ECLI:NL:RBOVE:2017:1769

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
08/730468-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en bedreiging in Kampen

Op 25 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 60-jarige man uit Kampen, die werd beschuldigd van brandstichting en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de man op 21 september 2016 opzettelijk brand heeft gesticht bij de woning van zijn ex-vrouw, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte had eerder op 20 september 2016 dreigende berichten naar zijn ex-vrouw gestuurd, waarin hij haar bedreigde met brandstichting. De rechtbank legde hem een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder zijn ex-vrouw en haar zoon, voor de geleden schade door de brandstichting.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730468-16 (P)
Datum vonnis: 25 april 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1957 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedetineerd te PI Almelo, locatie Karelskamp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 december 2016, 2 februari 2017, 16 maart 2017 en 18 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een vordering nadere omschrijving tenlastelegging van 27 maart 2017, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:brand heeft gesticht
feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd op 20 september 2016
feit 3:[slachtoffer] heeft bedreigd op 13 september 2016.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2016 te Kampen, opzettelijk brand heeft gesticht direct naast een woning (gelegen aan de [adres 1] ) ,immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een schuttingdeur in brand gestoken, door open vuur in aanraking te brengen met (een) brandbare stof (f en), ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor de schutting en/of voornoemde woning en/of de zich daarin bevindende goederen en/of levensgevaar voor de zich op dat moment in genoemd woning bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 20 september 2016 te Kampen [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :“Je zal branden in het huis waar je in zit dus kijk maar uit en/of “Kijk maar goed uit, mijn bumper van de auto zal je voelen, althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Kampen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :“Je bent op je verjaardag dood en dat meen ik”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde brandstichting. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet duidelijk is hoe laat de brand op 21 september 2016 heeft plaatsgevonden, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de brandstichting in de buurt van de woning van aangeefster is geweest. De rapportage van het NFI geeft tevens geen uitsluitsel nu hieruit kan worden afgeleid dat het brandbeeld in een tijdbestek van een kwartier tot een uur of langer na het neerkomen van de brandende molotovcocktail kan zijn ontstaan.
Daarnaast heeft het NFI geconcludeerd dat de motorbenzine van de plaats delict en de referentie motorbenzine van het tankstation [bedrijf] , gelegen aan de [adres 2] te IJsselmuiden, zeer veel waarschijnlijker van dezelfde partij motorbenzine is, dan dat deze niet van dezelfde partij zou zijn. De hoogste waarschijnlijkheidsgraad wordt niet gehaald. Ook zijn er op de in de auto van verdachte aangetroffen schaar geen (katoen)vezels aangetroffen die matchen met het restant doek in de hals van de fles die op de plaats delict is aangetroffen.
Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat niet voldoende uit het dossier blijkt dat er gemeen gevaar voor personen te duchten was.
Ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vaststaat dat er in de nacht van 21 september 2016 een brand heeft gewoed bij een schuttingdeur toebehorende aan [slachtoffer] op het perceel [adres 1] in Kampen.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] en [naam 1] kan worden afgeleid dat de brand op 21 september 2016 omstreeks 03:45 uur is ontdekt.
Uit door de politie verricht sporenonderzoek is naar voren gekomen dat er sprake is geweest van opzettelijke brandstichting. Op een tegel voor de schuttingdeur werd een versmolten stuk plastic gevonden en ongeveer anderhalve meter daarnaast lag een deels aangebrande witte doek. In de container in de tuin van de [adres 1] in Kampen werd een (bier)fles met beugel en stofachtig materiaal in de hals van de fles aangetroffen. Deze fles was door de gealarmeerde geüniformeerde dienst gevonden bij de brandende schuttingdeur. De in de fles bevindende vloeistof bleek 4-taktbenzine te zijn. Aan de hand van het sporenbeeld van de brand alsmede de versmolten beugeldop op de tegel onder de deur, kwam de politie tot de conclusie dat de fles plat tegen de onderzijde van de deur had gelegen met de brandende doek en dat deze fles was gebruikt als molotovcocktail. Het vuur afkomstig van de doek had de houten deur doen ontbranden aan de onderzijde had zich, via de naden van de planken omhoog gewerkt tot nagenoeg de bovenzijde van deur. Een technische oorzaak kon worden uitgesloten.
Brand technisch onderzoek door het NFI wees voorts uit dat het brandbeeld zich onder gunstige omstandigheden in een kwartier en onder minder gunstige omstandigheden na een uur of langer na het plaatsen van de brandende molotovcocktail had kunnen ontwikkelen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of verdachte bij de brandstichting in nacht van 21 september 2016 betrokken is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] meermalen met de dood heeft bedreigd en dat hij op 20 september 2016, een dag voor de brand, een bericht naar haar heeft verstuurd met daarin de volgende tekst:
“Je zal branden in het huis waar je in zit dus kijk maar uit“.
Uit het dossier blijkt voorts dat er op 20 september 2016 een chatgesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn ex-vrouw [naam 2] waarin verdachte om 15:48 uur tegen [naam 2] zegt:
“Ik ga vanavondt een einde maken aan iemandt leven en dat ga ik echt doen ik ben er helemaal klaar mee ze zal branden in de hel.”
Daarnaast werd verdachte herkend op camerabeelden van het tankstation [bedrijf] , gelegen aan de [adres 2] in IJsselmuiden. Op deze beelden was te zien dat verdachte op 21 september 2016 tussen 00:19 uur en 00:24 uur een flesvormig voorwerp in zijn rechterhand vast had een dat hij een brandstofslang uit de pomp pakte. Daarna was te zien dat verdachte bukte en uit het zicht verdween. Nadat verdachte weer overeind was gekomen was te zien dat verdachte een lichtkleurige stof in zijn handen had. Hij plaatste deze stof op de bovenzijde van het flesvormige voorwerp en wreef daarmee over het voorwerp.
De aangetroffen vloeistof op de plaats delict werd door het NFI vergeleken met een benzinemonster afkomstig van de benzinepomp van het [bedrijf] tankstation in IJsselmuiden.
Voor de interpretatie van de resultaten werden de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: de motorbenzine van de plaats delict is afkomstig van dezelfde partij als de referentie motorbenzine van de benzinepomp.
Hypothese 2: de motorbenzine van de plaats delict is niet afkomstig van dezelfde partij als de referentie motorbenzine van de benzinepomp.
Geconcludeerd werd dat de resultaten zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
Uit de locatiegegevens [2] van het voertuig waarin verdachte reed komt naar voren dat verdachte in de nacht van 21 september 2016 tussen 03:00 uur en 03:13 uur in de bebouwde kom van Kampen was en dat de auto omstreeks 03:08 uur op de [straatnaam] , in de directe omgeving van de [adres 1] , werd gelokaliseerd. Dit bleek eveneens uit de telefoongegevens [3] van verdachte.
Met betrekking tot de vraag waar verdachte zich in de nacht van 20 op 21 september 2016 bevond heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd. In eerste instantie verklaarde verdachte dat hij in die nacht had geslapen in zijn auto op de parkeerplaats bij een tankstation op de A50 voorbij de afslag Heerde-Zuid. Alleen om 01:30 uur had hij een ritje gemaakt met zijn taxi naar Zwolle. Tijdens het tweede verhoor verklaarde verdachte dat de rit naar Zwolle was geannuleerd en dat hij daarna naar het treinstation Kampen-Zuid, dat is gelegen aan de N50, was gereden. Ook had hij tussen 17:38 uur op 20 september 2016 en 01:18 uur op 21 september 2016 in zijn auto bij het [bedrijf] tankstation aan de [adres 2] in IJsselmuiden geslapen.
Ter terechtzitting verklaarde verdachte dat hij op 20 september 2016 aan het begin van de avond op de parkeerplaats had gestaan bij het [bedrijf] tankstation in IJsselmuiden en dat hij daarna naar de parkeerplaats was gegaan op de A50 nabij afslag Heerde-Zuid. Die nacht was hij niet één keer maar drie keer naar Kampen gereden om een passagier op te halen. Een passagier had hij afgezet bij de [straatnaam] in Kampen. Tevens verklaarde hij dat hij op 21 september 2016 bij het [bedrijf] tankstation aan de [adres 2] in IJsselmuiden een fles met beugel met benzine had gevuld met de bedoeling om deze te gebruiken bij het stichten van brand. Later bedacht hij zich en gooide hij de fles met inhoud weg.
Alle omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die in de nacht van 21 september 2016 brand heeft gesticht bij de schuttingdeur op het perceel [adres 1] in Kampen. In het strafdossier zijn in het geheel geen concrete aanwijzingen aanwezig voor de mogelijke betrokkenheid van een ander of anderen bij de brandstichting. Dat de brand omstreeks 03:45 uur is ontdekt en verdachte omstreeks 03:08 uur in de nabijheid van de plaats delict is gelokaliseerd, maakt dit niet anders nu uit brand technisch onderzoek naar voren is gekomen dat het brandbeeld ook kan zijn ontstaan in het tijdsbestek van een uur of langer tussen het plaatsen van de molotovcocktail en het ontdekken van de brand.
Het onder 1 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het gemeen gevaar voor personen nu hiervan onvoldoende is gebleken.
Feit 2 en 3
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 21 september 2016 te Kampen, opzettelijk brand heeft gesticht direct naast een woning (gelegen aan de [adres 1] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een schuttingdeur in brand gestoken, door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor de schutting en voornoemde woning te duchten was;
2.
hij op 20 september 2016 te Kampen [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting en enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :“Je zal branden in het huis waar je in zit dus kijk maar uit en “Kijk maar goed uit, mijn bumper van de auto zal je voelen”;
3.
hij op 13 september 2016 te Kampen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :“Je bent op je verjaardag dood en dat meen ik”.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157 en 285 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feit en uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
feit 2
het misdrijf: bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang (intramuraal 9 maanden) en een contactverbod met [slachtoffer] . Tevens heeft de officier van justitie oplegging geëist van de vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende dat verdachte gedurende een periode van twee jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] en dat 1 week hechtenis zal worden toegepast indien verdachte zich niet houdt aan de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Ten slotte heeft de officier van justitie de dadelijk uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsberkenede maatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen het opleggen van de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel nu hij de meerwaarde van het opleggen van deze maatregel naast de bijzondere voorwaarden niet ziet. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het is volgens de raadsman van belang dat verdachte zo snel mogelijk behandeld kan worden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brandstichting in de nabijheid van de woning van zijn ex-vrouw. Verder heeft verdachte zijn ex-vrouw meermalen ernstig bedreigd. Deze brandstichting en bedreigingen hebben grote onrust veroorzaakt bij het slachtoffer en haar naaste omgeving. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij volstrekt niet stil heeft gestaan bij de gevolgen die zijn handelen teweeg heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een verdachte betreffend Pro Justitia rapportage
d.d. 24 maart 2017 opgemaakt door W.N. Haasbeek, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt dat verdachte lijdt aan een beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling, naar voren komend als een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en paranoïde kenmerken. Daarbij heeft hij een matige intelligentie op zwakbegaafd niveau.
Er wordt verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid geadviseerd Dit wordt geadviseerd op grond van zijn gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling en gebrekkige intelligentie waardoor hij gedreven wordt door een basaal gevoel van bedreiging en te weinig vermogen heeft om emoties en impulsen adequaat te controleren en om het gedrag door het verstand te sturen en het denken te toetsen aan de realiteit en daaraan aan te passen.
De risicoprognose volgens de HCR-20V3 is niet heel hoog, maar is er wel enigszins. Verdachte heeft geen overduidelijke historie van geweld en relationele problemen of werkproblemen. Toch is er sprake gewest van agressie in zijn historie en ook van problemen met ageren/agressieve uitingen van verdachte in de relaties. Ook op het werk zijn er op die manier problemen geweest. Ook waren er problemen door verdachtes dwangmatige persoonlijkheidsstoornis. Verder zijn er problemen met het inzicht in zichzelf. Ook beschikt hij niet over adequate coping om op een andere manier met problemen om te gaan.
De kans dat verdachte tot verbaal agressieve bedreigingen komt wanneer hij zich slecht behandeld voelt, is zeker aanwezig. Het blijft zo dat hij als persoon makkelijk ageert en lichtgeraakt is en overtuigd van zijn eigen gelijk, waardoor ruzies makkelijk kunnen escaleren, zeker wanneer hij zich aangevallen en in zijn bestaan bedreigd voelt.
Als belangrijke beschermende factoren kunnen genoemd worden dat verdachte wel ontzag voor de wet en regels heeft en een positief levensdoel heeft: hij wil meewerken als lid van de maatschappij als taxichauffeur
Verdachte heeft maar een beperkt sociaal en steunend netwerk. Hij leunt nu vooral op zijn tweede ex-vrouw van wie hij ook allerlei niet reële verwachtingen heeft met betrekking tot de toekomst, net als van zijn kinderen.
Zo lang er nog verwikkelingen zijn met zijn derde ex-vrouw, bijvoorbeeld over hun dochter, zal het gevoel van achterdocht, agitatie en boosheid aangewakkerd blijven en blijft er kans op een ongewenste reactie of boze eruptie naar haar. Ook wanneer betrokkene niet maatschappelijk ingebed is en niet werkt als chauffeur en alleen staat, daarbij zijn pijlen op zijn tweede ex-vrouw zet, is de kans groot dat hij vastloopt en dat hij zich miskend en afgewezen gaat voelen en in conflict komt.
Om de kans op agressieve uitingen te verkleinen wordt een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek voor mensen met een lage begaafdheid, zoals Trajectum, geadviseerd in combinatie met een toezicht van de reclassering en een (woon)begeleiding bij het dagelijks leven. Dit laatste is zeker nu belangrijk, nu hij helemaal opnieuw moet beginnen en niemand heeft om op te leunen. Verdachtes rigiditeit en stelligheid, zijn gebrek aan zelfkritiek en reflectief vermogen en daarbij zijn neiging om zijn eigen verhaal te maken en geloven, maken zijn ontvankelijkheid voor een psychologische behandeling niet heel groot, er is weinig leerbaarheid. Behandeling zal dan ook zeer laagdrempelig moeten zijn en wanneer in praktijk blijkt dat de ontvankelijkheid hiervoor te gering is, zou dat in overleg met de reclassering afgesloten moeten kunnen worden, maar misschien kan er in een behandelingscontact in combinatie met een praktische begeleiding in het dagelijks leven en een reclasseringstoezicht er iets gewonnen worden aan realiteitstoetsing, mentale speelruimte en flexibiliteit en kan agitatie afgetapt worden. Alcohol moet ook een aandachtspunt zijn.
Wat betreft juridisch kader heeft de deskundige een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek geadviseerd.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 5 april 2017 opgemaakt door J.H.A. Hakvoort. Hieruit komt naar voren dat de reclassering zich heeft geconformeerd aan het (straf)advies dat is gegeven door de Pro Justitia onderzoeker. Verdachte is inmiddels aangemeld bij het woonwerkcentrum van Stichting De Ontmoeting te Epe: een 24 uurs woonvoorziening die onder andere ex-gedetineerden begeleid op praktisch gebied maar ook geestelijke ondersteuning biedt. Het interne woontraject beslaat ongeveer 9 maanden en daarna kan een ambulant traject worden gevolgd. Op 4 april 2017 heeft verdachte een intakegesprek gehad. De Ontmoeting heeft de reclassering laten weten dat verdachte een positieve kandidaat is.
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting bij Trajectum of soortgelijke ambulante forensische zorg, een opname bij Stichting De Ontmoeting te Epe waarbij verdachte bij het beëindigen van het intramuraal traject aansluitend ambulante (forensische) (woon)begeleiding dient te accepteren, en een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] . Deze bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Voorts bevindt zich in het dossier een brief d.d. 7 april 2017 van Stichting De Ontmoeting waarin staat vermeld dat verdachte op 19 april 2017 of 3 mei 2017 kan worden opgenomen.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de rapporteurs en maakt deze conclusies tot de hare.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Bij haar oordeel heeft de rechtbank ook acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 23 maart 2017 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
De bewezen geachte feiten en de ernst van die feiten, brengt met zich mee dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De duur van de gevangenisstraf is anders dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank niet bewezen acht dat er sprake is van levensgevaar voor personen. Daarnaast zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting bij Trajectum of soortgelijke ambulante forensische zorg, een opname bij Stichting De Ontmoeting te Epe waarbij verdachte bij het beëindigen van het intramuraal traject aansluitend ambulante (forensische) (woon)begeleiding dient te accepteren, en een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] . Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de bijzondere voorwaarden een vrijheidsbenemende maatregel op te leggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.790,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 1.190,00 voor de vervanging van de schuttingsdeur. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 600,00 gevorderd.
Tevens heeft [naam 1] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen van € 525,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat volledig uit een immateriële schadevergoeding.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partij in zijn geheel kunnen worden toegewezen. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen voorzover deze zien op de brandstichting niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de door hem bepleite vrijspraak op dit punt. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vorderingen te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van de bewezenverklaarde feiten materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.190,00.
De rechtbank overweegt dat in voldoende mate is komen vast te staan dat [slachtoffer] en [naam 1] immateriële schade hebben geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde. De gevorderde immateriële schade van respectievelijk € 600,00 en € 525,00 acht de rechtbank toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feit(en) is/zijn toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
  • zich ambulant laat behandelen bij Trajectum of soortgelijke ambulante forensische zorg, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
  • verplicht wordt om in Stichting De Ontmoeting te Epe, of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
  • na het beëindigen van het intramurale traject bij Stichting De Ontmoeting aansluitend ambulante (forensische) (woon)begeleiding accepteert, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zolang de reclassering dat nodig acht;
  • op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1970 te [geboorteplaats 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.
Mr. M. van Bruggen was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016606806. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte van [naam 1] d.d. 21 september 2016 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [naam 1] :
Op dinsdag 20 september 2016 omstreeks 23.00 uur, ben ik naar bed toegegaan. Ik slaap aan de achterzijde van de woning. Ik woon samen met mijn moeder en zusje van 8 jaar aan de [adres 1] te Kampen. (…) Er zijn vanavond, door [verdachte] , al bedreigingen geuit richting mijn moeder dat hij de boel in brand zou steken bij ons (…) Op woensdag 21 september 2016, omstreeks 03.45 uur, werd ik wakker van geknetter. (…) Ik zag rook en licht en ben naar mijn moeder gerend. Vervolgens heb ik een emmertje met water gepakt en ben naar de schuttingdeur gelopen. Deze stond in brand. (…) Ik heb niet gezien dat [verdachte] de schutting in brand heeft gestoken, maar ik weet 100 procent zeker dat hij het heeft gedaan.
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] d.d. 21 september 2016 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Op woensdag 21 september 2016 omstreeks 03.50 uur werd ik wakker gemaakt door mijn zoon [naam 1] . (…) Ik hoorde dat mijn zoon vertelde dat de schutting in brand stond. Ik heb meteen 112 gebeld. (…) Als de brand was aangewakkerd had de brand via de houten schutting mijn woning kunnen bereiken. De schuttingdeur staat ongeveer 10 meter van de achterzijde van mijn woning af.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2016 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
Op 21 november 2016 werd door de digitale recherche de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] uitgelezen. (….)
Het chat gesprek vindt op 20 september 2016 plaats tussen verdachte [verdachte] (…) en [naam 2] (…).
A= verdachte [verdachte] (…)
J= [naam 2] (…)
A: (15:48:04) (…) Ik ga vanavondt een einde maken aan iemandt leven en dat ga ik echt doen ik ben er helemaal klaar mee ze zal branden in de hel
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2016 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
Ik verbalisant [verbalisant] heb de camerabeelden van pompstation [bedrijf] , gelegen aan de [adres 2] te IJsselmuiden, uitgekeken. (…)
00:19:43 uur:
Ik zie een donkerkleurig voertuig van het merk Audi en voorzien van het kenteken [kenteken] in de richting van pomp een (1) rijden. (…)
00:19:57 uur:
Ik zie een manspersoon bij de pinautomaat staan. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- Man;
- fors postuur;
- kort haar;
- brildragend;
- donkerkleurige jas;
- donkerkleurige broek;
- geruite blouse (…)
00:21:11 uur:
Ik zie dat de manspersoon uit beeld loopt in de richting van de achterzijde van het voertuig.
00:21:24 uur:
(…) Ik zie dat de manspersoon een flesvormig voorwerp in zijn rechter hand vast heeft.
00:21:34 uur:
Ik zie dat de manspersoon een brandstof slang uit de pomp pakt.
0:21:41 uur:
Ik zie dat de manspersoon voorover bukt aan de rechter achterzijde van het voertuig.
00:22:27 uur:
Ik zie dat de manspersoon weer overeind komt. (…)
00:22:44 uur:
(…) Ik zie dat de manspersoon een lichtkleurige stof in zijn handen vast heeft. (…)
00:22:48 uur:
Ikz ie dat de manspersoon in zijn linker hand een flesvormig voorwerp vast heeft. Ik zie dat de manspersoon in zijn rechter hand een lichtkleurige stof vast heeft. Ik zie dat de manspersoon de lichtkleurige stof op de bovenzijde van het flesvormig voorwerp plaatst en met de stof over het voorwerp wrijft. (…)
00:24:01 uur:
Ik zie dat de manspersoon met het flesvormige voorwerp met aan de bovenzijde een lichtkleurige stof uit beeld loopt in de richting van de achterzijde van het voertuig.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2016 [8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
Op vrijdag 23 september 2016 (…) zag ik, verbalisant Kuiper, een fotoblad (…). Ik zag op dit fotoblad een foto waarboven de tekst stond: verdachte met een flesvormig voorwerp met lichtkleurige stof in zijn handen. Ik zag dat deze foto afkomstig was van een beveiligingscamera van het pompstation [bedrijf] aan de [adres 2] te IJsselmuiden.
Ik zag op de foto een man. Ik herkende de man als de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
Een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 23 september 2016 [9] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
Het onderzoek is verricht op het erf behorende bij de woning (…) gelegen aan de [adres 1] (…) Kampen. (…)
Achter de woning bevond zich een tuin welke was afgesloten van de openbare weg door een uit stenen opgetrokken muur. Om vanaf de openbare weg toegang te krijgen tot de achtertuin bevond er ziht tussen de muren een houten afscherming met een houten deur. Ik zag met name aan de onderzijde van de deur inbranding door vuur. (…)
Op de tegel voor de deur was versmolten plastic zichtbaar. (…) Ongeveer anderhalve meter, links naast de deur zag ik een vermoedelijk katoenen witte doek liggen, deels aangebrand. (…) In de container (kliko) op het erf van bovenvermelde locatie lag een fles, Bij het openen van de kliko rook ik een lucht welke ik herken als benzine of gelijkende daarop. Deze fles bleek, door de gealarmeerde geüniformeerde dienst, te zijn aangetroffen bij de brandende deur en als afval gedeponeerd in de betreffende kliko. De fles is door mij uit de container gehaald voor nader onderzoek.
Ik zag dat de fles origine was gefabriceerd voor bier (afgaande op het etiket). Ik zag dat er in de flessenhals een stofachtig materiaal zat en dat zowel deze stof als de bovenzijde van de hals was aangetast door vuur. Door mij werd de stof uit de hals gehaald om de nog aanwezige vloeistof in de fles te kunnen analyseren. De vloeistof in deze fles had de lucht gelijkende op die ik herken als benzine. De benzine van de fles heb ik veiliggesteld voor eventuele nadere vergelijking. (…)
Gezien de samenstelling van de fles (doek in hals, brandbare vloeistof in fles) concludeer ik dat deze fles als een zogenaamde Molotov cocktail heeft gediend. (….) Aan de hand van het sporenbeeld van de brand alsmede de versmolten beugeldop op de tegel onder de deur heeft de fles plat tegen de onderzijde van de deur aangelegen met de brandende doek. Het vuur afkomstig van de doek heeft de houten deur doen ontbranden aan de onderzijde heeft zich, via de naden van de planken omhoog gewerkt tot nagenoeg de bovenzijde van deur.
Conclusie: Opzettelijke brandstichting, technische oorzaak uitgesloten. (…)
Gezien het plaatsen/gooien van een fles met een brandbare vloeistof met brandende doek onder een houten deur heeft gevaar te duchten gehad voor personen en goederen. Indien de brand niet tijdig was opgemerkt had deze zich kunnen uitbreiden naar het houtwerk achter de deur (…)
Een geschrift, te weten een rapportage van het NFI over vergelijkend brandstofonderzoek d.d. 20 december 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [10] :
(…) Overzicht te onderzoeken materiaal (…)
SIN(…) AAJG7408NL Referentie: monstername pomp 1 (…)
AAJG7368NL (…) Restant brandbare vloeistof op plaats delict (…)
Vraagstelling (…)
Is de aangetroffen ontbrandbare vloeistof op de plaats delict afkomstig van de benzinepomp/monsterneming? (…)
Conclusie
Het vloeistofmonster AAJG7368NL van de plaats delict is motorbenzine, meer specifiek 4-taktbenzine. De referentie motorbenzine AAJG7408NL van de benzinepomp is eveneens 4-taktbenzine.
De samenstelling van de motorbenzine AAJG7368NL van de plaats delict is vergeleken met de samenstelling van de referentie motorbenzine AAJG7408NL van de benzinepomp. Voor de interpretatie van de resultaten zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De motorbenzine AAJG7368NL van de plaats delict is afkomstig van dezelfde partij als de referentie motorbenzine AAJG7408NL van de benzinepomp.
Hypothese 2: De motorbenzine AAJG73368NL van de plaats delict is niet afkomstig van dezelfde partij als de referentie motorbenzine AAJG7408NL van de benzinepomp.
De conclusie van het vergelijkend onderzoek tussen de motorbenzine AAJG7368NL van de plaats delict en de referentie motorbenzine AAJG7408NL van de benzinepomp luidt dat de resultaten zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
Een geschrift, te weten een rapportage Brandtechnisch onderzoek van het NFI d.d. 25 januari 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [11] :
Vraagstelling (…)
Stel aan de hand van het aangeleverde fotomateriaal vast of het mogelijk is dat het brandbeeld in een tijdsbestek van een half uur na het neerkomen van de brandende, niet gebroken, molotovcocktail tot het moment van het blussen/ontdekken van de brand kan zijn ontstaan. (…)
Interpretatie van resultaten
Een dikke houten plank is niet zomaar aan te steken waarbij de plank vervolgens
zelfstandig verder zal branden. In eerste instantie is daarvoor een externe warmtebron nodig die gedurende enige tijd voldoende energie geeft om pyrolyse van het hout teweeg te brengen. De energie kan zowel door stralingswarmte als door direct vlamcontact op het hout overgedragen worden.
Zowel bij een smeulbrand als bij een vlammende brand zal de warmte die bij de reactie met zuurstof uit de lucht optreedt, opstijgen. Bij een verticaal opgestelde
houten plank wordt daarbij in principe het bovenliggende materiaal het snelste
aangetast. De verbrandingsreactie bij een smeulbrand verloopt echter veel
langzamer dan bi] een vlammende brand. Door de warmte die bij smeulen ontstaat,
wordt al het omliggende materiaal door geleiding van de warmte aangetast en bij
het smeulproces betrokken. Hierdoor vindt de branduitbreiding bij een smeulbrand
veel meer in het brandbare materiaal zelf plaats. Deze vorm van branduitbreiding
kan in alle richtingen plaatsvinden.
Bij een vlammende brand reageren de gasvormige pyrolyseproducten aan het
oppervlak van het brandbare materiaal met zuurstof en komt er meer warmte vrij.
Hierdoor vindt branduitbreiding bij een vlammende brand veel meer en ook sneller
langs het oppervlak van het brandbare materiaal plaats. Naast een trage
branduitbreiding door geleiding van de warmte het brandbare materiaal in, is bij een
vlammende brand de branduitbreiding sterk langs het oppervlak en opgaand gericht.
De lokale diepe inkoling waarbij een gat in de middelste plank aan de buitenzijde
van de deur is gebrand met maar heel weinig aantasting van brand en hitte langs de
buitenzijde naar boven toe, past daarom veel beter bij een smeulproces en veel
minder bij een vlammende brand.
Uit de beroeting en het gesmolten kunststof op de stoeptegels en de drempel voor
de deur blijkt dat de opening van de fles wel in de buurt, maar niet direct tegen de
deur heeft gelegen. Het hout wordt dan niet alleen door de vlam, die afkomstig is
van het brandende lont dat in de flessenopening is aangebracht, maar vooral ook
door de straling van de als een olielamp brandende molotovcocktail aangetast.
De lokale diepe inkoling vanaf de voorzijde van de deur past daar ook bij. Doordat het
hier een bierfles betreft met een nominale inhoud van 75 cl, kan deze, gevuld met
motorbenzine en afgesloten met een stuk textiel, langdurig branden en zo ook lang
een bijdrage leveren aan het In stand houden van de aantasting van de voorzijde
van de deur.
Aan de binnenzijde van de deur was het hout aan weerszijden van de spleten tussen
de planken door, door vuur aangetast, zie figuur 4. Deze aantasting liep in een
spleet van helemaal beneden tot ongeveer halverwege en bij de andere tot bijna
bovenaan toe door. Dit wijst erop dat de brand daar wel vlammend tussen de
planken door naar boven is ‘gekropen’. Door de holle ruimte tussen de planken aan
de buitenzijde en de binnenzijde van de deur en de spleet tussen de planken
ontstaan voor de brand gunstige ventilatiecondities, waardoor een smeulbrand
makkelijk in een vlammende brand over kan gaan. Doordat het hier een vlammende
brand betreft, is het overigens ook de verwachting dat de branduitbreiding op het
moment van ontdekking/blussing juist aan het versnellen was. Het is de verwachting
dat dit pas kon gebeuren nadat het gat in de plank aan de voorzijde van de deur
was ontstaan en de brand de planken aan de binnenzijde kon bereiken.
Algemeen geldt dat een smeulproces veel langzamer verloopt dan een vlammende
brand. Het is vrijwel onmogelijk om exact aan te geven hoe lang dat in deze casus
heeft geduurd. Veel factoren spelen hierbij een rol zoals de grootte van de vlam, de
afstand tot de deur en het bewegen van de vlam door de wind, de houtsoort,
waarmee het hout is behandeld, etc. Dit maakt dat een dergelijk brandbeeld zoals
op de foto’s is te zien, ontstaan kan zijn in een zeer ruim tijdsbestek. Onder
gunstige omstandigheden zou dat bijvoorbeeld een kwartier kunnen zijn, maar
evengoed zou het onder minder gunstige omstandigheden ook een uur of zelfs nog
langer kunnen zijn. Hieruit volgt dat een tijdsbestek van een half uur zeker
realistisch te achten is.
Conclusie
Het brandbeeld, zoals op het aangeleverde fotomateriaal is gezien, kan zeker in een tijdsbestek van een half uur na het neerkomen van de brandende, niet gebroken molotovcocktail tot het moment van het blussen/ontdekken van de brand zijn ontstaan.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2016 [12] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
Op woensdag 21 september 2016 (…) ontving ik van informatiecoördinator ANPR (Automatic Number Plate Recognition) een uitdraai voor het kenteken [kenteken] met de volgende informatie:
20-09-2016 (…) 17:38:21 (…) [adres 2] , [kenteken] , In, [bedrijventerrein] , Kampen
20-09-2016 (…) 20:59:13 (…) [adres 2] , [kenteken] , Out, [bedrijventerrein] , Kampen
20-09-2016 (…) 21:34:31 (…) [adres 2] , [kenteken] , Out, [bedrijventerrein] , Kampen
21-09-2016 (…) 00:34:52 (…) [adres 2] , [kenteken] , Out, [bedrijventerrein] , Kampen
21-09-2016 (…) 00:55:11 (…) [adres 2] , [kenteken] , Out, [bedrijventerrein] , Kampen
21-09-2016 (…) 00:01:18:12 (…) [adres 2] , [kenteken] , Out, [bedrijventerrein] , Kampen
Op de camerabeelden van pompstation [bedrijf] gelegen aan [adres 2] te IJsselmuiden is onderstaande waargenomen. (…)
20:24:16 uur:
Koplampen van een voertuig dat rijdt over de Zwolseweg komende uit de richting van Kampen centrum en slaat links af [adres 2] te IJsselmuiden op.
20:24:30 uur:
Genoemd voertuig is donkerkleurig en rijdt en pompstation voorbij. (…)
20:58:33 uur:
Koplampen van een voertuig dat rijdt over de Zwolseweg komende uit de richting van Kampen centrum.
20:58:42 uur:
Genoemd voertuig slaat links af [adres 2] te IJsselmuiden op en vervolgens meteen weer links af voor het pompstation langs. (…)
23:58:55 uur:
Rijdt een donkerkleurig voertuig van het omheinde parkeerterrein achter het pompstation vandaan.
23:59:00 uur:
Achterlichten van het voertuig zijn te zien op de Zwolseweg in de richting van Kampen centrum. (…)
00:19:11 uur:
Er verschijnt rechts boven in beeld verlichting van een voertuig die rijdt over de Zwolseweg komende uit de richting van Kampen centrum. 00:19:19 uur: Hetzelfde voertuig slaat links af de [adres 2] op. (…)
00:42:07 uur:
Voertuig rijdt het afgesloten terrein weer af (…)
00:42:28 uur:
Voertuig slaat rechtsaf de Zwolseweg op in de richting van Kampen centrum.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 september 2016 [13] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Ik laat u een screenshot zien van een gesprek dat u met [slachtoffer] heeft gevoerd. Hierop staat dat u de volgende woorden heeft getypt: ?Vieze grote hoereslet je zal branden in het huis waar je in zit dus kijk maar uit bewerkt dit maar goed en je zal de 46 niet halen en dat meen ik want ik ga over lijken dus kijk maar uit? (…)
A: Dat klopt, dat heb ik gezegd.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 22 september 2016 [14] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Waar was u in de nacht van 20 op woensdag 21 september 2016?
A: Ik was aan de A50, voorbij de afslag Heerde-zuid (…) Daar heb ik overnacht. (…)
V: Bent u de hele nacht op het tankstation gebleven?
A: Ja. (…)
V: Hoe laat bent u ’s nachts naar die parkeerplaat toe gegaan?
A: Dat was rond 12 uur, 5 voor 12 ’s nachts. Ik ben daar half 8, kwart voor 8 weggegaan. (…)
V: Even resumerend, u heeft dus 5 voor 12, 12 uur geparkeerd op die parkeerplaats, en bent rond half 8 vertrokken. U heeft daar al die tijd geparkeerd gestaan en bent niet tussentijds weggegaan?
A: Ja, wacht even. Ik heb 1 telefoontje gehad, omdat ik taxichauffeur was, en die vroeg mij om een ritje. Daar ben ik heen gegaan, maar dat bleek loos. (…)
Die stond ergens in Zwolle (…) Ik weet het niet exact, ongeveer half 2, 2 uur denk ik.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 september 2016 [15] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: In uw vorige verklaring vertelde u dat u de nacht van 20 op 21 september 2016 in uw auto (…) hebt doorgebracht op een tankstation aan de A50 voorbij Heerde-Zuid. Iets later verklaart u dat u toch het terrein van het tankstation heeft verlaten voor een taxi rit met deze auto. (…)
A: Toen ben ik langsgereden, (…), langs waar ze bij de A50 bezig zijn en toen ben ik in Kampen geweest. (…) Ik moest wezen, bij het station. Daar ben ik geweest. Dat ritje bleek toen loos te zijn en toen ben ik terug gereden naar de A50. Daar heb ik constant gelegen (…)
V: eerder verklaarde u enkel naar Zwolle bent gereden, maar dat die rit werd geannuleerd, hoe zit dat?
A: Later hoorde ik dat die rit niet klopte en werd geannuleerd. Toen dacht ik, ik ga bij het station in Kampen kijken. (…)
Station Kampen-zuid, die ligt pal langs de N50. (…)
V: U zegt u ben niet in IJsselmuiden geweest (…)
A: Oh, wacht ff. Daar heb ik geslapen. (…) Ja ik heb daar geslapen, achter de struiken. (…)
He hebt daar [bedrijf] , daarachter heb je struiken en zo’n terreintje waar een vrachtwagen stond. Daar heb ik geparkeerd. (…) Ik heb tussendoor ook nog even naar snackbar Timmer tegenover het stationsplein geweest om een patatje te eten. Daar heb ik ook even geparkeerd gestaan met de auto. (…)
V: Maar was dat voor in de avond of de hele nacht (…)?
A: Gewoon ’s avonds, maar niet ’s nachts. ’s Nachts ben ik langs de A50 geweest. (…)
Daar zijn foto’s mij onder de neus gedrukt (…) Daar is op te zien dat ik iets van een fles in mijn hand heb. (…) Maar die fles dat is puur bedoeld voor als ik geen benzine meer had dat ik het er later elders in kon doen, want ik had geen jerrycannetje. (…)
Dus die fles (…) heb ik toen volgetankt, gewoon gevuld. Ik heb die camera ook wel gezien (…)
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 18 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik op 20 september 2016 een bericht naar [slachtoffer] heb verstuurd met daarin de volgende tekst: “Je zal branden in het huis waar je in zit dus kijk maar uit“. (…)
Ik heb een fles gevuld met benzine bij een [bedrijf] tankstation maar die fles heb ik later leeggegooid en in een container gedaan op de parkeerplaats op de A50. De door mij gebruikte fles zou een beugelfles kunnen zijn. (…)
Ik was in de nacht van 20 op 21 september 2016 de hele nacht op de parkeerplaats bij de A50, vlakbij de afslag Heerde Zuid. Ik ben hier tot de volgende ochtend kwart over 8 geweest. (…) Aan het begin van de avond stond ik op een parkeerplaats achter de [bedrijf] in IJsselmuiden. (…) Ik ben ’s nachts drie keer naar Kampen geweest om een passagier op te halen. Eén van de passagiers heb ik afgezet op de [straatnaam] . Het klopt dat dit nabij de [adres 1] in Kampen is. De andere meldingen bleken loos te zijn. (…)
U, voorzitter, vraagt mij nogmaals wat ik met de fles gedaan heb die ik gevuld had met benzine. Eigenlijk was ik erg kwaad op [slachtoffer] en wilde ik brand gaan stichten. Uiteindelijk heb ik mij bedacht en heb ik de inhoud van de fles in mijn auto leeggegooid. De fles heb ik later weggegooid in een container op de parkleerplaats op de A50.
Feiten 2 en 3
Nu verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs van feit 2 verwijst de rechtbank naar:
* Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2016466829-1, inhoudende een proces-verbaal van aangifte, blad 1 en 2;
* het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 september 2016, pagina 31 tot en met 33.
Voor het bewijs van feit 3 verwijst de rechtbank naar:
* Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2016458815-1, inhoudende een proces-verbaal van aangifte, blad 1 tot en met 3;
* het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 september 2016, pagina 31 tot en met 33.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016606806, genummerd van 1 tot en met 231.
2.Pagina 124 tot en met 140
3.Pagina 141 tot en met 152
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-201647093-1, inhoudende een proces-verbaal van aangifte, blad 1 en 2
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-201647093-3, inhoudende een proces-verbaal van verhoor aangeefster, blad 1 en 2
6.Pagina 162
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-201647093-10, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, blad 1 en 2
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-201647093-11, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, blad 1
9.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-201647093-2, inhoudende een proces-verbaal van sporenonderzoek, blad 1 tot en 3 (en bijlagen)
10.Een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 20 december 2016 ‘Rapportage over vergelijkend brandstof onderzoek, naar aanleiding van een brand in Kampen op 21 september 2016’.
11.Een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 januari 2017 ‘Brandtechnisch onderzoek naar aanleiding van een brand in Kampen op 21 september 2016’
12.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-201647093-15, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, blad 1 en 2
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 september 2016, pag. 28 tot en met 34
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 22 september 2016, pag. 35 tot en met 39
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 september 2016, pag. 41 tot en met 47