Uitspraak
Rechtbank Overijssel
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
Ik ben hier volgende maand toch weg en dan steek ik deze kamer in de fik”.
Rechtbank Overijssel
Op 20 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd verdacht van brandstichting in een woning in Deventer in de nacht van 13 op 14 februari 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat hij de brand had gesticht. Tijdens de zitting op 6 april 2017 heeft de officier van justitie, mr. M. van Dijck, een gevangenisstraf van drie jaar geëist. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Vlug.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht in een woonpand, wat levensgevaar voor de bewoners en omwonenden met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve informatie in het dossier aanwezig was die de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting aantoont. Hoewel getuigen verklaarden dat de verdachte had gedreigd de woning in brand te steken, was er onvoldoende bewijs om hem te veroordelen.
De rechtbank concludeerde dat de brand vermoedelijk was aangestoken, maar dat de precieze oorzaak niet kon worden vastgesteld. De verklaringen van de getuigen en de omstandigheden rondom de brand gaven geen sluitend bewijs van de betrokkenheid van de verdachte. Daarom werd hij vrijgesproken van de tenlastelegging. De benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de brand, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte van het feit werd vrijgesproken.