ECLI:NL:RBOVE:2017:1938

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
08/730416-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling in een horecagelegenheid te Hardenberg

Op 9 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De verdachte had op 21 augustus 2016 in een café in Hardenberg een glas in het gezicht van het slachtoffer gegooid, wat resulteerde in blijvende littekens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 150 dagen geëist, waarvan 143 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 dagen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 120 uur opgelegd en moest de verdachte een schadevergoeding van 1000 euro betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en de hulp die hij zocht na het delict. De rechtbank oordeelde dat de gevolgen van de mishandeling verder reikten dan alleen het slachtoffer, gezien de impact op de omgeving en de maatschappelijke verontrusting die het delict veroorzaakte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730416-16 (P)
Datum vonnis: 9 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te Hardenberg,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Zwartjes en van wat door verdachte en de raadsman mr. U. Yildirim, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel dat heeft geprobeerd, dan wel die [slachtoffer] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2016, in de gemeente Hardenberg, aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvende littekens in het aangezicht, heeft toegebracht door toen aldaar een glas (met inhoud) (met kracht) in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] te gooien/smijten;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 21 augustus 2016, in de gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een (vol) glas in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 21 augustus 2016, in de gemeente Hardenberg, een persoon genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door toen aldaar met een glas (met inhoud) (met kracht) in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] te gooien/smijten, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvende littekens in het aangezicht voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op zondag 21 augustus 2016 wordt bij de politie gemeld dat in horecagelegenheid [naam] te Hardenberg een persoon gewond zou zijn geraakt doordat hem een glas in het gezicht is gegooid.
Diezelfde dag heeft aangever [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling [1] .
Hij heeft bij de politie verklaard dat hij samen met een vriend die avond in [naam] was. Er ontstond een conflict met verdachte waarna aangever zag dat verdachte, terwijl hij in zijn rechterhand een glas vasthield, een slingerende beweging maakte met zijn rechterarm en hierbij het glas in de richting van aangever gooide. Nadat het glas het hoofd van aangever had geraakt voelde hij dat hij bloedde.
In de letselrapportage valt te lezen dat aangever een snijwond boven het rechteroog heeft opgelopen van ongeveer 5 centimeter alsook daaromheen drie kleine wondjes en een rode verkleuring op de keel. De wond is gehecht met 5 hechtingen. Het litteken op het voorhoofd is blijvend [2] .
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij zich ergerde aan anderen die alcohol hadden gedronken en dat hij die irritaties niet kon onderdrukken. Verdachte heeft verklaard dat hij door aangever tegen de schouder werd geduwd en werd uitgescholden voor dikzak en skippybal. Toen ging bij verdachte de knop om en heeft hij zijn glas cola in de richting van aangever gegooid. Verdachte zag dat het glas het hoofd van aangever raakte en uit elkaar spatte en dat het gezicht van de aangever bloedde [3] .
Getuige [getuige] heeft de aangifte en de verklaring van verdachte bevestigd met de aanvulling dat verdachte het glas bovenhands heeft gegooid [4] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd voor het primair tenlastegelegde feit nu zij dit feit wettig en overtuigend bewezen acht. Zij heeft daartoe gesteld dat verdachte het glas doelbewust naar aangever heeft gegooid en dat volgens vaste jurisprudentie een blijvend litteken zwaar lichamelijk letsel oplevert.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel nu, op het litteken na, aangever volledig is hersteld.
Volgens de raadsman kan de rechtbank slechts komen tot een bewezenverklaring van de meer subsidiaire (eenvoudige) mishandeling.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (en op de koop toe heeft genomen).
In deze zaak is het volgende van belang. Verdachte stond op niet te grote afstand van aangever. Gelet op de diepe sneewond, moet verdachte met een krachtige beweging het glas in het gezicht van aangever hebben gegooid. Het met grote kracht op korte afstand gooien van een glas naar het gezicht van een ander levert de aanmerkelijke kans op dat die ander met dat glas in het gezicht wordt geraakt waardoor die ander ernstig (zwaar) letsel oploopt.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het gooien van dat glas naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het raken van aangever dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze aanmerkelijk kans ook heeft aanvaard.
.
.. In dit geval is een litteken in het gezicht ontstaan dat ontsierend is en van blijvende aard. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte met (voorwaardelijk) opzet zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht bij aangever.
De rechtbank acht daarmee dus het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 21 augustus 2016, in de gemeente Hardenberg, aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvend litteken in het aangezicht, heeft toegebracht door toen aldaar een glas (met kracht) in het gezicht van die [slachtoffer] te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit
het misdrijf:
zware mishandeling

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 143 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 120 dagen subsidiair 60 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht in geval van een gevangenisstraf, deze voorwaardelijk op te leggen nu verdachte weer werk heeft, uitzicht heeft op een vast contract en zich vrijwillig heeft gemeld bij [instelling] om aan zijn problemen te werken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op 21 augustus 2016 in een uitgaansgelegenheid een glas in de richting van aangever gegooid, waardoor aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer is nog steeds herstellende en duidelijk is dat volledig herstel niet wordt verwacht. Het litteken dat als gevolg van het handelen van verdachte bij het slachtoffer is ontstaan, zal namelijk voor altijd zichtbaar blijven, waardoor het slachtoffer blijvend getekend is.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten niet alleen lijden onder de pijn en schrik van het moment van het delict, maar vaak ook nog lange tijd daarna last kunnen hebben van gevoelens van angst en onveiligheid.
Daarnaast is het delict gepleegd midden in een drukbezochte horecagelegenheid. Veel mensen die niets anders deden dan zich amuseren zijn plotseling getuige van een vreselijk feit. Dat veroorzaakt maatschappelijke verontrusting en gevoelens van angst en onveiligheid bij het publiek. Zo strekken de gevolgen van deze daad zich veel verder uit dan alleen tot het directe slachtoffer.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Bij een zware mishandeling met een wapen (in dit geval een glas) wordt een gevangenisstraf van 7 maanden als uitgangspunt genomen.
Overeenkomstig deze oriëntatiepunten en het strafblad van verdachte vindt de rechtbank, gelet op de ernst van het gepleegde feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook een passende straf. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte inmiddels een fulltime baan heeft, die hij kwijt zal raken als hij langere tijd gedetineerd raakt. Juist deze dagbesteding zorgt ervoor dat de kans op herhaling van dit soort feiten wordt beperkt. Nu verdachte na het plegen van het feit ook vrijwillig hulp heeft gezocht bij [instelling] en inmiddels is ingebed in de hulpverlening, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zodanige duur opleggen dat hij zijn baan kan behouden, zonder daarmee teveel afbreuk te doen aan de ernst van het feit. De rechtbank komt daarmee
tot een andere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1145,- (elfhonderd en vijf en veertig), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • bebloed T-shirt, € 35,-;
  • witte schoenen, € 130,- en
  • een spijkerbroek, €80,-.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 900,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de vordering voor wat betreft de materiële schade af te wijzen nu onvoldoende is onderbouwd of de schade aan de kleding onherstelbaar is.
Daarnaast heeft de raadsman van verdachte de rechtbank verzocht, gezien de omstandigheden, de vordering voor wat betreft de immateriële schade te matigen tot € 250,- a € 300,-.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Voor wat betreft de (exacte) omvang van die schade zal . de rechtbank de schade schatten. De rechtbank schat de schade naar redelijkheid en billijkheid op € 100,-. De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De opgevoerde immateriële schadepost is betwist doch voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal het immaterieel gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 900,-,
te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de door de politierechter te Overijssel op 28 mei 2015 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 20 uren nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd wederom schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit.
De raadsman heeft om verlenging van de proeftijd verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde
arbeid voor de duur van
120 (honderd en twintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Overijssel
d.d. 28 mei 2015 met parketnummer 08.060936-15 voorwaardelijk opgelegde
taakstrafvoor de duur van
20 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A. Oosterveld en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2017.
Buiten staat
Mr. A. Oosterveld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 augustus 2016, inclusief fotobijlagen, pagina’s 18 tot en met 22.
2.Letselverklaring GGD IJsseland, pagina’s 23 tot en met 27.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 augustus 2016, pagina’s 35 tot en met 39.
4.Proces-verbaal van getuige [getuige] d.d. 21 augustus 2016, pagina’s 30 en 31.