ECLI:NL:RBOVE:2017:1812

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
08/262758-16 (P), 08/125259-15 (VTVV)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van oplichting en valsheid in geschrifte met betrekking tot vervalsing van gemeentelijke documenten

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrifte. De zaak betrof de vervalsing van een ontvangststempel van de Gemeente Deventer en het opzettelijk gebruik maken van deze vervalsing. De rechtbank heeft op 13 april 2017 een openbare terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. T. Klooster, en de raadsman van de verdachte, mr. J. Vlug, hun standpunten hebben gepresenteerd.

De tenlastelegging bestond uit twee feiten: het vervalsen van een stempel van de gemeente en het opzettelijk gebruik maken van dit vervalste document. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de bewijsvoering en de argumenten van beide partijen, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de documenten had vervalst of op de hoogte was van de vervalsing. De vordering van de Gemeente Deventer als benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van de feiten was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/262758-16 (P)
08/125259-15 (VTVV)
Datum vonnis: 26 april 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Klooster en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een ontvangststempel van de Gemeente Deventer inclusief een paraaf van een medewerkster van de Gemeente Deventer heeft vervalst;
feit 2: opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde vervalsing.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2015 tot en met 29 november
2015 te Deventer, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen, te weten een ingebrekestelling inzake WOB verzoeken
[nummer] valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door
het vervalsen van een stempel van de gemeente Deventer op de
ingebrekestelling en/of het valselijk aanbrengen van een stempel van de
gemeente Deventer, te weten een kopie van het stempel van 29 september 2015
geplaatst op WOB verzoek dwangsommen [adres] , met het oogmerk om het als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2015 te Deventer, opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een ingebrekestelling inzake
WOB verzoeken [nummer] als ware het echt en onvervalst, door
de ingebrekestelling met daarop een valse en/of vervalste stempel van de
gemeente Deventer in te leveren bij de Gemeente Deventer.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte heeft op 29 september 2015 brieven bij de Gemeente Deventer afgegeven. Volgens de baliemedewerkster en het postregistratiesysteem heeft verdachte op die datum twee brieven overgelegd. Verdachte heeft per brief van 30 november 2015 een ingebrekestelling aan de gemeente gestuurd waaruit zou volgen dat hij drie brieven zou hebben afgegeven op 29 september 2015. Bij deze ingebrekestelling is ook de beweerdelijk op 29 september 2015 overgelegde derde brief meegestuurd waarvan wordt gesteld dat verdachte een ontvangststempel inclusief een paraaf van een medewerkster van de Gemeente Deventer heeft vervalst en tevens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze vervalsing.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat hij van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het stuk heeft vervalst. Ook moet verdachte van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken wegens het gebrek aan bewijs.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden wegens gebrek aan bewijs. Voor zover al vastgesteld kan worden dat er sprake is van een valselijk opgemaakte of vervalste briefstempel, waartoe op grond van het rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau B.V. d.d. 2 maart 2016 wel duidelijke aanwijzingen bestaan, is er in het dossier geen bewijs aanwezig dat verdachte dit stuk heeft opgemaakt.
Feit 2.
Feit 2 heeft betrekking op de brief van 30 november 2015 waarbij verdachte als bijlage de vervalste brief zou hebben overgelegd. De brief van 30 november 2015 bevindt zich echter niet bij de processtukken, zodat dit niet kan worden vastgesteld. Daarnaast kan uit de voorhanden zijnde stukken naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad dat het bewuste, vervalste stuk, vals was. Nu bewijs voor deze wetenschap ontbreekt kan ook om die reden het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden.

5.De schade van benadeelde

5.1
De vordering van de benadeelde partij
Gemeente Deventer, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.677,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Nu verdachte van deze feiten wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

6.De vordering tenuitvoerlegging

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: Gemeente Deventer, in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 15 september 2015 met parketnummer 08/125 voorwaardelijk opgelegde geldboete.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.