De rechtbank stelt vast dat getuige [A] heeft verklaard:
De verklaring die ik ter comparitie heb afgelegd daar blijf ik bij. Mijn rol bij ABN Amro is dat als er kredieten worden aangevraagd door bedrijven deze dan onder andere bij mij terecht komen. In 2010 heb ik veelvuldig contact gehad met [X] . Ik weet niet zeker of er toen al een relatie was met ABN Amro. Ik denk niet dat ze klant waren. Zakelijk sowieso niet. [X] was enthousiast over zijn product, vertelde mij dat hij een mooie deal zou gaan sluiten. Wij hebben daarover in 2010 een paar keer contact gehad. Dat heeft erin geresulteerd dat er een businessplan is opgesteld.
Het is zo dat de klant een krediet wilde krijgen. Het is dan mijn taak om uit te zoeken hoe krijg je dat voor elkaar. Ik heb toen richting de heer [X] al aangegeven dat het waarschijnlijk een borgstellingskrediet zou moeten gaan worden, omdat een ander krediet waarschijnlijk niet mogelijk was. Als een aanvraag voor een krediet bij mij terecht komt dan neem ik contact op met mijn direct leidinggevende en collega’s en kijken we samen wat een passend krediet is. Mijn direct leidinggevende is [B] .
Ik heb altijd tegen de eisende partij gezegd dat het een borgstellingskrediet zou gaan worden. Omdat wij dat passend vinden. De inhoud van de overeenkomst heb ik inderdaad besproken. Dit heb ik besproken met de heer [X] Ik weet niet of de accountant hierbij aanwezig was. Volgens mij heb ik met de accountant de overeenkomst telefonisch doorgenomen. De hoofdlijnen dan. De hoofdlijnen waren dat besproken is dat het om een krediet ging van 200 duizend euro met 50 duizend euro in rekening-courant en de bijbehorende zekerheden. Ik weet niet of er ook is gesproken over de mogelijkheden die een borgstellingskrediet biedt wat betreft opschorting. Ik heb ook gezegd dat het een 6 jarige lening was. Wat de reactie was van de accountant weet ik niet meer. Het was meer een mededeling van mij.
Het gesprek met de heer [X] heeft in december of januari plaatsgevonden. Ik weet dat niet meer precies. Ik weet niet zeker of het gesprek heeft plaatsgevonden voordat de overeenkomst is getekend. Ik weet wel nog dat [X] mij vertelde wij hebben voor ABN Amro gekozen. Dan moet er dus ook een andere aanbieding geweest zijn. Gelet op de wijze waarop hij dat verwoord heeft.
Over de verschillen in de kredietvormen borgstellingskrediet en starterskrediet is niet gesproken.
Ik heb gezegd wij gaan voor een borgstellingskrediet dat was het meest passend. In de overeenkomst staat ook borgstellingskrediet genoemd. Als het een innovatieborgstellingskrediet zou zijn geweest zou dat er hebben gestaan. Een innovatieborgstellingskrediet ken ik ook wel. Ik weet niet waarom in de overeenkomst niet gesproken is over een startersborgstellingskrediet. Het krediet dat gegeven is is volgens mij het verruimde startersborgstellingskrediet.
Ik weet niet of ik de overeenkomst in de papierenversie met [X] doorgenomen heb.
Er is volgens mij niet gesproken over de mogelijkheid om later te starten met het aflossen van het krediet. Hier is ook niet naar gevraagd. Wij kunnen zelf bepalen wanneer de klant met de aflossing moet gaan starten. Het leek mij gepast om hiermee te starten een half jaar na het sluiten van de overeenkomst. Het businessplan gaf ook geen aanleiding hiervoor een ruimere termijn aan te nemen.
Op het moment van tekenen was de mogelijkheid van opschorting ook geen aandachtspunt. Het ging de klant erom om een krediet te krijgen. De klant was ook blij want had het krediet voor elkaar. Ook daarna is over opschorting van de aflossing niet gesproken. Wel is ongeveer een maand na het aangaan van de overeenkomst, of in maart of april gesproken over het omzetten naar een innovatieborgstellingskrediet.
Over de verschillen van een innovatie en startersborgstellingskrediet is niet gepraat. Dat was niet aan de orde.
Op uw vraag waarom in de begeleidende brief bij de kredietovereenkomst niet is verwezen naar het gesprek dat heeft plaatsgevonden over de inhoud van de overeenkomst antwoord ik u dat die begeleidende brief bij de kredietovereenkomst een standaardbrief is dat door een andere afdeling wordt opgemaakt. Het klopt dat ik die brief heb ondertekend.
Bij het gesprek op 17 maart was ik ook aanwezig. U vraagt mij wat volgens mij de aanleiding was voor de klant voor het aangaan van het gesprek op 17 maart. De aanleiding was volgens mij voor de klant het voordeel dat ze dachten te zien in de aflossingsstop van de lening in de situatie van een innovatieborgstellingskrediet. Er is gevraagd naar de mogelijkheden om het bestaande krediet om te zetten naar een innovatieborgstellingskrediet, naar de ruimere mogelijkheden om de aflossing stop te zetten. Er is niet gevraagd om de aflossing stop te zetten. Ik heb ook geen signaal geproefd dat nu al de aflossing stop gezet zal moeten worden.
Het aanbod dat gedaan is in de mail van 31 maart 2011 is door mij samen met [B] besproken. Of er kosten zouden moeten worden gemaakt voor het omzetten naar een innovatiekrediet dat wist ik niet. Om alle twijfel daarvoor te kunnen wegnemen hebben wij opgenomen dat omzetten voor de klant kosteloos zou zijn. Het deel over de kosten is door [B] opgenomen en intern besproken. Ik weet daar niets van.
U houdt mij voor dat in de mail van 31 maart 2011 ABN Amro ook schrijft “daarnaast hebben jullie nu al de mogelijkheid om de leningen acht kwartalen op te schorten”. U vraagt mij of dat daarvoor ook al met de eisende partij is besproken. Dat weet ik niet. Voor 17 maart is hier door mij niet over gesproken. Ik kan mij niet herinneren wat tot 17 maart exact besproken is over de situatie. Met situatie bedoel ik de periode na het tekenen van de overeenkomst waarin in één keer over opschortingsmogelijkheid werd gesproken met de klant naar aanleiding van de vraag om om te zetten naar het innovatieborgstellingskrediet.
Het is een eis die hoort bij het borgstellingskrediet dat de vennoten persoonlijk voor het krediet mee tekenen. Als dit geen eis zou zijn zal ABN Amro dat ook hebben verlangd van de vennoten. Wij willen de zekerheid dat een klant weet wat hij aangaat.
De hoogte van de hypothecaire zekerheid van 200 duizend euro is gebaseerd op de hoogte van het kredietaanvraag van ook 200 duizend euro.
Ik weet wel dat er een bepaalde waarde was van het woonhuis op dat moment. Ik weet niet of dat een op dat moment getaxeerde waarde betrof. Er is ook gekeken naar de mogelijke overwaarde er vindt altijd een kadastrale recherche plaats. Mijn gevoel zegt dat er wel een overwaarde was. Wat die precies was, dat zal blijken wel uit de stukken. Dat weet ik zo niet.
Op vragen van mr. de Kleijn heeft [A] geantwoord:
Het klopt dat ik in 2010 veel gesproken heb met [X] Op uw vraag of ik het idee had dat de eisende partij ervaring had met het ondernemen antwoord ik ja. Op de vraag of ik het idee had dat eisende partij ervaring had met financieren antwoord ik ook ja.
U vraagt mij of de klant heeft aangegeven dat de omvang (hoogte) van het krediet belangrijker was dan het type krediet. Ja volgens mij was de omvang belangrijker dan het type krediet.
U vraagt mij naar de rol van de accountant van de eisende partij, de heer [D] . Voor zover ik kan inschatten heeft de heer [D] in het geheel een adviserende rol voor [X en Y] gehad. Hij is register accountant en heeft als register accountant ook de stukken opgesteld. Als bank hechten wij daar wel een bepaalde waarde aan.