht gewoon factureren tegen uurtarief, dat was de afspraak. Dat is anders gegaan; er is gefactureerd via [verdachte 7].
Toen binnen de RuG geen zaken meer werden gedaan met [bedrijf 13] heb ik [verdachte 7] gevraagd: ”Kan [verdachte 2] bij jou onder dak?” Ik heb toen gezegd dat ik voor werk en opdrachten zou zorgen. Hier zijn ook fake-opdrachten voor gemaakt. [verdachte 7] bracht op mijn verzoek dingen in, op facturen, op basis van de (fake) opdrachten die ik verstrekte. Ik wist dat de uren van [verdachte 2] werden gefactureerd aan de RuG. [verdachte 7] wist dit ook.
Een en ander heeft valse dienstbetrekkingen opgeleverd, waarbij [verdachte 2] geen werk verrichtte, maar wel loon ontving. Daarna werden de loonkosten gefactureerd aan de RuG zonder dat er een tegenprestatie tegenover stond.
[verdachte 7] begreep best dat er dankzij mij opdrachten zijn kant opkwamen. Hij deed dit om mij te vriend te houden. Met [verdachte 7] was de afspraak dat hij er 10% bij op mocht tellen. Hij declareerde dus loonkosten + 10%.
De urenbriefjes gaf mijn zoon aan mij. Hij moest die briefjes invullen. De blanco urenbriefjes werden door iemand van de bedrijven van [verdachte 6] verstrekt. Het was afgesproken met [verdachte 6] dat [verdachte 2] de briefjes invulde. Om het kloppend te maken moest hij dat doen. Toen het met die urenbriefjes niet gedegen liep heb ik gezegd tegen [verdachte 6]. Kom maar met een pro-forma factuur, dan maak ik een fake opdracht aan. Dit heb ik alleen geregeld met [verdachte 6], niet met andere werknemers van de bedrijven van [verdachte 6].
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik heb de situatie geaccepteerd. Ik ontving meer geld voor werkzaamheden dan die ik uitvoerde. Ik heb het mijn vader eerlijk verteld. Ik heb nooit met [verdachte 6] over salaris gesproken. Dat heeft mijn vader gedaan. Ik denk dat mijn vader mijn salaris (2.100 euro netto) heeft afgestemd op het benodigde hypotheekbedrag. Ik heb in totaal 3 volle werkweken en 3 à 4 dagen gewerkt. In de periode juni 2010 tot en met april 2013 heb ik amper iets gedaan voor [bedrijf 13]. Het deed mij vermoeden dat er iets aan de achterkant mogelijk anders geregeld was. Ik durfde het mijn vader niet te vragen. Mijn vader wist dat ik niet continu aan het werk was. Ik besprak ook de angst om mijn woning te moeten verkopen met mijn vader.
Bij [verdachte 7] ging het op dezelfde voet verder. Ik hoefde bij [verdachte 7] geen urenbriefjes in te vullen. Ik ontving per maand 2.100 euro netto.
Ik kreeg de blanco urenbriefjes van [naam 1]. Ik vulde die urenbriefjes in. Het urenbriefje zoals u mij dat eerder getoond heeft (DOC-025) was een urenbriefje zoals ik dat had ingevuld. Dit urenbriefje was conform afspraak zo door mij ingevuld, alhoewel ik in deze periode wel werkzaamheden heb verricht, maar het sowieso niet conform de werkelijkheid was, omdat er meer uren staan vermeld dan ik heb gewerkt. Beide handtekeningen onder deze werkbon zijn van mij. Er was ondertekening nodig en ik was niet altijd op tijd en in de gelegenheid om mijn vader te vragen om de urenbriefjes te ondertekenen. In andere gevallen tekende mijn vader de urenbriefjes wel. Ik denk dat ik mijn vader heb gevraagd welke naam ik op de bon moest zetten en dat mijn vader deze naam had doorgegeven.
Onder DOC-024 t/m DOC-38 zijn een veertiental werkbonnen van [bedrijf 13] opgenomen, welke op naam zijn gesteld van verdachte en zijn voorzien van een handtekening “[verdachte 1]”. Op de bonnen is telkens een werkweek van 40 uur ingevuld. Als opdrachtgever is telkens vermeld Rijksuniversiteit Groningen of RuG. Ter uitvoering van de werkbonnen is telkens een factuur van [bedrijf 13] gericht aan [bedrijf 16] B.V. opgemaakt waarop telkens de werkuren en de naam [verdachte 2] zijn vermeld.
De toenmalige vriendin van verdachte, [verdachte 3], heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Van januari 2015 t/m oktober 2015 heeft [verdachte 2] niets voor [verdachte 7] gedaan. Hij werkte bij de ING-bank en kon niet op 2 plaatsen tegelijk zijn. [verdachte 1] heeft geregeld dat er toch geld binnenkwam door [verdachte 2] op de loonlijst te houden. [verdachte 1] had dit zo geregeld voor ons. [verdachte 2] en ik waren niet gelukkig met de situatie. Wij kregen salaris voor een fulltime baan terwijl wij nooit fulltime werkten. [verdachte 2] was in 2009 bezig met zijn studie. In 2010 of 2011 heeft hij stage gelopen bij GGZ Drenthe. In de periode 2011-2014 was hij bezig met een opleiding als inspecteur asbestverwijdering.
[verdachte 6] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Dit is een standaard arbeidsovereenkomst. Volgens mij heeft [naam 2] de arbeidsovereenkomst met [verdachte 2] opgemaakt. Het salaris klopt wel. Er werden loonkosten van [verdachte 2] in rekening gebracht bij [verdachte 7].
[naam 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 1] zei dat zijn zoon bij ons ([bedrijf 13]) op de loonlijst moest komen en minimaal 1.700 euro netto per maand moest ontvangen. Ik gaf aan dat [verdachte 6] hier over ging, maar dat hij geen opvreters meer op de loonlijst wilde hebben. [verdachte 1] gaf aan dat er werkbriefjes met 40 uur in de week zouden komen en dat [bedrijf 13] daarvoor 40 euro uur per uur mocht factureren. [verdachte 6] wilde dat eerst niet, hij had geen behoefte aan een nieuwe opvreter bij het bedrijf. Nadat ik hem had uitgelegd dat het bedrijf er wel iets aan zou kunnen overhouden veranderde hij van mening. We konden dan per maand ruwweg 4 x 40 x 40 = 6.400 euro factureren en aan loonkosten zouden we ruim 3.000 euro kwijt zijn.
Op een gegeven moment ging het met 1 x per maand een bon, waarvan ik dan een factuur maakte. Ik gaf de factuur aan [verdachte 6], die ‘m persoonlijk aan [verdachte 1] gaf. Er werd gefactureerd bij de RuG.
[verdachte 7] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 1] zei dat hij wel klusjes had voor mij bij de RuG. Zo kreeg ik werk en het werd steeds uitgebreid. 90 % van onze werkzaamheden bestonden uit werkzaamheden voor de RuG. [verdachte 2] werkte bij [bedrijf 13] en [verdachte 1] vroeg of ik werk had Voor [verdachte 2]. Hij is in 2012 bij ons aan het werk gekomen. Hij heeft 2 à 3 weken gewerkt. Vervolgens heeft hij niet meer gewerkt. De afspraak met [verdachte 1] was dat [verdachte 1] vanuit de RuG een werkbon zou opmaken voor 160 uur per maand. Ik kan de uren dan declareren voor 37,85 euro per uur. [verdachte 1] heeft ook gezegd dat [verdachte 2] 2.100 euro moest gaan verdienen. Ik had er grote moeite mee. [verdachte 1] bepaalde alles en hoe het gebeurde. [verdachte 1] heeft weliswaar nooit gezegd dat als ik niet meer mee wilde werken aan deze constructie, ik geen werk meer bij de RuG zou hebben, maar dat gevoel had ik wel.
Het loon van [verdachte 3]
, de vriendin van [verdachte 2], staat vanaf 2009 tot en met 2014 op de loonlijst van de bedrijven van [verdachte 6]. (1-PV)
Aan [verdachte 3] zijn blijkens de loonstroken de volgende bruto salarissen uitbetaald:
2009 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 2.138
2010 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 30.968
2011 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 37.267
2012 [bedrijf 15] BV ([verdachte 6]) 37.649
2013 [bedrijf 15] ([verdachte 6]) 13.313
[bedrijf 17] N.V. ([verdachte 6]) 8.290
2014 [bedrijf 17] N.V. ([verdachte 6]) 6.632
----------
136.257
Aan [verdachte 3] zijn blijkens de loonstroken de volgende netto salarissen uitbetaald:
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2009 518,80
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2010 21.518,82
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2011 24.073,96
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2012 24.499,94
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2013 19.062,11
Ontvangen netto-loon [verdachte 6] concern in 2014 4.661,22
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik heb [verdachte 6] gevraagd of hij werk voor [verdachte 3] had. Hiervoor geldt dezelfde gang van zaken als voor [verdachte 2]. Omdat ze het geld wel nodig had. Zijn de dienstverbanden vals? Ja met betrekking tot de doorfacturering aan de RuG zijn deze vals. Daarmee bedoel ik dat er geen werkzaamheden door haar t.b.v. de RuG zijn verricht. Alle loonkosten van zowel [verdachte 2] als [verdachte 3] in de jaren 2008 t/m 2015 zijn ten onrechte doorgefactureerd aan de RuG. Ik ben daar verantwoordelijk voor. De afspraak was met [verdachte 6] dat hij zelf de loonkosten van [verdachte 2] en [verdachte 3] zou doorfactureren. Er werd echter gefactureerd via [verdachte 7]. Ik heb blind geaccordeerd. Er zijn geen werkzaamheden door [verdachte 3] ten behoeve de RuG verricht.
[verdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: In de arbeidsovereenkomst staat 38 uur, maar ik werkte maar 20 uur. Ik kreeg wel fulltime salaris. Als [verdachte 6] geen projecten voor mij had kreeg ik gewoon volledig salaris overgemaakt. [verdachte 1] heeft een en ander met [verdachte 6] besproken. In 2010 en 2011 heb ik wel een aantal klussen voor [verdachte 6] gedaan, maar dat waren er niet veel. [verdachte 6] had niets voor mij te doen. De werkbonnen die u mij toont zijn door mij ingevuld en ondertekend. De omschrijving heb ik erop gezet. [verdachte 6] vroeg mij dit te doen. De bonnen geven weer dat ik 38 uur per week heb gewerkt. Dit klopt volgens mij niet. Het waren minder uren. Hoeveel weet ik niet. Ik hoefde het nooit te verantwoorden. Ik heb inderdaad werkbonnen ingevuld en daar uren op gezet die ik in werkelijkheid niet had gewerkt. Dat is fout. [verdachte 2] en ik waren niet gelukkig met de situatie. Wij kregen salaris voor een fulltime baan terwijl wij nooit fulltime werkten. [verdachte 2] weet dat ik mij schuldig voelde over het feit dat ik salaris kreeg waarvoor ik niet werkte. Ik weet dat personeel van [verdachte 6] werkzaamheden verricht voor de RuG.
Toen ik voor [verdachte 6] werkte regelde ik bijna alles met [verdachte 1]. Ik dacht dat [verdachte 1] in een positie zat om dat te doen, omdat hij ervoor zorgde dat [bedrijf 13] opdrachten kreeg van de RuG. Ik denk dat [verdachte 1] als tegenprestatie had geregeld dat [verdachte 6] mij salaris betaalde.
Onder DOC-128 t/m DOC-131 zijn een vijftiental werkbonnen van [bedrijf 13] opgenomen, welke op naam zijn gesteld van [verdachte 3] en zijn voorzien van een handtekening “[verdachte 3]”. Op de bonnen is telkens een werkweek van 38 uur ingevuld. Als werkomschrijving is telkens vermeld “Diverse werkzaamheden [verdachte 6]”. Ter uitvoering van de werkbonnen is telkens een factuur van [bedrijf 13] gericht aan [bedrijf 16] B.V. opgemaakt waarop telkens een totaalbedrag van 4.462,50 (inclusief B.T.W.) en de naam [verdachte 3] zijn vermeld.
[verdachte 6] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 3] heeft bij mij gewerkt. Zij is het vriendinnetje van [verdachte 2].
[naam 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: [verdachte 1] zei dat zijn zoon bij [bedrijf 13] op de loonlijst moest komen. Voor [verdachte 3] gold feitelijk hetzelfde. Zowel [verdachte 2] als zijn vriendin zijn niet bij ons bedrijf aan het werk geweest.
Ik ga er vanuit dat [verdachte 1] heeft geregeld dat [verdachte 3] in loondienst kwam bij [bedrijf 13]. Dit moet via [verdachte 6] zijn gegaan. Ik kreeg van hem te horen dat ik de RuG voor [verdachte 3] een factuur kon sturen.
[naam 2] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Wij kregen opdrachtbonnen van de RuG van [verdachte 1], waaromtrent het bij hem en bij ons duidelijk was dat de werkzaamheden niet behoefden te worden uitgevoerd. Het gaat om valse opdrachtbonnen, alleen bedoeld om de geldstroom van de RuG naar de bedrijven van [verdachte 6] mogelijk te maken. Dergelijke betalingen van de RuG staan mogelijk tegenover de door onze bedrijven (bedrijven van [verdachte 6]) gemaakte kosten in verband met het op de loonlijst hebben van [verdachte 2] en [verdachte 3]. [verdachte 3] heeft ongeveer 2 maanden bij ons gewerkt. Het was geen succes. Ik zei tegen [verdachte 6]: “Ik weet niet wat ik met dat meisje moet.” Ik moest me er maar mee redden.
We hebben de salarisbetaling aan [verdachte 2] en [verdachte 3] ook wel eens een tijd opgeschort omdat er geen opdrachtbon van de RuG binnenkwam. Dan zei [verdachte 6] tegen mij: “Betaal de salarissen nog maar even niet uit.” Ik wist van deze beide werknemers dus dat het geld eerst van de RuG moest komen
De Renault Megane, kenteken [kenteken] c.q. 10.000 euro
Uit AMB-006, een relaas met betrekking tot bankmutaties komt het volgende naar voren.
Op 18 februari 2010 ontvangt verdachte 10.000 euro op zijn rekening van [bedrijf 18]. Op 16 februari 2010 krijgt hij 9.000 euro van zijn vader. Op 19 februari 2010 vindt een betaling plaats van 20.000 euro aan Renault Terwolde.
Uit DOC-260 komt naar voren dat de RDW tenaamstelling van kenteken [kenteken] (Renault Megane) op naam van verdachte is geregistreerd vanaf 23-02-2010 tot 25-02-2014.
[verdachte 6] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Die 10.000 euro is betaald door het bedrijf [bedrijf 18] en heeft te maken met de afkoop van een bedrijfsauto voor [verdachte 2]. Hij heeft die 10.000 ontvangen.
[verdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard: Ik had [verdachte 6] gevraagd of hij [verdachte 2] kon helpen met een lening voor een auto. [verdachte 6] heeft toegezegd dat hij dit zou regelen. Het is aannemelijk dat hij dat op de gebruikelijke wijze heeft door gefactureerd aan de RuG. Die facturen werden door mij gewoon goedgekeurd.
Verdachte heeft ten overstaan van de FIOD – zakelijk weergegeven – verklaard: [bedrijf 18] is een van de bedrijven van [verdachte 6]. De 10.000 euro is geregeld door mijn vader. Hij zei dat het tijd werd voor een andere auto. Ik heb samen met mijn vader de Renault besteld. Ik had niet genoeg geld. Mijn vader heeft gezorgd dat het benodigde geld op mijn rekening kwam.
Ter terechtzitting heeft verdachte nog – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik voel me slachtoffer, ik wilde namelijk wel werken. Ik voelde me er ook niet lekker bij. Ik zat in een spagaat, want ik had een woning en een relatie.
Het klopt dat de koopwoning werd geïnitieerd door mijn vader. Mijn toenmalige vriendin en ik hebben dit allemaal maar over ons heen laten gaan en het is nooit besproken in familieverband. Het klopt dat ik ook bij de ING heb gewerkt. Daarnaast klopt het dat ik stage heb gelopen bij de GGZ in Drenthe. Het klopt dat ik heb gestudeerd tot 2011. Ik zat op de Hanze hogeschool in Groningen. Ik was daar fulltime mee bezig.
U vraagt mij wat mijn contacten in de vastgoedwereld waren in 2008. Ik had er geen contacten. Ik had er enkel interesse in. Ik had dus geen ervaring.
De Renault Mégane heb ik besteld met mijn vader en kostte € 20.000,--. Ik heb de auto op naam gekregen. Mijn vader vond dat ik een goede auto nodig had, omdat ik regelmatig naar Polen moest om mijn schoonouders te bezoeken. U houdt mij voor dat de firma [bedrijf 18] € 10.000,-- euro heeft gestort op mijn rekening en dat mij vader ook € 9000,-- heeft gestort. Ik weet dat [bedrijf 18] een firma van [verdachte 6] is.
De oudste rechter vraagt mij waarom ik dingen accepteer, zoals een salaris en een auto terwijl ik er eigenlijk er niets voor heb gedaan. Ik heb daar geen antwoord op.
Nogmaals het zat ons beiden niet lekker. Ik beroep me verder op mijn zwijgrecht.
De voorzitter houdt mij een werkbon voor waarop de naam van de RuG voorkomt als opdrachtgever. Ik heb dat ingevuld en schrik ervan nu u mij dat zo voorhoudt.