ECLI:NL:RBOVE:2017:1707

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
08/952213-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak te Deventer

Op 20 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd verdacht van brandstichting in een woning in Deventer in de nacht van 13 op 14 februari 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat hij de brand had gesticht. Tijdens de zitting op 6 april 2017 heeft de officier van justitie, mr. M. van Dijck, een gevangenisstraf van drie jaar geëist. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Vlug.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht in een woonpand, wat levensgevaar voor de bewoners en omwonenden met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve informatie in het dossier aanwezig was die de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting aantoont. Hoewel getuigen verklaarden dat de verdachte had gedreigd de woning in brand te steken, was er onvoldoende bewijs om hem te veroordelen.

De rechtbank concludeerde dat de brand vermoedelijk was aangestoken, maar dat de precieze oorzaak niet kon worden vastgesteld. De verklaringen van de getuigen en de omstandigheden rondom de brand gaven geen sluitend bewijs van de betrokkenheid van de verdachte. Daarom werd hij vrijgesproken van de tenlastelegging. De benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de brand, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte van het feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952213-15 (P)
Datum vonnis: 20 april 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Dijck en van wat door verdachte en de raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de nacht van 13 op 14 februari 2015 brand heeft gesticht in een woning aan de [adres] te Deventer waardoor levensgevaar voor de bewoners van dit pand en de omwonenden en gevaar voor het pand en de omliggende woningen te duchten was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de nacht van 13 op 14 februari 2015 te Deventer opzettelijk brand heeft gesticht in een woonpand (perceel [adres] ) door (in de kelder) open vuur in aanraking te brengen met een matras en/of een of meer andere brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer verdieping(en) en/of bouwconstructie(s) van dat woonpand en/of een of meer zich in dat woonpand bevindende goed(eren) geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat woonpand en/of een of meer naburige woonpanden/woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of voor een of meer andere kamerbewoners van voornoemd woonpand en/of voor een of meer buurtbewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 14 februari 2015 omstreeks 05:00 uur heeft in een pand dat werd gebruikt voor kamerbewoning, gelegen aan de [adres] te Deventer, een brand gewoed. Bij het uitbreken van de brand waren zeven personen in de woning aanwezig. De twee bewoners van de bovenetage zijn door de brandweer met een hoogwerker uit de woning bevrijd. De overige bewoners hebben de woning zelf kunnen verlaten. Drie bewoners zijn met ademhalingsklachten naar het ziekenhuis gebracht. Twee katten hebben de brand niet overleefd. Door de brand is de woning onbewoonbaar geworden. Er heeft forensisch onderzoek naar de brand plaatsgevonden. De brand is aan de bovenzijde van de keldertrap ontstaan. In de kelder bevond zich geen elektra aansluiting, met uitzondering van de schakelaar voor het licht in de kelder en een laagspanning draad voor de voordeurbel. Deze aansluitingen waren echter niet of nagenoeg niet door vuur en of hitte aangetast.
In het relaas proces-verbaal wordt gerelateerd dat uit het proces-verbaal van sporenonderzoek blijkt dat de brand vermoedelijk is aangestoken en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de brand ‘spontaan’ is ontstaan. Een drietal bewoners alsmede de eigenaar van de woning hebben aangifte van brandstichting gedaan. De politie heeft vervolgens een aantal getuigen gehoord.
Getuige [getuige 1] heeft – kort samengevat – verklaard dat verdachte op woensdag 11 februari 2015 tegen haar heeft gezegd dat hij onenigheid met medebewoner [slachtoffer 4] en de huurbaas had en dat verdachte tegen haar heeft gezegd: “
Ik ben hier volgende maand toch weg en dan steek ik deze kamer in de fik”.
Getuige [slachtoffer 2] heeft – kort samengevat – verklaard dat hij op 12 februari 2015 en op 13 februari 2015 heeft gehoord dat verdachte ruzie met de huisbaas had en daarbij tegen de huisbaas heeft geroepen dat, als hij de borg niet terug zou krijgen, hij desnoods het pand in de fik zou steken.
Getuige [getuige 2] , de eigenaar van de woning heeft – kort samengevat – verklaard dat hij geen ruzie met verdachte heeft gehad en dat verdachte ook niet tegen hem heeft gezegd dat hij het pand in de fik zou steken.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren op te leggen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan brandstichting in de nacht van 13 op 14 februari 2015 in zijn woning aan de [adres] te Deventer. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen objectieve informatie bevat die de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde brandstichting aantoont.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [slachtoffer 2] volgt dat verdachte enkele dagen voor de brand uitlatingen zou hebben gedaan, inhoudende dat hij de woning in brand zou steken. De officier van justitie heeft in haar requisitoir daarnaast gesteld dat verdachte een motief had (namelijk een geschil met zijn huisbaas over de borg).
Ook heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte, in tegenstelling tot de overige bewoners, volledig gekleed uit de woning kwam en dat verdachte daarover tegenstrijdig heeft verklaard. Tot slot stelt de officier van justitie dat de verklaring van verdachte dat hij tot het moment van de brand in zijn kamer is geweest niet met de forensische bevindingen overeen komt.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat hieruit niet kan worden geconcludeerd dat het dus verdachte is geweest die de brand heeft gesticht. In het rapport sporenonderzoek wordt voor wat betreft de oorzaak van de brand enkel gesteld dat onderzoek heeft uitgewezen dat de brand is ontstaan boven aan de keldertrap. De precieze oorzaak van de brand is niet vastgesteld. Aangenomen dat wel degelijk sprake is van brandstichting, kan enige betrokkenheid van verdachte bij het ontstaan van de brand niet worden vastgesteld. Dat verdachte ten tijde van de brand niet op zijn kamer was, is een conclusie die niet op basis van het sporenonderzoek kan worden getrokken, omdat de kamers (waaronder de kamer van verdachte) volgens dat proces-verbaal wel werden betreden, maar niet zijn onderzocht omdat er geen sporen van brand waren in de kamers, met uitzondering van de kamer aan de linker achterzijde op de eerste verdieping.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.

5.De vorderingen van de benadeelde partijen

De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdachte van het feit ten gevolge waarvan deze benadeelde partijen schade hebben geleden, wordt vrijgesproken.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2017.
Mr. S. Taalman voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.