ECLI:NL:RBOVE:2017:1768

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
08/952036-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden wapenbezit en beroving met geweld in Deventer

Op 25 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van verboden wapenbezit en betrokkenheid bij een beroving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam voort uit een incident op 1 januari 2015, waarbij de verdachte en een mededader een slachtoffer beroofden van € 10.000,00, bedoeld voor de aankoop van 500 pakken Nutrilon melkpoeder. De verdachte had een advertentie geplaatst op Marktplaats en contact gehad met het slachtoffer, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat hij fysiek aanwezig was bij de beroving. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beroving, maar achtte het bewezen dat hij op 19 januari 2015 een wapen van categorie III, een gaspistool, voorhanden had. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de impact van wapenbezit op de samenleving. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strikte handhaving van wapenwetten en de gevolgen van crimineel gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952036-15 (P)
Datum vonnis: 25 april 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 juli 2016, 8 november 2016, 17 januari 2017 en 11 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
[slachtoffer 1] heeft beroofd of daarbij heeft geholpen en dat hij een wapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2015, te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een plastic zakje met daarin) 10.000 Euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om hij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachte’s mededader een wapen tegen het de buik, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: “Geef mij geld, geld, anders maak ik je dood”, althans woorden van soortgelijke aard of strekking;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
[verdachte] op of omstreeks 01 januari 2015, te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toëeigening heeft weggenomen ( een plastic tasje met daarin) 10.000 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [verdachte] of diens medeverdachte een wapen tegen de buik, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: “Geef mij geld, geld, anders maak ik je dood”, althans woorden van soortgelijke aard of
strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 december 2014 tot en met 1 januari 2015, te Deventer en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door –zakelijk weergegeven- (telkens) via E-mail en/of Whats app berichten en/of per telefoon contact te hebben met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] over de koop en/of verkoop van blikken Nutrilon en/of een prijsafspraak heeft gemaakt en/of
een afspraak heeft gemaakt over de overdracht van die blikken Nutrilon en/of over de manier, tijdstip en plaats van overdracht van die blikken Nutrilon en/of door die [verdachte] met een auto te brengen naar de plaats van overdracht van die blikken Nutrilon en/of in de nabijheid van die plaats van overdracht te wachten in een auto en/of door een wapen aan die [verdachte] verdachte en/of diens mededader ter beschikking te stellen, in ieder geval op voornoemde tijd en plaats door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of
misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen voornoemd feit opzettelijk heeft uitgelokt door inlichtingen te verschaffen over de plaats van overdracht van die blikken Nutrilon aan die [verdachte] verdachte en/of diens mededader en/of over de hoeveelheid geld die de kopers bij zich zouden moeten hebben voor de koop van die blikken Nutrilon;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2015, te Deventer, een wapen van categorie III, te weten een (gas)pistool (Voltran mod 2000), voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit nu de betrokkenheid van verdachte voorafgaand, tijdens en na de beroving niet kan worden bewezen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
In deze zaak kan op basis van de aangifte en verklaringen van getuigen worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] op 1 januari 2015 in Deventer is beroofd. Bij deze beroving is € 10.000,00 aan contant geld buitgemaakt: geld dat bedoeld was voor de aankoop van 500 pakken Nutrilon melkpoeder.
Ten aanzien van de vraag of verdachte bij deze beroving betrokken is geweest en zo ja, waaruit die betrokkenheid heeft bestaan overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek dat de politie heeft verricht kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die op 29 december 2014 een advertentie op Markplaats heeft geplaatst waarin 500 pakken Nutrilon melkpoeder werden aangeboden. De advertentie is geplaatst met het Marktplaatsaccount van verdachte. In de advertentie stond de naam [naam 1] , het e-mailadres [mailadres] en het telefoonnummer [telefoonnummer] vermeld. Met betrekking tot het e-mailadres heeft verdachte verklaard dat het e-mailadres [mailadres] destijds bij hem in gebruik was en dat hij hiervan nog steeds gebruik maakt. Uit onderzoek bleek verder dat het in de advertentie genoemde telefoonnummer [telefoonnummer] door verdachte gebruikt werd. Meerdere personen van de familie van verdachte namen contact op met dit nummer gedurende de periode 16 december 2014 tot en met 1 januari 2015. Ook was dit telefoonnummer in de telefoon van de vrouw van verdachte opgeslagen onder de naam [naam 2] .
De zoon van aangever [slachtoffer 2] heeft telefonisch met verdachte afgesproken om de verkoop van de pakken Nutrilon melkpoeder te laten plaatsvinden op 1 januari 2015 bij de [woonplaats 2] . Deze afspraak werd gemaakt met gebruikmaking van telefoonnummer [telefoonnummer] . Het telefoongesprek werd gevoerd door een persoon die zich [naam 3] noemde. Tijdens dit gesprek werd ook afgesproken dat er een aanbetaling gedaan zou worden van € 50,00 en dat dit bedrag overgemaakt moest worden op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] . Verdachte heeft verklaard dat deze bankrekening van hem was en dat hij het bedrag van € 50,00 contant heeft opgenomen van zijn rekening.
De stelling van de verdediging dat niet valt uit te sluiten dat sprake is geweest van identiteitsfraude en een ander de gegevens van verdachte heeft achterhaald en gebruikt om de advertentie te plaatsen en het contact met [slachtoffer 1] aan te gaan is, mede gezien de ontwijkende, ontkennende en vage verklaringen die verdachte over zaken als het gebruik van het genoemde telefoonnummer en wie (onrechtmatig) zou kunnen beschikken over de gegevens heeft gegeven, niet aannemelijk geworden. Daarbij is ook van belang dat het gaat om een verscheidenheid aan – voor een deel zeer persoonlijke – gegevens, waarvan niet aannemelijk is geworden dat deze allemaal bij een onbekende persoon terecht (kunnen) zijn gekomen. Daar komt nog bij dat verdachte geen enkele actie heeft ondernomen nadat hem bekend zou zijn geworden dan een ander zijn gegevens zou hebben gebruikt ter voorkoming van herhaling daarvan, bijvoorbeeld in de vorm van het opheffen van het e-mailadres of doen van aangifte.
Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte de advertentie op Marktplaats heeft geplaatst en contact heeft gehad met [slachtoffer 1] , maar het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit afgeleid kan worden dat verdachte nadien fysiek aanwezig is geweest bij de beroving. Geen van de getuigen hebben verdachte op 1 januari 2015 gezien op de plaats delict en het signalement dat aangever en de getuigen van de daders hebben gegeven is te algemeen. Sporenonderzoek heeft evenmin iets opgeleverd. Dit betekent dat ervan uit moet worden gegaan dat anderen de beroving feitelijk hebben uitgevoerd.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte de beroving zelf heeft uitgevoerd, moet de vraag worden beantwoord of sprake is geweest van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking van verdachte met degenen die de beroving feitelijk hebben gepleegd dat sprake is van medeplegen, dan wel dat verdachte daaraan medeplichtig is geweest.
Van belang daarbij is echter of verdachte met het plaatsen van de advertentie en het maken van de afspraak voor de verkoop van de melkpoeder de bedoeling had om de potentiele koper te beroven of wist dat degenen die nadien naar Deventer zijn gegaan de betreffende potentiele koper/aangever zouden gaan beroven. In het dossier is geen bewijs voorhanden dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte daarop was gericht.
Uit de proceshouding van en wijze van verklaren door verdachte met betrekking tot de Marktplaatsadvertentie kan bedoelde opzet/wetenschap niet worden afgeleid, temeer nu, anders dan in de door de officier van justitie aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 5 juli 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1315) enkel vastgesteld kan worden dat verdachte voorafgaand aan de beroving betrokken is geweest bij het op zichzelf beschouwd legale, plaatsen van de Marktplaatsadvertentie en het contact met [slachtoffer 1] . Uit het enkele feit van het plaatsen van een dergelijke advertentie kan geen opzet op wetenschap van een geplande beroving worden afgeleid.
Nu voor een bewezenverklaring van medeplegen van (primair) of medeplichtigheid aan (subsidiair) de beroving is vereist dat verdachtes opzet - al dat niet in voorwaardelijke vorm - was gericht op het door de uitvoerders van het gepleegde misdrijf, in dit geval de beroving, moet verdachte van onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij op 19 januari 2015, te Deventer, een wapen van categorie III, te weten een (gas)pistool (Voltran mod 2000), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht ten aanzien van feit 2 verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Het ongecontroleerde bezit hiervan is in strijd met de wet en leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Tevens levert het voorhanden hebben van wapens een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid van personen en goederen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 13 december 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor een soortgelijk feit. Tevens zal de rechtbank – overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – rekening houden met de veroordeling van verdachte bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 18 mei 2016, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en één maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
In de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor het voorhanden hebben van een gaspistool als uitgangspunt een geldboete van € 550,00 genomen. Dit oriëntatiepunt gaat echter uit van eerste overtreding. In het geval van verdachte geldt dat hij al eerder is veroordeeld voor verboden wapenbezit.
De rechtbank acht, alles overziend, een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 week;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd,
- de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 jarenzich schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in
mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2015002346. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
* het proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2015, pagina 63 en 64
* het proces-verbaal onderzoek wapen van 6 februari 2015, pagina 43 en 44;
* het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 januari 2015, pagina 92 en 93.