ECLI:NL:RBOVE:2017:1738

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
08.730561-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor openlijke geweldpleging en verzet bij aanhouding

Op 24 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld voor openlijke geweldpleging en verzet bij aanhouding. De man werd beschuldigd van het zwaar mishandelen van een slachtoffer op 12 december 2015 in Deventer, waarbij hij samen met anderen het slachtoffer in het gezicht sloeg en schopte, wat resulteerde in een gebroken kaak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, maar dat het openlijk geweld wel bewezen kon worden. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en moest een schadevergoeding van 5200 euro aan het slachtoffer betalen. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan wederspannigheid tijdens zijn aanhouding op 30 augustus 2016, waarbij hij zich verzette tegen de politie. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die na de mishandeling psychische problemen ondervond. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en behandeling voor agressieproblematiek.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730561-16 (P)
Datum vonnis: 24 april 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] (Uganda),
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.E. Postmaen van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er - na wijziging van de tenlastelegging van 10 april 2017 -, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 12 december 2015 te Deventer met voorbedachte raad samen met anderen[slachtoffer] zwaar heeft mishandeld door deze [slachtoffer] in/tegen het gezicht/hoofd te stompen en/of schoppen, dan wel openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen deze [slachtoffer] ;
feit 2:
op 30 augustus 2016 te Deventer zich heeft verzet bij zijn aanhouding door de politie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2015 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een op meerdere plaatsen gebroken kaak heeft toegebracht door één of meerdere malen (met kracht) tegen/op het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of te duwen (terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag);
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 12 december 2015 te Deventer openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Broederenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit één of meerdere malen (met kracht) trappen en/of schoppen en/of slaan en/of stompen en/of duwen op/tegen het gezicht en/of het hoofd van deze [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een op meerdere plaatsen gebroken kaak (waardoor deze [slachtoffer] geopereerd moest worden), althans enig lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Deventer, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] (allen hoofdagent van politie), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten het aanhouden van verdachte buiten
heterdaad op verdenking van een strafbaar feit, door (meermalen) te rukken en/of te trekken en/of te bewegen in een andere richting dan die waarin voornoemde ambtenaren hem trachtten te bewegen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In de nacht van vrijdag 11 december op 12 december 2015 liep aangever [slachtoffer] in Deventer vanaf de Brink via de Korte Be naar de Lange Bisschopstraat en merkte dat drie jongens achter hem aanliepen. Toen aangever [slachtoffer] de Broederenstraat inliep, werd hij plotseling van achteren aangevallen, waarbij hij op de grond viel. Vervolgens werd aangever [slachtoffer] terwijl hij op de grond lag in zijn gezicht geschopt. Hierop zijn de jongens weggerend.
Na uitvoerig politie onderzoek, onder andere door het uitkijken van camerabeelden die zijn gemaakt in het centrum van Deventer, het opvragen van historische gegevens van telefoonnummers, en na uitzending van het programma “Onder de Loep” van TV Oost heeft de politie op 5 juli 2016 [verdachte 2] als verdachte aangehouden. Vervolgens is op 11 juli 2016 verdachte [verdachte 3] aangehouden en op 30 augustus 2016 verdachte [verdachte 1] . Uit nader onderzoek is gebleken dat [verdachte 2] ten onrechte als verdachte is aangemerkt en is zijn strafzaak geseponeerd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde.
Kortgezegd heeft de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde – met voorbedachte raad toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in vereniging - aangevoerd dat op basis van de aangifte van [slachtoffer] , de letselverklaring van [slachtoffer] en de diverse verklaringen in het dossier wettig en overtuigend kan worden bewezen dat meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer] is geschopt. Als gevolg hiervan moest aangever [slachtoffer] worden geopereerd, zodat sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte] beide opzet hebben gehad op de zware mishandeling en op de samenwerking. Volgens de officier van justitie kan geen bewezenverklaring volgen voor de voorbedachte raad, zodat verdachte van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde – wederspannigheid – aangevoerd dat op basis van de verschillende processen-verbaal van bevindingen die door de verbalisanten zijn opgemaakt wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich bij zijn aanhouding heeft verzet. Dat verdachte heeft verklaard dat hij wel wilde meewerken, maar dat de politie desondanks jegens hem geweld heeft gebruikt, is niet geloofwaardig.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Allereerst kan ten aanzien van de feitelijke handelingen niet worden vastgesteld dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt, nu medeverdachte [medeverdachte] dit weliswaar heeft verklaard, maar tevens blijkt van twijfel in diens verklaring. Alleen kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft geslagen.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de voorbedachte raad niet kan worden bewezen, omdat de tijd tussen het moment dat verdachte aangever [slachtoffer] zag lopen en de confrontatie te kort is geweest. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij heeft geslagen, omdat hij boos was, hetgeen een contra-indicatie vormt voor voorbedachte raad.
De raadsman heeft voorts betoogd dat geen sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel en daarbij verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad waarbij een gebroken neus en een afgebroken tand niet werden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel en naar een uitspraak van de rechtbank Midden Nederland, waarbij een gebroken kaak niet werd gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verder kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat geen kans op volledig herstel aanwezig is, zodat ook om die reden geen sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel en verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde – openlijke geweldpleging – kan wel wettig en overtuigend worden bewezen met uitzondering van het gedeelte van zwaar lichamelijk letsel.
Tot slot heeft de raadsman zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op
12 december 2015 samen met medeverdachte [medeverdachte] en getuige [getuige] aangever [slachtoffer] lopend heeft achtervolgd. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] van achter geslagen, waardoor deze ten val is gekomen. Toen [slachtoffer] op de grond lag, hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hem in het gezicht geschopt.
Dit bewijs ziet de rechtbank in de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige] , de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de eigen verklaring van verdachte. Hieruit is gebleken dat verdachte, [verdachte 2] en [medeverdachte] op een bankje zaten toen zij aangever [slachtoffer] zagen lopen. [medeverdachte] had eerder in het uitgaansleven een woordenwisseling met aangever gehad. De drie jongens zijn achter [slachtoffer] aangelopen. In de Broederenstraat heeft verdachte [slachtoffer] geslagen, waardoor deze ten val is gekomen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben vervolgens allebei tegen het hoofd van [slachtoffer] geschopt, nu dit wordt verklaard door zowel medeverdachte [medeverdachte] als door getuige [getuige] . Deze verklaringen worden tevens ondersteund door de opgemaakte letselrapportage. Uit deze letselrapportage is gebleken dat de onderkaak van [slachtoffer] tussen de 2e en 3e voortand was gebroken, welk letsel was veroorzaakt door direct inwerkend stomp botsend geweld uitgeoefend op het gelaat c.q. de kaak van [slachtoffer] . De kaak is op 12 december 2015 operatief gefixeerd.
Verdachte wordt primair verweten dat hij tezamen en in vereniging opzettelijk en met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan aangever [slachtoffer] .
Voorbedachte raad
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake is geweest van voorbedachte raad.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van voorbedachte raad.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het letsel van [slachtoffer] is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hiertoe zijn de aard en ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medische ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel redengevend.
De rechtbank overweegt dat de botbreuken in de onderkaak van [slachtoffer] weliswaar hebben geleid tot noodzakelijk medisch ingrijpen, maar dat blijkens de letselrapportage wel sprake zal zijn van volledig functioneel herstel binnen 6 tot 8 weken. Ter zitting is door de vertegenwoordiger van slachtofferhulp toegelicht dat [slachtoffer] (fysiek) is hersteld. De rechtbank is daarom van oordeel het letsel juridisch niet is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht derhalve niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wél wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben in de Broederenstraat openlijk geweld jegens [slachtoffer] gepleegd, waarbij verdachte [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt en medeverdachte [medeverdachte] aangever [slachtoffer] heeft geschopt, zodat bij beide verdachten sprake was van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier zitten processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door drie verschillende verbalisanten, die hebben verklaard dat zij op 30 augustus 2016 rond 9.00 uur naar de [adres 2] te Deventer moesten gaan, omdat verdachte daar buiten heterdaad moest worden aangehouden. Uit de processen-verbaal is gebleken dat verdachte zich in eerste instantie had verschanst in de kast op zijn slaapkamer en dat hij zich vervolgens verzette tegen de aanhouding door zich in tegengestelde richting te bewegen, eerst in de slaapkamer, toen in de gang en vervolgens bij het dienstvoertuig van de politie.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij de politie en ter zitting heeft verklaard dat hij tegen de verbalisanten had gezegd dat hij zou meewerken, maar dat de politie hem toch met geweld heeft benaderd. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig. De verklaring van verdachte strookt niet met de verklaringen van de verbalisanten. De rechtbank acht geen termen aanwezig om aan de processen-verbaal van bevindingen, zoals deze door drie verschillende verbalisanten zijn opgetekend, te twijfelen, temeer daar de betreffende processen-verbaal op 30 augustus 2016 op ambtseed dan wel ambtsbelofte zijn opgemaakt, onderling consistent en gedetailleerd zijn.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op 30 augustus 2016 heeft schuldig gemaakt aan wederspannigheid.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1 subsidiair
hij op 12 december 2015 te Deventer openlijk, te weten op de openbare weg, de Broederenstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit één of meerdere malen (met kracht) trappen en/of schoppen en/of slaan en/of stompen en/of duwen op/tegen het gezicht en/of het hoofd van deze [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel, te weten een op meerdere plaatsen gebroken kaak (waardoor deze [slachtoffer] geopereerd moest worden), ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 30 augustus 2016 te Deventer, zich met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (allen hoofdagent van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het aanhouden van verdachte buiten heterdaad op verdenking van een strafbaar feit, door (meermalen) te rukken en/of te trekken en/of te bewegen in een andere richting dan die waarin voornoemde ambtenaren hem trachtten te bewegen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141 en 180 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2
het misdrijf:
wederspannigheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze staan vermeld in het reclasseringsrapport d.d. 20 maart 2017.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een eventuele strafoplegging op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd kan worden, maar dan geheel voorwaardelijk en tevens lager dan door de officier van justitie is geëist. De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte open staat voor hulpverlening, zodat oplegging van de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden aan de orde is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft in de nacht van 11 op 12 december 2015 in Deventer samen met één mededader openlijk geweld gepleegd tegen het slachtoffer. Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn medeverdachte achter het slachtoffer zijn aangegaan, omdat het slachtoffer eerder aan de vriendin van zijn medeverdachte zou hebben gezeten. Hij kende het slachtoffer niet. Verdachte heeft het slachtoffer van achteren benaderd en de eerste klap uitgedeeld, waardoor het slachtoffer ten val is gekomen. Hierna hebben verdachte en zijn medeverdachte tegen het hoofd van het slachtoffer geschopt, waarbij aangever een gebroken kaak heeft opgelopen en moest worden geopereerd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich op de openbare weg agressief en gewelddadig heeft gedragen tegen het slachtoffer voor wie het een angstige en pijnlijke ervaring is geweest. Uit de toelichting op het schadeformulier blijkt dat het slachtoffer na het incident enorme angsten heeft ontwikkeld, onrustig en verward was en ook regelmatig last had van woede-uitbarstingen, herbelevingen en nachtmerries. De angsten van het slachtoffer werden steeds erger en als gevolg hiervan heeft het slachtoffer in totaal 22 EMDR sessies bij de psycholoog gevolgd. Met dit zinloze geweld heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit en de gezondheid van het slachtoffer, maar ook bijgedragen aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid bij dit soort gelegenheden. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij het slachtoffer gewond op straat heeft achtergelaten zonder zich verder om zijn situatie te bekommeren.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid tegen verschillende verbalisanten. Uit hun processen-verbaal blijkt dat de aanhouding van verdachte een tumultueus verloop heeft gehad. Verdachte heeft met zijn gedrag de uitoefening van de taak van de verbalisanten ernstig bemoeilijkt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel ten gevolge wordt in beginsel 3 maanden gevangenisstraf passend geacht. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij deze oriëntatiepunten en acht bij deze openlijke geweldpleging als strafverzwarende omstandigheden van aard en ernst van het letsel en de kwetsbaarheid van het slachtoffer aan de orde.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de wederspannigheid van verdachte bij zijn aanhouding, waarbij sprake is geweest van een aaneenschakeling van verschillende momenten van het plegen van verzet tijdens zijn aanhouding.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 20 maart 2017, opgemaakt door
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 februari 2017.
In het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 20 maart 2017 is opgetekend dat verdachte een 22-jarige jongeman is, die al eerder is veroordeeld voor mishandeling. Tegen hem zijn meldingen gedaan van huiselijk geweld toen hij nog bij zijn moeder en broers en zusje woonde. Gelet hierop kan bij verdachte worden gesproken van een delictpatroon. Voorts is gebleken dat verdachte sinds januari 2017 op zichzelf woont en in het kader van een voorloop door de reclassering wordt begeleid. Verdachte laat hierbij een ambivalente houding zien ten opzichte van hulpverlening, komt afspraken wisselend na en lijkt moeite te hebben met autoriteit. Ondanks dat verdachte zelf twijfelt of bij hem sprake is van agressieproblematiek, geeft hij aan wel open te staan voor behandeling en/of een training.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, gezien de eerdere veroordeling wegens mishandeling, met name als verdachte niet wordt behandeld voor zijn agressieproblematiek en zijn opstandige gedrag ten opzichte van autoriteit. Tevens wordt het risico op onttrekken aan voorwaarden ingeschat als hoog, omdat verdachte ambivalent staat ten opzichte van hulpverlening. De reclassering heeft geadviseerd tot oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Deze bijzondere voorwaarden zijn een meldplicht, de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden en de verplichting dat verdachte zich laat behandelen voor zijn agressieproblematiek bij Transfore of soortgelijke ambulante zorg.
De rechtbank acht in dit geval een gevangenisstraf van 5 maanden noodzakelijk en passend bij de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf, te weten 3 maanden niet ten uitvoer zal te worden gelegd onder de hiervoor genoemde voorwaarden. De rechtbank beoogt hiermee verdachte te stimuleren de ambulante behandeling en het daarop volgende behandeltraject te gaan volgen en hiermee de kans op herhaling te verminderen. De proeftijd zal daarbij gesteld worden op drie jaar.
De rechtbank heeft tot slot rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, na het plegen van de onderhavige strafbare feiten, nog is veroordeeld tot een werkstraf en verschillende geldboetes voor openbare dronkenschap, mishandeling in vereniging en overtreding van de APV Deventer, zodat artikel 63 Sr van toepassing is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
[slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding wegens immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 5.200,-- (vijfduizendtweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
[verbalisant 2] (gemachtigde [gemachtigde] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een vergoeding wegens immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 440,-- (vierhonderdveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] wordt toegewezen tot een bedrag van € 5.200,--, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[verbalisant 2] (gemachtigde [gemachtigde] ) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu niet duidelijk blijkt dat de schade van de benadeelde partij het gevolg is van het handelen van verdachte zelf of van andere verdachten.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [verbalisant 2] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat geen rechtstreeks verband is vast te stellen tussen het wondje aan de vinger van [verbalisant 2] en het handelen van verdachte.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer] . De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5.200,--, hoofdelijk, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [verbalisant 2] , nu het dossier de mogelijkheid openlaat dat de schade door anderen dan verdachte is toegebracht.
De benadeelde partij [verbalisant 2] zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
  • moet deelnemen aan de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
  • wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek bij Transfore of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • wijst de vordering van de benadeelde partij: [slachtoffer] toe;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte en/of een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte en/of een mededader aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [verbalisant 2] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. A. Smedes en
mr. K. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2017.
Buiten staat
Mr. Van Leeuwen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland met registratienummer PL0600-2015606436. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
FEIT 1
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 12 december 2015 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op zaterdag 12 december 2015, omstreeks 03.55 uur liep ik in de Broederenstraat in de richting van het Broederenplein. (..) In de lange Bisschopstraat liepen 3 jongens achter mij. Toen ik net in de Broederenstraat liep ter hoogte van Douglas, werd ik plots van achteren aangevallen en tegen de grond getrokken. Ik kwam liggend op de grond terecht. Vervolgens begonnen 3 jongens tegen mijn hoofd te trappen. Ik probeerde mij te verdedigen door mij klein te maken. Ik had het idee, dat het niet ophield. Ik heb vele trappen tegen mijn hoofd en mijn hand gehad. Ik heb geen trappen op mijn lichaam gehad. Ik voelde felle pijn in mijn kaken en op mijn hoofd. Ik bloedde behoorlijk. Op een gegeven moment zijn de jongens weggerend de Lange Bisschopstraat in richting de IJssel. Het ging allemaal erg snel.(..)
Ik heb mijn kaak op 2 plaatsen gebroken en ik word zo geopereerd. Verder heb ik een wond boven mijn rechteroog. Deze is gehecht met een krammetje.
Een letselrapportage van GGD IJsselland d.d. 2 februari 2016 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(..) Naam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer] (..)
Hoofd:de onderkaak is tussen de 2e en 3e voortand rechts gebroken. Daarnaast zijn er waarschijnlijk ook nog botbreuken opgetreden nabij de beide kaakkopjes.
Op 12-12-2015 is de kaak operatief gefixeerd c.q. zijn de kaakdelen weer op de juiste plaats gezet.(..)
Herstel:naar verwachting volledig functioneel herstel binnen 6 tot 8 weken(..)
Letsel past bij toedracht:letsel veroorzaakt door direct inwerkend stomp botsend geweld uitgeoefend op het gelaat / de kaak van SO.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 5 juli 2016 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige] :
(..) Ja, ik was samen met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . [naam 3] was de persoon die je op de fiets in beeld ziet. We zaten met z’n vieren op een bankje op de Brink en toen kwam er een man langs en toen zei [naam 1] , dat is hem. We waren een tijdje geleden bij de HIP, dat was ongeveer 2 weken voor 12 december en toen hadden we die man ook gezien. De vriendin van [naam 1] was toen aan het dansen in de Hip en die man, het latere slachtoffer, zat toen achter haar te dansen en zat haar steeds aan de kont, volgens mij tenminste. Het was niet zo dat [naam 1] hem herkende, maar ik herkende de man. Ik zei toen: Hé dat is toch die man van laatst? De andere herkenden hem toen ook en toen zijn we op gestaan en zijn we achter hem aan gaan lopen.
(V: Wie liep voorop?)
Dat was [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] , die fietste mee en ik liep er zelf daar weer achter.(..)
(V: Hoe weet je dan dat dit de man is die ook bij de vriendin van [naam 1] aan de kont gezeten heeft?)
Ik was daar ook bij toen dat gebeurde, dus daarvan herken ik hem ook.
(V: Wie komt er dan met het voorstel om er achteraan te gaan?)
Dat weet ik echt niet meer, op een gegeven moment kwam die man langs en stonden zij op en ben ik er achteraan gaan lopen.
(V: Wat kun je dan nog meer vertellen.)
Ze gingen het hoekje om en daarna kwam ik en toen was het al gebeurd en toen ben ik weg gegaan omdat ik er niets mee te maken wilde hebben. Ik zag dat de man op de grond lag en was al geslagen.
(V: Ik zag op beelden dat iemand (de voeten van iemand en vermoedelijk ben jij dat geweest toekeek en dat anderen aan het schoppen zijn, dus als jij dat was moet je dat gezien hebben.)
Ja, dat klopt. Dat waren [naam 2] en [naam 1] . Ik zag ook dat [naam 3] daar met de fiets wat voorlangs fietste. [naam 3] heeft niets gedaan.
(V: Wat zag je?)
Ik zag dat [naam 2] sloeg en dat [naam 1] aan het trappen was.
(V: Waar sloegen ze op en trapten ze op?)
Beiden ( [naam 2] sloeg en [naam 1] trapte) op het hoofd van die man die op de grond lag.
(V: Hoe vaak zag je dat ze dat deden?)
Ik zag dat [naam 2] een keer sloeg en dat [naam 1] twee keer trapte.(..)
Toen zijn we zo snel mogelijk weg gegaan.(..) [naam 2] en [naam 1] waren nog bij elkaar, maar ik weet niet meer waar ze naar toe gegaan zijn.(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 11 juli 2016 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
Ik weet niet meer waar we hebben afgesproken, maar degene die ik ontmoet heb waren [naam 2] en [getuige] .(..)
(V: Jullie waren toen met z’n drieën?)
Nee, er was nog een jongen bij we waren met z’n vieren. Die andere jongen was er wel bij toen die man werd geslagen. Ik weet niet wanneer hij erbij gekomen is.
(V: Wie is de andere jongen?)
[naam 3] . Zijn achternaam is [naam 3] .
(V: Je hebt het al over de man die geslagen werd, kun je me vertellen hoe dat ging?)
Ja, kent u de Dönerix.
Daar schuin daarnaast heb je bankjes en daar zaten we op. [getuige] wees me toen op daar loopt die man. Dat was een man die we 1 of 2 weken voordien bij de Hip gezien hadden en ik had toen de indruk dat hij met mijn vriendin aan het dansen was. Ik zou daar nu niet zo op reageren maar toen wel.(..)
Hij liep vanaf de fontijn richting Hema en toen zijn we achter hem aangelopen en toen liepen we achter hem aan richting Bart Smit en naar die straat waar het gebeurd is. Toen werd ik boos en kon ik me niet inhouden en toen hebben [naam 2] en ik hem aangevallen.
(V: Wat heb je toen gedaan?)
Ik liep samen met [naam 2] en ik liep daar iets achter [naam 2] en toen heeft [naam 2] een stoot met zijn handen gegeven op de zijkant van zijn hoofd en de man wankelde daardoor en viel op de grond en toen heb ik hem getrapt.
(V: Waar heb je hem getrapt?)
In ieder geval niet op zijn hoofd, op zijn schouder of zijn middel misschien.
(V: En daarna?)
Ik draaide me om en liep weg en volgens mij heeft [naam 2] hem ook nog een trap gegeven. Ik ben toen weg gelopen naar het kruispunt bij het station en vanaf daar ben ik naar huis gegaan.(..)
(V: Wat vertellen jullie tegen elkaar toen jullie op het bankje zaten?)
[getuige] tikte me aan en zei: He daar heb je die man. [getuige] dacht al dat ik er achteraan zou gaan. Het was eigenlijk meer vanzelfsprekend dat we achter hem aan zouden gaan. Maar ik kan me niet herinneren dat we daar overleg over hebben gehad. Misschien dat we wel zeiden laten we achter hem aangaan.
(V: Ik zag op beelden dat jullie capuchons op hadden en dat iemand ook handschoenen aandeed. Waarom was dat?)
Ja, dat klopt. Waarom [naam 2] de handschoenen aan deed weet ik niet ik denk dat hij dat stoer vond. Ik heb zelf de capuchon opgedaan en van [getuige] weet ik het niet. Hij had een petje op. [naam 3] heeft al vaker de capuchon op en ik weet niet of hij die op gedaan heeft. Ik heb hem zelf wel opgedaan en [naam 2] heeft ook de capuchon opgedaan en heeft dus die leren handschoenen aan gedaan.
(V: Daaraan lijkt wel of dat een soort afspraak is.)
Ik trok eigenlijk mijn capuchon op omdat ik dacht dat er wat zou gebeuren en dat [naam 2] dat deed zag ik, maar ik weet niet waarom.
(V: Waarom heb je dan die capuchon op?)
Omdat ik dan onherkenbaar ben.
(V: Je vertelde dat [naam 2] de man stompte en dat de man toen viel en dat jij hem toen trapte.)
Ja, dat klopt.
(V: Heb je hem daarna nog eens getrapt?)
Nee, ik heb een keer getrapt en [naam 2] heeft daarna nog een keer getrapt. Zover ik weet heb ik een keer getrapt. Ik was boos en ik was wel bewust wat ik deed, maar omdat het in december is geweest weet ik niet meer precies hoe het precies ging.(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 1] d.d. 31 augustus 2016 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte 1] :
(..) (V: Was je alleen?)
Ja, ik was eerst bij andere vrienden bij mij thuis en daarna ben ik alleen de stad in gegaan. Ik heb toen afgesproken met [naam 1] en [getuige] . Ik had ze via de telefoon gesproken en zij hadden mij gebeld.(..)
(V: Waar had je afgesproken?)
Het was volgens mij bij Brink.
(V En dan tref je ze. Wie zijn er dan?)
[naam 1] , [getuige] en [naam 3] volgens mij.(..)
(V; Op de foto’s zie ik in eerste instantie het slachtoffer lopen en kort daarna zie ik jullie groepje lopen direct achter het slachtoffer aan. Ik zie ook dat jullie de handschoenen aandoen en direct achter het slachtoffer aanlopen. Dus wat je vanmorgen vertelde dat jullie het slachtoffer opeens tegenkwamen kan niet kloppen. Want jullie hebben er een poos achteraan gelopen.)
Dan heb ik het verkeerd gezegd. Ik herinner me dat echt niet dus.
( V: Vanmorgen heb je ook gezegd dat het slachtoffer jullie uitscheldt. Ik heb inmiddels twee van je vrienden gesproken en ook het slachtoffer heb ik gesproken. En niemand verklaart dat er wat gezegd is. Wat is jou verklaring daarbij?)
Dat snap ik dus helemaal niet. Ik dacht dat er wel wat gezegd was, maar blijkbaar is dat dus niet zo.
(V: Vanmorgen vertelde je ook dat het slachtoffer je uitgescholden had. Klopt dat dus niet?)
In mijn herinnering dacht ik dat het zo was, maar het is dus niet zo. Misschien dat er toch wel wat gezegd is, maar dat ze dat niet gehoord hebben.
(V: Vanmorgen vertelde je ook dat het slachtoffer aan het schelden was en dat er toen een duw door de man uitgedeeld was waarop jij hem een tik gegeven hebt. Je vrienden en het slachtoffer verklaren echter dat jij het slachtoffer een vuistslag heb gegeven en dat het slachtoffer daardoor op de grond viel. Hoe kan dat?)
Wat ik zelf weet is dat het slachtoffer mij een duw geeft en dat ik hem een tik geef.
(V: Wat bedoel je met een tik?)
Daar bedoel ik mee een stoot.
(V: Een stoot bedoel je met je vuist?)
Ja.
(V: Je zegt dat je die op de borst hebt gegeven van de man?)
Zover ik me kan herinneren wel.
(V: Heb je gezien dat de man op de grond lag?)
Ik denk het.(..)
(V: Toen jij hem die stoot op zijn borst gaf, waar was die man toen?)
Het kan zijn dat hij toen gevallen is.
(V: Daarna moet hij dus gevallen zijn?)
Dat weet ik niet, Ik gaf hem die tik en draaide me om en ik ging weg.(..)
(V: Die man heeft zijn kaak gebroken. Hoe denk je dat dat gebeurd is?)
Ik zou het niet weten.
(V: Die man werd naar de grond getrokken en werd geschopt en geslagen. Hoe kan dat? Jullie waren erbij dus wie heeft dat dan gedaan? Er waren geen andere mensen bij heb je gezegd.)
Dat was [naam 1] .
(V: Hoe weet je dat?)
Ik heb dat gezien.
(V:Wat heb je precies gezien?)
Het is zo snel gegaan ik weet dat hij getrapt heeft.
(V: Wat heb je zelf precies gezien? Jullie lopen achter het slachtoffer en wat gebeurt er dan?)
Het was nadat ik die tik had uitgedeeld.
(V: Waar heb je toen het slachtoffer geraakt?)
Ik heb hem op de borst geraakt.
(V: En toen?)
Hij viel toen neer en toen ging ik iets terug en toen kwam [naam 1] . Ik zag toen dat [naam 1] toen de man op de grond lag of dat de man probeerde op te staan, stoten en trappen uitdeelt naar de man. En daarna gingen we met z’n allen weg.(..)
(V: Wat ik van [naam 1] begreep is dat jij net voor jullie weggingen ook nog een keer naar het slachtoffer getrapt hebt?)
Nee, dat herinner ik me niet.(..)
FEIT 2
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2016 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Op dinsdag 30 augustus 2016 was ik verbalisant [verbalisant 2] met noodhulp belast in de
gemeente Deventer. Omstreeks 09.00 uur diezelfde dag hoorde ik dat collega [verbalisant 3] tegen mij zei dat wij naar de [adres 2] te Deventer moesten gaan om aldaar verdachte [verdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1994, aan te houden buiten heterdaad terzake artikel 302 wetboek van strafrecht.(..)
Ik hoorde via de portofoon van collega [verbalisant 3] dat verdachte [verdachte 1] in een kast zat. Ik ben toen naar de voorzijde van de woning gelopen en ben de woning binnen gegaan. Ik hoorde, toen ik de woning binnen liep, gestommel en geschreeuw vanaf de eerste verdieping. Ik liep de trap op. Boven aan de trap zag ik dat mijn collega’s [verbalisant 3] en [verbalisant 1] in de kamer rechts van de trap de verdachte [verdachte 1] probeerden te fixeren en te controleren.
Ik liep deze kamer in en pakte verdachte [verdachte 1] vast met als doel hem te fixeren. Ik zag en voelde dat verdachte [verdachte 1] zich hevig verzette tegen de aanhouding. Ik zag en voelde dat de verdachte [verdachte 1] zich in tegengestelde richting bewoog. Ik stond op dit moment met mijn rug richting de deur opening. Ik voelde dat iemand mij meerdere malen op de rug sloeg. Ik draaide mij om en zag dat er een man met een witte korte broek, na later bleek te zijn verdachte [verdachte 4] , de broer van de verdachte [verdachte 1] , probeerde te voorkomen dat wij verdachte [verdachte 1] meenamen naar het politiebureau. (..) Ik zag dat collega [verbalisant 3] de trap af liep met verdachte [verdachte 1] .(..) Ik liet de deur los en liep naar beneden. Ik liep met collega’s [verbalisant 3] , [verbalisant 1] en verdachte [verdachte 1] naar ons dienstvoertuig en plaatsten verdachte [verdachte 1] in ons dienstvoertuig.(..) Ik zag dat ik bloedde aan mijn linker wijsvinger, vermoedelijk is dit gebeurd tijdens de strubbeling in de woning.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2016 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Van rechercheurs [verbalisant 4] en [verbalisant 5] kreeg ik het verzoek om samen met mijn collega’s [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] te assisteren bij de aanhouding van verdachte [verdachte 1] .(..)
In de slaapkamer van [verdachte 1] zat een vaste kast in de muur. Deze bleek op slot. Ik voelde aan het beslapen bed, dat deze warm was, dus kennelijk had hier kort geleden iemand in gelegen.(..)
Gezien het feit dat ik voelde dat beide bedden warm waren en beide kastdeuren op slot zaten, kreeg ik het vermoeden dat verdachte [verdachte 1] in een van deze kasten zou zitten.(..)
Ik besloot nogmaals met een sleutel te proberen de deur te openen. Ik voelde dat deze sleutel niet paste, maar ik kon deze sleutel wel een kwartslag draaien in het slot. Ik trok vervolgens aan de sleutel om te kijken of de deur toevallig zou klemmen. Op het moment dat ik aan de sleutel trok, zag ik dat de deur ongeveer drie centimeter open ging. Gelijk voelde ik, dat de deur vanuit de binnenkant werd dicht getrokken. Hierop was ik ervan overtuigd dat er zich een persoon in deze kast moest bevinden. Ik besloot deze persoon aan te roepen. Ik zei tegen de persoon dat hij uit de kast moest komen en anders de deur eruit zou breken.(..) Ik zei dat ik nu lang genoeg gewacht had en dat hij uit die kast moest komen, omdat ik hem wilde aanhouden. Ik hoorde de persoon in de kast stommelen (..) Ik zag vervolgens dat de kastdeur werd geopend. Ik herkende ambtshalve de persoon direct als de verdachte [verdachte 1] . Ik herkende deze persoon vanuit mijn horecadiensten in de binnenstad van Deventer. Toen [verdachte 1] uit de kast kwam, kon collega [verbalisant 3] hem gelijk een handboei om zijn linker pols slaan. Ik probeerde direct zijn rechterarm te pakken. Dat lukte mij niet. Ik zag en voelde dat de verdachte [verdachte 1] zich hevig verzette tegen zijn aanhouding. Ik zag en voelde dat hij zijn armen en lichaam in een tegengestelde richting bewoog waarin ik hem niet wilde hebben. Om het verzet van de verdachte [verdachte 1] te doen stoppen, legde ik hierop een nek klem aan. Ik zei dat hij zijn rechterarm moest strekken. Ik zag en voelde dat de verdachte [verdachte 1] dat niet deed. Ik zag en voelde dat de verdachte [verdachte 1] bleef bewegen en zich hevig verzette tegen zijn aanhouding. Het lukte collega [verbalisant 3] wel de handboeien vast te houden om zijn linker pols. Terwijl ik [verdachte 1] in een nek klem vasthield zag en voelde ik dat hij zich zo hevig bleef verzetten, dat ik de hele slaapkamer werd door gesleurd. Op enig moment voelde ik dat ik een duw kreeg in mijn rechter zij. Ik zag dat dit de broer, genaamd [verdachte 4] was en dat deze jongen een witte korte sportbroek droeg. (..) Ik bleef echter [verdachte 1] in de nek klem vasthouden met de bedoeling zijn verzet te breken en hem aan te kunnen houden. Ik zag vervolgens dat er twee personen op mij afkwamen.(..) Ik zag dat collega [verbalisant 2] in de deuropening van de slaapkamer stond. Ik zag en voelde dat er een of meerdere personen probeerden de aanhouding te ontzetten. Ik voelde dat er aan mijn bovenlichaam getrokken werd. (..) Op ditzelfde moment kwam [verdachte 4] weer de slaapkamer binnen. Ik voelde dat hij mij vastpakte en raakte hierdoor in onbalans, waardoor ik verdachte [verdachte 1] los moest laten.(..) Ondertussen zag ik dat collega [verbalisant 3] de handboeien volledig had aangelegd bij verdachte [verdachte 1] . (..) Ik zag dat beide broers hierop achteruit gingen. Ik zag dat mijn collega [verbalisant 3] intussen met verdachte [verdachte 1] de trap af liep en naar buiten ging. (..) Omdat collega [verbalisant 3] inmiddels beneden stond met verdachte [verdachte 1] en omdat ik zag en hoorde dat hij zich nog steeds verzette tegen zijn aanhouding bij de voordeur, liep ik naar beneden met de intentie om haar te helpen. Collega [verbalisant 3] en ik konden met door ons voorovergebogen verdachte de voordeur uitlopen. We wilden de verdachte in ons dienstvoertuig plaatsen. Dit lukte slecht omdat verdachte [verdachte 1] zich nog steeds bleef verzetten. Hij bewoog zich met kracht in tegengestelde richting waarin wij hem wilden brengen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2016 [8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Toen voelde ik aan een inbouwkast in deze slaapkamer en merkte dat deze op slot zat.(..) Ik zie dat [verbalisant 1] terug komt met de koevoet en hoor [verbalisant 1] tegen mij zeggen vanuit de slaapkamer waar de stoel voor de deur stond dat [verdachte 1] in de kast zit op die slaapkamer. Vervolgens loop ik naar die slaapkamer en hoor ik vanuit de kast een manspersoon zeggen, “ik doe wel rustig geef me even de tijd”. Op dat moment spreek ik collega [verbalisant 2] via de portofoon bij, deze staat achter de woning zodat hij ook binnen kan komen.(..) Vervolgens zie ik dat de deur van de inbouwkast opengaat en ik pak [verdachte 1] direct bij zijn linkerschouder en linker pols vast en ik zie dat [verbalisant 1] hem bij de andere zijde van zijn lichaam pakt. Wij brengen [verdachte 1] richting de muur en voelen wij dat [verdachte 1] zich begint te verzetten. Ik voelde dat [verdachte 1] zijn armen naar zijn borst wil trekken, ik zie dat hij een soort rok aanheeft met een knoop aan de voorzijde en dat hij zijn armen richting de knoop beweegt. Deze knoop zit aan de voorzijde ter hoogte van zijn middel. Ik kan op dat moment niet zien of er wat achter deze knoop zit, maar ik voel dat hij zijn armen steeds weer naar zijn middel probeert te brengen. [verbalisant 1] en ik zeggen meerdere keren dat hij mee moet werken en zijn armen moet spreiden. Vervolgens zie ik dat [verdachte 1] hier niet aan voldoet en dat [verbalisant 1] hem om zijn nek pakt, ik kan op dat moment [verdachte 1] zijn rechterarm onder controle op de rug krijgen en de handboei om leggen. Ik zie op dat moment dat collega [verbalisant 2] bij ons staat om [verdachte 1] onder controle te krijgen om hem verder af te boeien. (..)
Ik voel dat [verdachte 1] zich blijft verzetten tegen zijn aanhouding.(..) Ik houd op dat moment nog steeds de handboei die om de rechterpols van [verdachte 1] zit vast met mijn rechterhand. (..) Vervolgens voel ik dat [verdachte 1] ook richting collega [verbalisant 2] en [verbalisant 1] beweegt en kan ik hem naar de gang brengen en verder afboeien. Ik zie op dat moment dat collega [verbalisant 2] een (l) van de jongens van collega [verbalisant 1] af trekt en hem wegduwt. Om de jongens op afstand te houden sla ik meerdere keren van mij af, met mijn rechterhand houd ik aldoor [verdachte 1] bij de handboei vast. Ik neem [verdachte 1] verder mee naar de gang en doe daar de handboei om zijn linkerarm. Ik voel dat [verdachte 1] zich blijft verzetten.(..) Op het moment dat ik buiten sta met [verdachte 1] begint hij weer in een andere richting te bewegen dan dat ik wil, dit lukte hem niet en ik kon hem naar ons dienstvoertuig begeleidden samen met collega [verbalisant 1] . Toen wij [verdachte 1] in ons dienstvoertuig zetten wilde hij zijn benen niet in de auto trekken, ik trap op dat moment tegen zijn benen zodat hij zijn benen in het voertuig zet.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 12 december 2015, pag. 49 en 50.
2.Letselrapportage van GGD IJsselland d.d. 2 februari 2016, opgemaakt door forensisch arts S.J.Th. van Kuijk, pag. 63 en 64.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 5 juli 2016, pag. 87 t/m 89.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 11 juli 2016, pag. 102 t/m 104.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 1] d.d. 31 augustus 2016, pag. 123 t/m 130.
6.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] d.d. 30 augustus 2016, pag. 66 en 67.
7.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] d.d. 30 augustus 2016, pag. 71 t/m 74.
8.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] d.d. 30 augustus 2016, pag. 76 t/m 78.