ECLI:NL:RBOVE:2017:1912

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
4 mei 2017
Zaaknummer
08/069855-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking en bedreiging met bijzondere voorwaarden

Op 4 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man uit Kortgene veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 60 uur. De man werd schuldig bevonden aan stalking en bedreiging van zijn ex-vriendin. Gedurende de periode van 18 november 2015 tot en met 2 april 2016 heeft hij haar herhaaldelijk lastiggevallen door haar te volgen, ongewenst te bezoeken op haar werk en haar via voicemailberichten te benaderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat leidde tot angst en spanning bij haar. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege psychische problemen, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en PTSS. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lichtere straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 20 april 2017, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/069855-16 (P)
Datum vonnis: 4 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H. de Weert en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 18 november 2015 t/m 2 april 2016 schuldig heeft gemaakt aan stalking.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november 2015 t/m 02 april 2016 te Wesepe, gemeente Olst-Wijhe, en/of te Bussloo, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, hierin bestaande dat verdachte in voormelde periode veelvuldig de voicemail van die
[slachtoffer] heeft gebeld en/of heeft ingesproken en/of eenmaal of meermalen die [slachtoffer] (hinderlijk) heeft gevolgd bij haar woning te Wesepe en/of bij haar werk te Bussloo.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met name op grond van de aangifte, de door aangeefster uitgeschreven voicemailberichten en de door verdachte bij de politie en ter terechtzitting afgelegde verklaring tot het ten laste gelegde dient te worden veroordeeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit en daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte in de ten laste gelegde periode weliswaar contact heeft opgenomen met aangeefster, maar dat er onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Nu de aangifte nauwelijks wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen is volgens de raadsman onvoldoende overtuigend gebleken dat door verdachte op een opzettelijke en stelselmatige wijze inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft gedurende de periode van 18 november 2015 tot en met 2 april 2016, meerdere keren contact proberen te zoeken met aangeefster en haar voicemail ingesproken. Daarnaast is hij in deze periode, op 28 en 29 november 2015, (ongewenst) verschenen bij het werk van aangeefster te Bussloo. Aangeefster heeft naar aanleiding van deze feiten op 2 april 2016 een klacht tegen verdachte ingediend en aangifte gedaan ter zake van belaging.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, nadat het contact in 2013 ‘ineens’ was verbroken, in 2015 weer contact heeft gezocht met aangeefster en haar voicemail heeft ingesproken. Dit zou in ieder geval zijn gebeurd op 18 november 2015 en het zou volgens verdachte goed kunnen dat dit weer het geval is geweest rond februari 2016. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij tweemaal, op 28 en 29 november 2015, op het werk van aangeefster is geweest.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet wist dat aangeefster er niet van gediend was dat hij contact met haar zocht. De rechtbank schuift dit verweer terzijde nu uit het dossier blijkt dat aangeefster reeds in 2013 had aangegeven dat zij op geen enkele wijze meer contact met verdachte wilde. In ieder geval door het sturen van een bericht en door hem in De Bilt - toen zij een aantal spullen aan verdachte overhandigde - duidelijk te maken dat hij haar met rust moest laten. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen dienaangaande door aangeefster.
Daarnaast blijkt uit het dossier - ter terechtzitting door verdachte bevestigd - dat verdachte in november 2015 door de politie is aangesproken op zijn gedrag. Dit maakt dat verdachte heeft moeten begrijpen dat aangeefster niet langer prijs stelde op het contact. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich door zijn handelen meerdere keren met opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, aan aangeefster heeft opgedrongen, terwijl aangeefster niet anders kon dan dit te dulden. Van het oogmerk bij verdachte om aangeefster vrees aan te jagen, zoals ook ten laste is gelegd, kan niet gesproken worden. Met zijn handelen heeft verdachte wel vrees aangejaagd bij aangeefster, maar dit is slechts een bijkomend effect geweest.
De manier van handelen van verdachte, heeft gezien de inhoud van de door hem achtergelaten voicemailberichten en het gegeven dat hij zich meerdere keren heeft begeven op plekken waar aangeefster zich bevond, een indringend en ongewenst karakter gehad met als gevolg dat aangeefster angstig en gespannen is geworden. Aangeefster is een professioneel harpiste en wordt regelmatig gebeld voor opdrachten, waardoor zij genoodzaakt is zoveel als mogelijk de telefoon op te nemen. De angst voor een confrontatie met verdachte heeft ertoe geleid dat het hele leven van aangeefster door verdachte beheerst werd. Het gedrag van verdachte is dan ook een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
De rechtbank vindt de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer ook stelselmatig gezien de aard van het gedrag van verdachte in combinatie met het gegeven dat hij zeer vaak contact heeft proberen op te nemen met aangeefster. Reeds op 25 november 2015 had aangeefster al 40, door verdachte ingesproken, voicemailberichten ontvangen. Dit aantal is gedurende de daaropvolgende maanden steeds verder opgelopen. Daarnaast is verdachte tweemaal onuitgenodigd verschenen op het werk van aangeefster.
Op grond van bovenstaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich gedurende de periode 18 november 2015 tot en met 2 april 2016 heeft schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 18 november 2015 t/m 02 april 2016 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden, hierin bestaande dat verdachte in voormelde periode veelvuldig de voicemail van die [slachtoffer] heeft gebeld en heeft ingesproken en meermalen die [slachtoffer] (hinderlijk) heeft gevolgd bij haar werk te Bussloo.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285b van het Wetboek van strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
belaging.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zijn cliënt dient te worden veroordeeld tot een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandelverplichting. De raadsman refereert zich voor wat betreft een contactverbod aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft, nadat hem duidelijk was gemaakt geen contact met aangeefster op te nemen, aangeefster gedurende een periode van ongeveer 5 maanden lastiggevallen met telefoontjes, voor haar beangstigende voicemailberichten achtergelaten en is tot tweemaal toe onuitgenodigd verschenen op haar werk. Door zo te handelen heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangeefster.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat uit een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 maart 2017 blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en tevens met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft daartoe kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 19 april 2016. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een de verdachte betreffend Pro-Justitia rapport van drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog van 11 april 2017. Uit dit rapport blijkt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, dat hij lijdt aan een Posttraumatische stress stoornis (PTSS) en een stoornis in alcoholgebruik. Vanuit de borderline pathologie onderhoudt hij instabiele intense interpersoonlijke relaties die door de ander vaak heel anders worden beleefd. Hij is regelmatig in de war waarbij mogelijk alcohol, de zwakke borderline structuur en de PTSS mee spelen. Als hij in de war is, lijkt hij meer te stalken dan wanneer hij helder is. Het advies is om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het ten laste gelegde feit. De deskundige beveelt aan dat verdachte leert omgaan met zijn problematiek, stress en de draaglast van de PTSS, hetgeen het best in klinisch verband kan plaatsvinden.
De rechtbank zal het advies om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren volgen.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit en rekening houdend met het gegeven dat het feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, een taakstraf en een voorwaardelijke vrijheidsstraf, met een lange proeftijd en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster, passend en geboden is. Gegeven de houding van verdachte ter zitting ten aanzien van een verplichte (ambulante) behandeling acht de rechtbank het niet opportuun om verdachte deze op te leggen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1978 te [geboorteplaats 2] , ook niet als deze contact met verdachte zoekt of laat zoeken, zo lang Reclassering Nederland dit nodig acht;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J.H.M. Hesseling en mr. G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met nummer PL0600-2016169871 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van aangifte van 3 april 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 4-8):

(…) ik, [slachtoffer] , doe bij deze klacht van belaging. Naast deze klacht doe ik aangifte ter zake belaging. Ik had aan niemand het recht en de toestemming gegeven om stelselmatig inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van mij, met het oogmerk om mij te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. De belaging is tegen mij persoonlijk gericht en wordt verricht door [verdachte] . (…) Vanaf 18 november 2015 ben ik stelselmatig op mijn mobiele telefoon lastig gevallen door [verdachte] . (…) Vanaf 18 november 2015 heb ik diverse telefonische gesprekken ontvangen. Deze waren ongewenst, ik had er geen belang bij ze te ontvangen en ik beantwoord ze niet. (…) Ook op mijn werk werd ik bezocht door [verdachte] . Daardoor werd er inbreuk gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer. (…) In 2013 heb ik [verdachte] laten weten dat ik op geen enkele wijze contact meer met hem wil. (…) [verdachte] blijft mij vervolgens bellen en mijn voicemailberichten inspreken. (…) Ik had nog spullen van [verdachte] . Deze heb ik aan hem overhandigd in De Bilt. Dit was ook in 2013. In de Bilt heb ik [verdachte] duidelijk gemaakt dat hij mij met rust moet laten. (…) Op 25 november 2015 had ik inmiddels 30 voicemailberichten van [verdachte] . (…) De voicemailberichten komen van [verdachte] want ik herken zijn stem voor 100 %. (…) [verdachte] verschijnt vervolgens ongevraagd op mijn optredens in Bussloo. (…) [verdachte] is namelijk op 28 november 2015 bij een optreden van mij geweest in Bussloo. (…) Ik heb [verdachte] buiten gezet dat hij mij met rust moet laten en dat hij door zijn gedrag mij mijn keel spreekwoordelijk dichtknijpt. (…) Ook op zondag 29 november 2015 zag ik [verdachte] weer bij Bussloo. Ik zag [verdachte] de parkeerplaats opkomen in zijn witte mini. [verdachte] sprak mij aan voordat ik wilde gaan werken. (…) Ik werd hier zo angstig van omdat hij mij maar niet met rust laat en niet wil accepteren dat ik geen contact met hem wil. (…) Ik heb vervolgens contact gehad met de politie. (…) Ik heb begrepen van de politie dat [verdachte] is aangesproken op zijn gedrag. (…) In februari 2016 ontving ik weer voicemailberichten van [verdachte] , ik herkende zijn stem. (…) Voor, rond en tijdens Pasen ontving ik weer voicemailberichten. Ik heb deze berichten allemaal gelogd en het zijn er volgens mij tussen de 30 à 40 berichten. (…) De berichten op mijn voicemail veroorzaken angst. (...);

2. een schriftelijk stuk, te weten de als bijlage bij de aangifte gevoegde foto’s en uitgewerkte voicemailberichten.
3. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 april 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 20-22):

(…) V: wat was uw bedoeling met de vele voicemailberichten die u achterliet op haar mobiele nummer? A: Ik wilde haar laten merken dat ik van haar hou. Dat zij niet alleen staat. (…);

4. het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 april 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
(…) het contact tussen mij en aangeefster stopte in 2013 in één keer. Ik heb weer contact met haar gezocht in 2015. Dit deed ik uit zorgen. Het klopt dat ik haar op 18 november 2015 weer heb benaderd. (…) Ik heb haar voicemail ingesproken. (…) Het klopt ook dat ik haar op 28 november en 29 november 2015 heb opgezocht bij haar werk in Bussloo. (…) Het klopt ook dat ik in november 2015 door de politie ben aangesproken op mijn gedrag. (…) Het kan goed zijn dat ik rond februari 2016 weer voicemailberichten heb ingesproken bij aangeefster. (…).