ECLI:NL:RBOVE:2017:1834

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 mei 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
08/730025-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische stoornis en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

Op 2 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 44-jarige man veroordeeld tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wegens poging tot doodslag op zijn vrouw. De verdachte, die lijdt aan een waanstoornis, heeft zijn vrouw op 13 januari 2017 in Blokzijl meermalen met gebalde vuisten tegen haar gezicht geslagen en haar geschopt met klompen met stalen neuzen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, wat werd bevestigd door twee Pro Justitia rapportages van deskundigen. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. De officier van justitie had een jaar gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank volgde dit advies niet, gezien de geestelijke toestand van de verdachte. De benadeelde partij, de vrouw van de verdachte, heeft een schadevergoeding van € 2.500,00 geëist, welke door de rechtbank is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, aangezien de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08/730025-17 (P)
Datum vonnis: 2 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd te Vught PPC, Lunettenlaan 501 te Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.J.M. Pinners, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2017 te Blokzijl, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (zijn echtgenote) [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen (en op verschillende momenten) met kracht en/of met gebalde vuist(en) tegen haar gezicht en/of hoofd en/of arm(en) heeft gestompt en/of geslagen, en/of nadat verdachte die [slachtoffer] op de grond had gegooid, haar eenmaal of meermalen met kracht en/of met geschoeide voet(en) ((een) klomp(en) met stalen neus/zen) tegen haar gezicht en/of hoofd en/of arm(en) heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 13 januari 2017 te Blokzijl, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn echtgenote) [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen (en op verschillende momenten) met kracht en/of met gebalde vuist(en) tegen haar gezicht en/of hoofd en/of arm(en) heeft gestompt en/of geslagen, en/of nadat verdachte die [slachtoffer] op de grond had gegooid, haar eenmaal of meermalen met kracht en/of met geschoeide voet(en) ((een) klomp(en) met stalen neus/zen) tegen haar gezicht en/of hoofd en/of arm(en) heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 13 januari 2017 te Blokzijl, gemeente Steenwijkerland, zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door de [slachtoffer] meermalen (en op verschillende momenten) met kracht en/of met gebalde vuist(en) tegen haar gezicht en/of hoofd en/of arm(en) te stompen en/of te slaan, en/of nadat verdachte die [slachtoffer] op de grond had gegooid, haar eenmaal of meermalen met kracht en/of met geschoeide voet(en) ((een) klomp(en) met stalen neus/zen) tegen haar gezicht en/of hoofd en/of arm(en) te schoppen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het primair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, bij gebrek aan (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel zware mishandeling van aangever. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 januari 2017 zijn echtgenote [slachtoffer] meermalen met kracht en met gebalde vuisten tegen haar gezicht heeft gestompt en dat, nadat hij [slachtoffer] op de grond had gegooid, hij haar met kracht en met geschoeide voet tegen haar hoofd heeft geschopt.
De rechtbank overweegt dat uit de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, volgt dat de kans op de dood van [slachtoffer] aanmerkelijk was. Verdachte heeft meermalen tegen haar gezicht gestompt en tegen het hoofd geschopt, terwijl hij klompen met stalen neuzen droeg.
Uit de algemene ervaringsregels volgt dat de kans op de dood aanmerkelijk is als een persoon op een dergelijke ongecontroleerde manier in het gezicht en op het hoofd wordt gestompt en geschopt, nu zich in het hoofd kwetsbare en vitale delen bevinden. Dat het letsel van het slachtoffer in ernst relatief beperkt gebleven is, is niet aan verdachte te danken en sluit, gezien de handelwijze van verdachte, een aanmerkelijke kans op de dood geenszins uit. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank deze kans ook willens en wetens aanvaard. Dat het handelen van verdachte voortkwam uit een psychose (zie onder 6) doet daaraan niet af. Niet gebleken is immers dat verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan was verstoken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op het voorgaande op zijn minst heeft gehandeld met het voor poging tot doodslag vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Het primair ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Primair
hij op 13 januari 2017 te Blokzijl, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen met kracht en met gebalde vuisten tegen haar gezicht heeft gestompt, en nadat verdachte die [slachtoffer] op de grond had gegooid, haar met kracht en met geschoeide voet (een klomp met stalen neus) tegen haar hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage d.d. 24 maart 2017
opgemaakt door C.J.F. Kemperman, psychiater. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een psychotisch beeld (met in de differentiaal diagnose de bipolaire stoornis met psychotische kenmerken, laatste episode manisch, de waanstoornis dan wel schizo-affectieve stoornis) en alcoholmisbruik met een persoonlijkheidsvariant met cluster A en B trekken. Gesteld kan worden dat verdachtes zelfcontrole afwezig was door een op een psychotische episode gefundeerd element van gestoorde realiteitstoetsing en een
beperkte impulsbeheersing. Geadviseerd wordt verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage d.d. 7 maart 2017 opgemaakt door drs. A.M. Hertig, GZ-psycholoog. Uit dit onderzoek is gebleken dat bij verdachte sprake was van een waanstoornis, van het grootheids- en betrekkingstype en mogelijk jaloersheid-/ontrouwwaan. Differentiaal diagnostisch kan er gedacht worden aan een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Vermoedelijk is verdachte vanaf 2015, na de afbouw van anti-psychotische medicatie, langzaam aan opnieuw afgegleden. Hij ging gebukt onder psychosociale stress (financiële problemen, de werkdruk van zijn eigen bedrijf en mantelzorg van vader). In combinatie met slaaptekort en afwezigheid van anti-psychotische medicatie en (al dan niet op werkelijkheid beruste) signalen dat zijn echtgenote een buitenechtelijke relatie onderhield, heeft dit vermoedelijk opnieuw geleid tot een verstoring in het realiteitsbesef waarin hij grootheids- en betrekkingswaanideeën ontwikkelde en mogelijk ook jaloersheidswaanideeën. Deze stoornis lijkt zich geleidelijk ontwikkeld te hebben vanwege met name gebrekkige copingvaardigheden en gebrek aan assertiviteit en gevoed door meerdere elkaar versterkende factoren. Waarschijnlijk is dat verdachte als persoon moeite heeft om met stress en spanningen om te gaan en mede daardoor problemen in de realiteitstoetsing krijgt. In combinatie met oplopende psychosociale (financieel, bedrijfsmatig) en relationele stress en slaapgebrek kan dat leiden tot het creëren van waanachtige belevingen. In hoeverre de verklaring van verdachte over de aanleiding tot de vermeende mishandeling waarin een voor hem vreemde man hem inlichtte over het buitenechtelijk seksueel contact met zijn echtgenote berust op realiteit is voor onderzoekster niet vast te stellen. Men zou kunnen stellen dat er sprake is van jaloeziewaanideeën en deze bijzondere situatie zou goed kunnen passen in de waanachtige belevingen van verdachte. Maar nu er aanwijzingen lijken te zijn voor een daadwerkelijke buitenechtelijke relatie van zijn echtgenote is moeilijk vast te stellen in welke mate zijn overtuiging congruent is met de realiteit. Het is voor onderzoekster onduidelijk hoe lang deze waanideeën al aanwezig zijn en welke relatie het ontstaan ervan hebben met zijn (dagelijks overmatig) alcoholgebruik, maar er zijn voldoende aanwijzingen dat deze psychiatrische stoornis ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig was. Vermoedelijk is verdachte door de beleving van haar overspel en dat zij betrokkene AIDS zou hebben overgedragen manisch psychotisch gedecompenseerd voorafgaande en ten tijde van het ten laste gelegde. Deze psychiatrische stoornis beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden. Door zijn waanideeën en vermoedelijke (manisch-)psychotische ontregeling was zijn besef van de realiteit afwezig. Geadviseerd wordt verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de psychiater en psycholoog over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare.
Op grond van voormelde rapportage is de rechtbank van oordeel dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 Sr voor de duur van één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de duur van de plaatsing in het psychiatrisch ziekenhuis te beperken tot een half jaar.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Uit voornoemde rapportage van psychiater Kemperman komt naar voren dat de
recidivekans voor enige vorm van geweldpleging, zonder verbetering van de psychische gesteldheid, als matig tot hoog kan worden ingeschat. Er is een verband tussen de stoornis en het ten laste gelegde, waarin ook een patroon herkenbaar lijkt. De copingvaardigheden tijdens een psychose om agressieve impulsen in andere, adequatere, banen te leiden zijn beperkt en er bestaat ook nauwelijks ziektebesef waardoor verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling dan wel medicatie. Beschermende factoren zijn een normale intelligentie en het bestaan van een steunend netwerk. Het niet hebben van een goede dagbesteding met een juiste balans tussen werk en vrijetijdsbesteding en alcoholgebruik zijn risicofactoren.
Geadviseerd wordt behandeling ter stabilisering van het beeld en begeleiding bij het opbouwen van een goede dagbesteding met werk en vrijetijdsbesteding. Geadviseerd wordt een artikel 37-maatregel op te leggen die na enkele maanden ambulant ten uitvoer kan worden gelegd.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op voornoemde rapportage van psycholoog Hertig. De psycholoog concludeert dat de kans op recidive als aanwezig kan worden ingeschat. Met name het gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht bij een voortdurende en onbehandelde waanstoornis en daarmee de twijfel over de bereidheid mee te werken aan behandeling, gebrekkige copingvaardigheden en assertiviteitsproblemen hangen in negatieve zin samen met het recidivegevaar. Daarnaast is verdachte enkele malen eerder veroordeeld voor het plegen van mishandeling. Zijn waanstoornis in combinatie met zijn kwetsbaarheden zorgen ervoor dat de kans op recidive, met name wanneer hij geconfronteerd zal worden met (de gevolgen van) het ten laste gelegde, zonder verdere psychiatrische behandeling aanwezig blijft. Aan de andere kant heeft verdachte een goede intelligentie, hechte band in de kindertijd, enige probleemoplossende vaardigheden en zelfcontrole (in geval van psychose-vrij). Op alle levensgebieden is er enige stabiliteit en een positief sociaal vangnet.
Onbehandeld wordt de kans op recidive relatief verhoogd geacht. Het is daarom van belang
dat verdachte gericht een behandeling krijgt voor zijn waanstoornis.
Vanwege het gebrek aan ziekte-inzicht en ziektebesef bestaat de kans dat verdachte zich aan vrijwillige behandeling onttrekt. Om die reden is het van belang dat de behandeling
in een juridisch kader plaatsvindt. Vanwege de volledige ontoerekeningsvatbaarheid
adviseert onderzoekster toepassing van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch
ziekenhuis met toepassing van artikel 37 Sr.
Een ambulante behandeling van verdachte binnen de reguliere psychiatrie is op dit moment geen reële optie vanwege het gewenste hoge zorgniveau. Omdat een vrijwillige klinische behandeling door verdachte niet gewenst wordt, resteert louter een gedwongen klinische behandelsetting. Deze behandeling zal in eerste instantie klinisch van aard moeten zijn, zodat verdachte nog beter kan worden ingesteld op medicatie en dat hij psycho-educatie krijgt met betrekking tot de psychiatrische stoornis. Daarna zal de behandeling gericht moeten zijn op ego-versterking en het adequaat leren omgaan met stellen van grenzen. Na de klinische fase dient er een resocialisatietraject plaats te vinden, waarbij verdachte onder begeleiding kan leren omgaan met het hanteren van (werk/psychische) druk.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies over en maakt dit gelijkluidende oordeel van beide deskundigen tot het hare.
Nu bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens bestond en de veiligheid voor zichzelf en/of anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, gezien de ernst van het bewezenverklaarde delict, zulks eist, zal de rechtbank de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelasten. De wet staat niet toe de duur van deze plaatsing te beperken tot een half jaar, zoals de raadsvrouw heeft verzocht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van een bedrag van € 2.500,00 wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen. Tevens heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden.
De gevorderde immateriële schade van een bedrag van € 2.500,00 acht de rechtbank toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 37 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor primair bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar;
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2017.
Mr. R.M. van Vuure en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017021551. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2017 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
Op vrijdag 13 januari 2017 (…) Toen wij verbalisanten (…) aan de [adres] aankwamen (…) zagen wij dat er een vrouw, na later bleek te zijn [slachtoffer] , op een stoel zat. Wij zagen dat deze mevrouw een rode substantie, kennelijk bloed, midden op haar gezicht had. Tevens zagen wij dat deze rode substantie uit haar neus kwam vloeien. Gelijk hierop zagen wij dat de linkerzijde van haar gezicht gezwollen was en voorzien was van rode plekken. Wij zagen dat het linkeroog van de vrouw zo gezwollen was dat hij hier amper meer door kon kijken. Tevens zagen wij dat dit oog wat blauw van kleur was. Ook zagen wij dat de vrouw een kleine wond bij haar rechteroog had. Wij zagen dat ook hier een rode substantie, kennelijk bloed, uit kwam. Tevens zagen wij dat haar beide handen op de bovenzijde gezwollen waren.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 14 januari 2017 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van huiselijk geweld, gepleegd door mijn man [verdachte] . Hij heeft mij gistermiddag, omstreeks 17:10 uur, zwaar mishandeld buiten onze woning. Ik kwam thuis van het werk en stapte net uit mijn auto toen hij op mij afkwam. Hij begon direct op mij in te slaan. Hij heeft mij meerdere keren met zijn vuisten op mijn gezicht geslagen. Ik weet niet hoe vaak. Het heeft denk ik wel een kwartier geduurd. Hij heeft mij ook op de grond gesmeten en toen ik op de grond lag, heeft hij mij ook nog geslagen en geschopt. Ik weet ook niet hoe vaak hij mij geschopt heeft. Meerdere keren. Hij droeg tijdens dit schoppen klompen met stalen neuzen. Hij bleef maar doorgaan. Hij wilde mij volgens mij afmaken. Hij heeft mij alleen op mijn hoofd geraakt. Op meerdere plekken. Ik voelde overal pijn op mijn hoofd (…) Ik beschermde mijn hoofd met mijn handen en armen. Mijn trouwring aan mijn rechterringvinger is misvormd geworden door de klappen en schoppen. Mijn onderarmen en handen zijn ook opgezet hierdoor. (…) Hij is drie keer gestopt met slaan en schoppen en drie keer is hij weer begonnen. (…)
Ik heb nu ook nog hevige pijn overal op en in mijn hoofd door de klappen en trappen die ik gisteren van [verdachte] heb gekregen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2017 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
(…) bekeek ik de klompen die verdachte [verdachte] (…) waarmee hij zijn vrouw in het gezicht had geschopt. Ik zag en voelde dat de voorzijde van deze klompen keihard waren. (…) De neuzen van deze zogenaamde veiligheidsschoenen zijn vermoedelijk van metaal of andere keiharde substantie.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 januari 2017 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Hoe heb je haar geslagen?
A: Een (1) keer met mijn rechtervuist en een (1) keer met mijn linkervuist. Snel achter elkaar.
O: Ik zag dat de knokkels van drie vingers van de verdachte zijn linkerhand bebloed waren. (…)
V: Waar raakte je haar?
A: In haar gezicht. (…) alleen mijn blote vuisten. (…)
Ik heb haar wel een keer geschopt. Toen ze op de grond lag, heb ik haar in haar gezicht getrapt met volgens mij mijn rechtervoet. Ik had toen Zweedse klompen aan (…) het ging niet zachtjes. Ik heb een (1) keer gigantische uitgehaald met mijn voet.

Voetnoten

1.Pagina 13
2.Pagina 15 tot en met 17
3.Pagina 45
4.Pagina 30 en 31