ECLI:NL:RBOVE:2017:1683

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
08/730215-15 en 08/049032-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging, verduistering en overtreding van de Wet tijdelijk huisverbod

Op 19 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder verduistering van een auto en bedreiging van zijn ex-partner en haar kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens tijdens het begaan van de feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige verbale bedreigingen richting zijn ex-partner, haar kinderen en medewerkers van de sociale werkplaats. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging voor een maximale duur van vier jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van [slachtoffer 2] tot schadevergoeding is toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] in de andere zaak niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de verdachte van dat feit is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/730215-15 en 08/049032-15 (P)
Datum vonnis: 19 april 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1961 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) in Vught, Lunettenlaan 501.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 juli 2015, 2 oktober 2015, 1 december 2015, 5 februari 2016, 29 april 2016, 17 juni 2016,
9 september 2016, 27 oktober 2016, 9 januari 2017 en 5 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.P. Lettinga, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel en (vanaf 9 januari 2017) door zijn raadsman
mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08/730215-15
feit 1:zijn ex-partner [slachtoffer 1] en/of haar kinderen verbaal heeft bedreigd;
feit 2:[slachtoffer 2] meermalen geld heeft afgeperst door tegen haar te zeggen dat hij in het bezit was van een wapen en hij haar zou neersteken of neerschieten;
feit 3: zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Wet tijdelijk huisverbod;
feit 4: zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift.
Parketnummer 08/049032-15
feit 1:[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] verbaal heeft bedreigd;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een Golf 6 en/of een Audi A4 Avanti toebehorende aan [slachtoffer 2].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08/730215-15
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks te periode van 3 februari 2015 tot en met 3 april 2015 te Enschede, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of haar kinderen (van 11 en 6 jaren oud) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar kinderen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jou dood!" en/of "Ik maak jullie dood!" en/of "Ik maak jullie allemaal dood. Ik snijd jullie in stukken
en ze vinden jullie nooit weer!", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 16 maart 2015 te Enschede, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meerdere geldbedragen (van in totaal ongeveer 20.000 EURO), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
verdachte aan die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte in het bezit was van een wapen en/of (vervolgens) dat die [slachtoffer 2] moest doen wat hij, verdachte haar vroeg, anders zou hij, verdachte, haar aan het mes steken of neerschieten;
3.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 april 2015 tot en met 27 april 2015 te Enschede, althans in Nederland, (telkens)in strijd met dat huisverbod contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen, te weten door (telkens) één of meer briefkaarten en/of brieven naar voornoemde personen te sturen en/of door (telkens) telefonisch contact op te nemen, althans te zoeken met
voornoemde personen;
4.
hij in of omstreeks de periode tussen 7 november 2014 tot en 18 maart 2015 te Enschede, althans in Nederland, een brief (van een advcoaat) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk een handgeschreven brief opgesteld - welke volgens het briefhoofd afkomstig moest zijn van een advocatenkantoor en/of welke volgens de inhoud van die brief zou gaan om een bespreking en/of een afwikkeling van een procedure - en/of
(daarbij) het briefhoofd en/of het logo van dat advocatenkantoor gebruikt en/of (vervolgens) die brief ondertekend met de naam (volledig uitgeschreven) van een advocaat van dat advocatenkantoor, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en onder parketnummer 08/049032-15
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2015, in de gemeente Enschede een (of meer) medewerker(s) van de gemeente Enschede genaamd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Je moet je kop houden, of ik sla je kop eraf" en/of "Ik kan je bloed wel drinken. Reken erop als ik mijn zin niet krijg; Ik zoek je thuis op" en/of "Als jij iets durft te zeggen dat ik in een psychose zit
vermoord ik je, ik hak je helemaal in stukjes. Ik haal je oren en je kop eraf!" en/of heeft verdachte opzettelijke voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "dit is niet persoonlijk tegen jou. Jij bent een lieverdje, maar ik vermoord jou ook met gemak", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op een (of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 10 maart 2015, in de gemeente Enschede opzettelijk, een (of meer) auto('s), te weten een Golf 6 (kenteken [kenteken 1]) en/of een audi A4 Avanti, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als "geleend",
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor het onder parketnummer 08/730215-15 onder 1, 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 08/049032-15 onder 1 en 2 tenlastegelegde moet worden veroordeeld. Ter zitting heeft de officier van justitie daartoe de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder parketnummer 08/730215-15 onder 2, 3 en 4, alsmede van het tenlastegelegde onder parketnummer 08/049032-15, onder 2. De raadsman refereert zich met betrekking tot het onder parketnummer 08/730215-15 onder 1 en het onder parketnummer 08/049032-15 onder 1 tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/730215-15
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/730215-15 onder 2 en 4 ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 2
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij aangeefster [slachtoffer 2] meermalen heeft afgeperst door te zeggen dat hij in het bezit was van een wapen en dat hij haar zou neersteken of neerschieten. De rechtbank stelt vast dat in de tenlastelegging wordt gesproken over een wapen. Aangeefster heeft in haar tweede aangifte verklaard dat zij verdachte in januari 2015 voor het eerst heeft horen zeggen dat hij in het bezit was van een mes en dat hij haar zou neersteken of neerschieten als zij niet zou doen wat hij zei. Zij heeft verklaard het mes nooit te hebben gezien. Uit het feit dat aangeefster reeds vóór januari 2015 (meermalen) geld aan verdachte heeft afgestaan, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [slachtoffer 2] niet enkel onder angst voor het wapen tot betaling aan verdachte over is gegaan. Verdachte heeft overigens stellig ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 2]. Bij gebreke van ander bewijs acht de rechtbank niet bewezen dat [slachtoffer 2] is gedwongen tot afgifte van het geld aan verdachte door geweld of bedreiging met geweld bestaande uit het noemen van het mes/wapen door verdachte en uitlatingen van verdachte betreffende neerschieten of neersteken. Gelet op het voorgaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 2]. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder parketnummer 08/730215-15 onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Feit 4
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, door valselijk een brief op te maken die volgens het briefhoofd afkomstig zou zijn van een advocatenkantoor. Volgens artikel 342, tweede lid, Sv kan de rechter het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat er slechts één bewijsmiddel is dat verdachte aanwijst als schrijver van de valselijk opgemaakte brief. Verdachte heeft ten stelligste ontkend deze brief te hebben gemaakt of gebruikt. Gelet daarop komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer 2], inhoudende dat verdachte deze brief valselijk heeft opgemaakt, onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal en dat aldus niet is voldaan aan het bewijsminimum. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het tenlastegelegde onder parketnummer 08/730215-15 onder 4.
De rechtbank is verder van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08/730215-15 onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] , te weten:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 februari 2016 (pagina 5), voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 3 april 2015, pagina’s 56 tot en met 61.
Feit 3
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij - conform de aangifte van zijn ex-partner [slachtoffer 1] - in de tenlastegelegde periode in strijd met het huisverbod ansichtkaarten en een brief heeft gestuurd naar zijn ex-partner en haar kinderen en hen op
27 april 2015 ook heeft gebeld. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het hem opgelegde huisverbod.
Parketnummer 08/049032-15
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08/049032-15 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] , te weten:
3. het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 februari 2016 (pagina 5), voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
4. het proces-verbaal van aangifte namens [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van
11 maart 2015, pagina’s 4 tot en met 6.
Feit 2
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft tegenover de politie verklaard dat zij verdachte op 10 maart 2015 heeft verzocht haar de sleutel van de Audi A4 Avanti terug te geven, maar dat verdachte dit heeft geweigerd. Aangeefster had de Audi, die verdachte in bruikleen had, naar eigen zeggen op 18 februari 2015 op haar naam gezet. De verklaring van aangeefster wordt bevestigd door het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die op 10 maart 2015 een huisbezoek hebben afgelegd aan [slachtoffer 2] en daarvan een mutatierapport hebben opgemaakt. Daaruit volgt dat verdachte de Audi van aangeefster in gebruik had en hij, ondanks meerdere verzoeken daartoe van de verbalisanten, heeft geweigerd de sleutel van de Audi terug te geven aan [slachtoffer 2]. Uit de aangifte, in onderling verband en samenhang gezien met het mutatierapport, leidt de rechtbank af dat verdachte, zonder daartoe gerechtigd te zijn, in elk geval vanaf 10 maart 2015, als heer en meester over de Audi is gaan beschikken. Hij heeft de auto kennelijk voor eigen gebruik willen behouden en heeft zich als eigenaar gedragen. Het niet reageren op de herhaalde verzoeken van aangeefster en de verbalisanten om de sleutel van de Audi aan aangeefster te overhandigen, is een duidelijke indicatie dat het retourneren van de auto niet in de bedoeling van verdachte lag. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde verduistering van de Audi heeft begaan. Ten aanzien van de verduistering van de Golf 6 zal de rechtbank verdachte bij gebrek aan wettig bewijs vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven of in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Parketnummer 08/730215-15
1.
hij in de periode van 3 februari 2015 tot en met 3 april 2015 te Enschede, [slachtoffer 1] en haar kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar kinderen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jou dood!" en "Ik maak jullie dood!" en "Ik maak jullie allemaal dood. Ik snijd jullie in stukken en ze vinden jullie nooit weer!";
3.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste,
in de periode van 18 april 2015 tot en met 27 april 2015 te Enschede, in strijd met dat huisverbod contact heeft opgenomen met in dat huisverbod genoemde personen, door briefkaarten en een brief naar voornoemde personen te sturen en door telefonisch contact op te nemen met voornoemde personen;
Parketnummer 08/049032-15
1.
hij op 10 maart 2015, in de gemeente Enschede medewerkers van de gemeente Enschede genaamd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet je kop houden, of ik sla je kop eraf" en "Ik kan je bloed wel drinken. Reken erop als ik mijn zin niet krijg; ik zoek je thuis op" en "Als jij iets durft te zeggen dat ik in een psychose zit vermoord ik je, ik hak je helemaal in stukjes. Ik haal je oren en je kop eraf!" en heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "dit is niet persoonlijk tegen jou. Jij bent een lieverdje, maar ik vermoord jou ook met gemak";
2.
hij op 10 maart 2015, in de gemeente Enschede opzettelijk, een auto, te weten een Audi A4 Avanti, toebehorende aan [slachtoffer 2], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als geleend, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/730215-15, onder 1 en 3 en onder parketnummer 08/049032-15 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08/730215-15, feit 1 en parketnummer 08/049032-15, feit 1:
Telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
meermalen gepleegd;
Parketnummer 08/730215-15, feit 3
het misdrijf: als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 9,
lid 1, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod;
Parketnummer 08/049032-15, feit 2:
het misdrijf: verduistering.

6.De strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van parketnummer 08/730215-15 onder 3 heeft verdachte gesteld dat hij in verband met het sturen van post niet verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij hiervoor van een politieagent toestemming had gekregen. De rechtbank acht de door verdachte geschetste omstandigheden aannemelijk. Dit leidt tot het oordeel dat verdachte voor wat betreft het sturen van ansichtkaarten en een brief geen verwijt kan worden gemaakt dat hij het huisverbod heeft overtreden. Er is derhalve sprake van afwezigheid van alle schuld bij verdachte. Gelet op deze schulduitsluitingsgrond zal de rechtbank verdachte op dit punt ontslaan van alle rechtsvervolging. Verdachte is daarom voor dit gedeelte van het onder parketnummer 08/730215-15 onder 3 bewezenverklaarde niet strafbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte voor wat betreft het overige bewezenverklaarde uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de onder parketnummer 08/730215-15 onder 1 en 3 (voor wat betreft het telefonisch contact opnemen) en onder parketnummer 08/049032-15 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich met betrekking tot het opleggen van een straf of maatregel gerefereerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal strafbare feiten, waarbij hij kennelijk geen enkel respect heeft gehad voor zijn slachtoffers en/of hun eigendommen. Zo heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering van een auto en overtreding van de Wet tijdelijk huisverbod. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige verbale bedreigingen. Deze waren gericht tegen zijn ex-partner en haar kinderen en tegen medewerkers van de sociale werkplaats waar verdachte werkzaam was. Door zijn handelen heeft verdachte bij de slachtoffers, waaronder nog jonge kinderen, gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt en op geen enkele manier rekening gehouden met het effect van zijn dreigende woorden. De rechtbank vindt daarin redenen aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op te leggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of – conform de vordering van de officier van justitie – aan verdachte tevens de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden opgelegd, of dat behandeling in een ambulant kader noodzakelijk is en volstaat.
De rechtbank heeft bij het nemen van haar beslissing hierover en bij de beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, in aanmerking genomen de door gezondheidszorg- en forensisch psycholoog drs. D. Breuker en de psychiater dr. L.H.W.M Kaiser omtrent verdachte opgemaakte (dubbel)rapportages van respectievelijk 19 juni 2015, 17 augustus 2015, 7 januari 2016 en 15 januari 2016.
Uit voornoemde rapportages blijkt dat volgens de gedragsdeskundigen ten tijde van de gepleegde feiten bij verdachte met name sprake was van een ziekelijke stoornis in de vorm van een impulscontrolestoornis naast een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis cluster B met antisociale en narcistische trekken. Daarnaast is sprake van zwakbegaafdheid. Verdachte verliest zich in heftige emoties, waarbij sprake is van een dermate opvliegendheid met verbale agressie dat dit aparte zorg behoeft. Verdachtes impulscontrole is gestoord en hij heeft een kritiekstoornis ten aanzien van zijn eigen verbale gedrag, die gedeeltelijk samenhangt met een sociaal emotionele beperking als gevolg van zijn zwakbegaafdheid. Bij het psychiatrisch onderzoek was er eveneens sprake van impulscontroleverlies, kritiekgestoord gedrag, grote krenkbaarheid en minimale frustratietolerantie. Dat duidt erop dat verdachte onvoldoende geleerd heeft van zijn eerdere TBS-behandeling en dat de coping niet intrinsiek is geworden. Het is de verwachting dat verdachte slecht behandelbaar is voor deze problematiek. Contextuele beïnvloeding waarbij rekening wordt gehouden met zijn lage intelligentie kan mogelijk zijn beperkte coping enigszins ondervangen en daarmee predelict-situaties enigszins voorkomen, maar het probleem van zijn gestoorde impulscontrole zal zich in alle situaties voordoen als er niet direct aan zijn eisen wordt voldaan.
Voor het bewezenverklaarde, waaronder met name de verbale bedreigingen, wordt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar ingeschat. De kans op herhaling van verbale agressie achten de deskundigen groot tot zeer groot.
De mogelijkheden tot een ambulante behandeling zijn door de gedragsdeskundigen
onderzocht door de houding van verdachte te toetsen en te overleggen met de reclassering en zijn in de laatste rapportage uitvoerig beschreven. Uitgebreid overleg tussen de gedragsdeskundigen hierover heeft echter niet tot een eensluidend advies geleid. Het zou volgens Kaiser wenselijk zijn als verdachte voor de complexe problematiek in zijn persoonlijkheid zou worden behandeld, maar verdachte is er niet voor gemotiveerd en bovendien zal het een erge strijd worden met de behandelaar met gevaar dat hij ook daar gaat dreigen. De kans dat een ambulante behandeling lukt wordt door Kaiser daarom als matig ingeschat en is mede afhankelijk van in hoeverre verdachte hulpverlening krijgt waar hij ontzag voor heeft. Bovendien heeft verdachte zich in het verleden nooit aan voorwaarden gehouden. Volgens Kaiser heeft mederapporteur Breuker te hoge verwachtingen van een ambulante behandeling omdat het moeilijk uitvoerbaar is door de houding van verdachte.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsrapport van 27 maart 2017, waaruit blijkt dat verdachte binnen het PPC waar hij thans verblijft, niet bekend is met agressief gedrag. Hij heeft een baan als afdelingsreiniger, een baan die alleen is weggelegd voor gedetineerden die zich volgens de regels gedragen. Desondanks wordt het risico op nieuwe bedreigingen ook door de reclassering als hoog ingeschat. Vooralsnog is niet bekend waar verdachte na detentie terecht zou kunnen, dit terwijl een instabiele woonsituatie vermoedelijk een (verdere) negatieve impact op zijn welbevinden en daarmee op zijn gedrag zal hebben. Er is ook sprake van een aanzienlijke financiële schuld. Het is de verwachting dat verdachte geen medewerking aan verdere behandeling en/of begeleiding zal verlenen. Ingeschat wordt dat er een hoog risico is op onttrekken aan de voorwaarden.
De verwachting van de reclassering is dat alleen opnieuw dwangverpleging de kans op recidive beperkt kan houden.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die, gelet op de onderbouwing daarvan, tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank heeft zich er ter terechtzitting van 5 april 2017 van overtuigd dat verdachte wederom bij herhaling heeft aangegeven dat hij geen behandeling wenst. Hoewel de rechtbank het standpunt van verdachte, gelet op zijn eerdere ervaringen begrijpt, is het niet verder behandelen van zijn persoonlijkheidsstoornis en impulscontrolestoornis in de vorm van een agressieregulatiestoornis geen optie, omdat dan de kans op herhaling hoog zal blijven voor wat betreft dreigen met agressie. Gelet op zijn problematiek en met name zijn dreigende opstelling, krenkbaarheid, achterdocht en emotionele labiliteit met impulsief handelen, naast de lage intelligentie, is een klinische behandeling wenselijk. Deze zou volgens de deskundigen bij voorkeur in een voorziening voor sterk gedragsgestoorde en licht verstandelijk beperkte mensen (SGLGV) moeten plaatsvinden. Verdachte is echter niet te motiveren voor een dergelijke klinische behandeling en zal aanvankelijk een hoge beveiliging nodig hebben, omdat hij zonder beveiliging niet te handhaven zal zijn vanwege zijn verbale dreigingen naar personeel en kwetsbare anderen. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat een ambulante behandeling en reclasseringstoezicht in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel of een terbeschikkingstelling met voorwaarden gedoemd zijn te mislukken en geen optie zijn. Dat er volgens de gedragsdeskundigen geen aanwijzingen zijn dat verdachte tot fysieke agressie overgaat en er ditmaal geen aangiften zijn vanuit de hulpverlening, maakt dit niet anders. Gelet op de adviezen van de deskundigen, het recidiverisico dat door de deskundigen als (zeer) hoog wordt ingeschat en het feit dat een ambulant kader met reclasseringstoezicht niet haalbaar is, is de rechtbank van oordeel dat alleen een terbeschikkingstelling met dwangverpleging voldoende zal zijn om de herhalingskans te verlagen en aldus noodzakelijk is. Binnen een TBS-setting is men, anders dan in een ambulante setting, voldoende toegerust om op passende wijze om te gaan met de problematiek van verdachte. Verdachte zal binnen deze setting bovendien de tijd hebben om te stabiliseren.
Gelet op de impact van de gepleegde strafbare feiten en de persoonlijkheidsstoornis en impulscontrolestoornis in de vorm van een agressieregulatiestoornis van verdachte, is het enkel afstraffen van verdachte waardoor hij onbehandeld in de maatschappij zal terugkeren onverantwoord en bovendien ook niet in het belang van verdachte zelf.
De rechtbank constateert op grond van vorenstaande ambtshalve dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Op grond van het vorenstaande staat vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond,
de door hem begane misdrijven onder parketnummer 08/730215-15 onder 1 en onder parketnummer 08/049032-15 onder 1, in beide gevallen overtreding van artikel 285, eerste lid, Sr inhouden, welk delict in artikel 37a Sr is opgenomen, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. De rechtbank legt daarom aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op.
Nu er in dit geval alleen sprake is geweest van verbale bedreigingen, zonder dat deze voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd zijn door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard agressief was jegens de bedreigden, is naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling niet opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. Derhalve is ingevolge dezelfde wettelijke bepaling de duur van de opgelegde maatregel beperkt tot vier jaar.

8.De schade van benadeelden

8.1.1
De vordering van de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 08/730215-15
[slachtoffer 2] heeft zich onder parketnummer 08/730215-15 als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte in verband met afpersing te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit de post immateriële schade.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak van het schadeveroorzakende feit.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 08/730215-15 onder 2 tenlastegelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid Sv, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 08/049032-15
[slachtoffer 2] heeft zich in de zaak onder parketnummer 08/049032-15 als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post:
- verduistering van een Audi A4 Avant.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering gelet op de bepleite vrijspraak van het schadeveroorzakende feit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering moet worden gematigd, omdat de afschrijving van de auto hoger is.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 2 onder parketnummer 08/049032-15 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is betwist. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 1.500,- redelijk en billijk en voldoende onderbouwd en zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.3
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 onder parketnummer 08/049032-15 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 36f, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/730215-15 onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/730215-15 onder 1 en 3 en het onder parketnummer 08/049032-15 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/730215-15 onder 1 en 3 en onder parketnummer 08/049032-15 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08/730215-15, feit 1 en parketnummer 08/049032-15, feit 1:
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
meermalen gepleegd;
Parketnummer 08/730215-15, feit 3
het misdrijf: als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 9,
lid 1, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod;
Parketnummer 08/049032-15, feit 2:
het misdrijf: verduistering;
s
trafbaarheid verdachte
  • verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder parketnummer 08/730215-15 onder 3 bewezenverklaarde, voor zover het de briefkaarten en de brief betreft, en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/730215-15 onder 1 en 3, voor zover het telefonisch contact opnemen betreft, en het onder parketnummer 08/049032-15 onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

maatregel

- gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 2]met betrekking tot
parketnummer 08/730215-15 onder 2, in het geheel
niet-ontvankelijkis in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte met betrekking tot
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.
Buiten staat
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Enschede met nummer PL0600-2015270959 van 5 juni 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08/730215-15
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster van [slachtoffer 1] van 21 april 2015, pagina 69, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster:
Zoals ik reeds verklaarde woon ik aan de [adres 1] in [woonplaats]. Op zaterdag 18 april 2015 leegde ik thuis mijn brievenbus. In de brievenbus trof ik een envelop aan die door [verdachte] aan mij werd verzonden. Er zaten 4 ansichtkaarten in, verzonden door [verdachte] aan mij en mijn drie kinderen en een brief bestemd voor mij. De ansichtkaarten en de brief waren gericht aan de kinderen en mij, die werden door hem ondertekend c.q. afgesloten. Doordat [verdachte] ons die brief en ansichtkaarten heeft gestuurd heeft hij het huisverbod overtreden. Ik verzoek politie en justitie een onderzoek in te stellen en hem strafrechtelijk te vervolgen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster van [slachtoffer 1] van 28 april 2015, pagina 71, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster:
Op maandag 27 april 2015 omstreeks 12:50 uur werd ik op mijn GSM [telefoonnummer] gebeld. Ik nam zelf niet op maar mijn dochter [dochter] van 11 jaar oud. [dochter] nam op en hoorde dat er een man aan de lijn was. Zij hoorde dat het de stem van [verdachte] was. Ik stond in de buurt en zag dat [dochter] schrok. Ik hoorde haar zeggen "O hier is papa [verdachte]".
3.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 5 februari 2016, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ja, [dochter] heeft dat telefoontje opgenomen. Ze zei: “mama, papa is aan de telefoon”. Ik kreeg een verbod voor 10 dagen. Ik zei tegen verbalisant [verbalisant 3] of [verbalisant 4] “ik begrijp die brief niet, mag ik ansichtkaarten sturen”? Ze hebben mij toen toestemming gegeven om kaarten te sturen. Ik heb een brief gehad dat het contactverbod met 30 dagen werd verlengd. Het klopt dat ik kaarten en een brief heb gestuurd.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Enschede met nummer PL0600-2015125084 van 13 maart 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08/049032-15
Feit 2
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 maart 2015, pagina’s 9, 10 en 14, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster:
[verdachte] vertelde mij dat hij iemand kent die mijn Golf wilde. Ik zou dan een Audi A4 Avanti krijgen. Ik heb de Audi toen niet op mijn naam kunnen zetten, omdat er een briefje ontbrak. Ik meen dat dat het overschrijvingsformulier van de Audi was. Ik weet dat de auto een maand op naam heeft gestaan van [verdachte]. (…) Op 18 februari 2015 heb ik de Audi op mijn naam gezet. [verdachte] was hier ook weer bij. Direct na het overschrijven zei [verdachte] dat ik de reservesleutel van de Audi aan hem moest geven. [verdachte] reed en ik mocht er naast zitten. [verdachte] zei dat ik de papieren maar bij mij moest houden voor als er wat gebeurt. [verdachte] parkeerde mijn auto voor zijn huis. Ik kreeg de autosleutel niet. (…) Op een gegeven moment, ik denk zo’n 3 weken geleden, kwam [verdachte] bij mij en hij zei dat hij mijn reserve sleutel kwijt was en ik moest mijn originele sleutel afgeven aan hem. Hij verdween dan ook weer direct met mijn originele sleutel en met de Audi. Ik zag mijn Audi nooit meer in de straat. (…) Op dinsdag 10 maart 2015 rond 07.45 uur had ik het lef om naar het huis van [verdachte] te gaan. Ik wilde de sleutel van mijn Audi. Ik belde een paar keer. Hij opende niet. De auto stond voor zijn deur.
Ik zei dat ik de sleutel van de Audi wilde hebben. Ik bleef zeggen dat ik nu de sleutel van mijn auto wilde. (…) Ik zag daarna dat [verdachte] met mijn auto is weggereden. De sleutel van de auto had ik nog niet. Hij heeft deze niet afgegeven. (…) Ik zag dat [verdachte] bezig was met de auto. Hij was aan het vloeken op de auto. Ik zei tegen hem dat hij mij de sleutel maar moest geven. Ook nu weer hoorde ik: Jij vieze kankerhoer. Je krijgt de sleutel niet (…)
5.
Een mutatierapport naar aanleiding van een huisbezoek aan [slachtoffer 2] op
10 maart 2015, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Rapporteur kreeg melding dat de bewoner van de [adres 2] de autosleutel van
meldster niet terug wilde geven. Rapporteur kende de bewoner van de [adres 2]
als zijnde [verdachte]. (…) Ter plaatse werd aangesproken door [verdachte]. [verdachte] stond op het punt om weg te rijden in een grijze Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 2]. [verdachte] vertelde dat hij de auto had geleend van de buurvrouw van nummer [nummer]. (…) Rapporteur zag dat [verdachte] in het bezit was van een zwarte autosleutel. (…) [slachtoffer 2] vertelde dat zij de
kosten (verzekering, belasting) betaalde en dat [verdachte] gebruik maakte van haar
auto. Als [slachtoffer 2] ergens naar toe moest, bracht [verdachte] haar weg. [slachtoffer 2] vertelde dat
zij niet in de auto reed. [slachtoffer 2] vertelde dat [verdachte] ook de reservesleutel had,
omdat [verdachte] de originele sleutel, volgens eigen zeggen had verloren. Rapporteur heeft gezegd dat [verdachte] de autosleutel terug moest geven aan de buurvrouw. Rapporteur hoorde dat zij weg moest gaan en dat hij onder de douche ging staan. Rapporteur vertelde dat als de autosleutel niet terug gegeven werd, de buurvrouw aangifte zou doen van verduistering. (…) Rapporteur is vervolgens naar [slachtoffer 2] gegaan en heeft uitgelegd dat [verdachte] niet van plan was om de autosleutel terug te geven. Rapporteur heeft geadviseerd om aangifte te doen van verduistering van haar auto, dit omdat [verdachte] de auto zich wederrechtelijk en zonder toestemming heeft toegeëigend, zich gedraagt als de eigenaar en de auto noch de autosleutel teug geeft.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Enschede met nummer PL0600-2015270959 van 5 juni 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Enschede met nummer PL0600-2015125084 van 13 maart 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.