ECLI:NL:RBOVE:2017:1636

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
08/730627-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging en wapenbezit

Op 13 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 64-jarige man uit Deventer, die werd beschuldigd van bedreiging van zijn ex-vrouw en illegaal wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 oktober tot 13 december 2016 meerdere bedreigende sms-berichten naar zijn ex-vrouw heeft gestuurd en op twee momenten een vuurwapen aan derden heeft getoond. De bedreigingen omvatten expliciete doodsbedreigingen, waarbij de verdachte onder andere zei: 'Dit pistool is geladen. Ik schiet de helft van het magazijn door [slachtoffer] 's kop en de laatste kogel is voor mij.' De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij bedreigende berichten heeft gestuurd en dat hij een vuurwapen in bezit had, maar ontkende dat hij dit wapen aan anderen heeft getoond. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen bewezen waren op basis van getuigenverklaringen en de inhoud van de sms-berichten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een locatieverbod. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730627-16 (P)
Datum vonnis: 13 april 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] (Indonesië),
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 2:een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 oktober 2016 tot en met 13 december 2016 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland (telkens) [slachtoffer] (direct en/of indirect) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (zich) opzettelijk dreigend
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen (merk: Bernadelli Gardone) naar de woning van die [slachtoffer] begeven en/of dat vuurwapen (merk: Bernadelli Gardone) meermalen, althans eenmaal (voor één of meer anderen) duidelijk zichtbaar aanwezig gehad en/of (daarbij) (tegen één of meer anderen) dreigend de woorden toegevoegd: "Dit pistool is geladen. Ik schiet de helft van het magazijn door [slachtoffer] 's kop en de laatste kogel is voor mij "en/of "Ik schiet haar door de kop en daarna schiet ik mijzelf" en/of "Ik schiet haar dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (middels whatts-app en/of sms en/of woordelijk) dreigend de woorden toegevoegd: "Nergens heb jij recht op, een kogel dat is jou recht zoals jij mij hebt behandeld" en/of "Ik maak je dood" en/of "Een kogel kun je krijgen" en/of "Ik draai je nek om" en/of "Echt ik sta niet meer voor mezelf, jij gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2016 tot en met 13 december 2016 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen (pistool) (merk: Bernadelli Gardone), en/of munitie van categorie III, te weten 46, althans één of meer kogelpatronen (kaliber 22), voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 13 oktober tot 13 december 2016 zijn ex-vrouw (hierna ook: aangeefster) bedreigende sms-berichten heeft gestuurd en dat hij haar via anderen woordelijk heeft bedreigd en daarbij op twee afzonderlijke momenten een pistool aan die anderen heeft getoond. Op of omstreeks 8 december 2016 zou dat zijn gebeurd in de woning waar verdachte verbleef en op of omstreeks 11 december 2016 zou verdachte het pistool hebben meegebracht naar de woning van aangeefster en dit opnieuw aan derden hebben getoond.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de onder 1 tenlastegelegde bedreiging bewezen kan worden, inclusief het tonen van een vuurwapen aan derden op twee verschillende momenten. Met betrekking tot dat punt heeft de officier van justitie onder meer gewezen op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] en op de omstandigheid dat een vuurwapen is aangetroffen in de jas die verdachte regelmatig droeg.
Ook het onder 2 ten laste gelegde bezit van een vuurwapen en munitie kan volgens de officier van justitie bewezen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij bedreigende sms-berichten naar zijn ex-vrouw heeft gestuurd. Ook heeft hij bekend dat hij op of omstreeks 8 december aan haar gerichte, bedreigende woorden heeft geuit aan anderen. Verdachte heeft eveneens bekend dat hij een vuurwapen in bezit heeft gehad, maar heeft ontkend dat hij dit wapen aan anderen heeft getoond.
De raadsman van verdachte heeft zich met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde bedreiging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behoudens voor zover verdachte wordt verweten dat hij op of omstreeks 11 december 2016 een pistool heeft meegenomen naar de woning van aangeefster en het daar aan derden heeft getoond. De raadsman heeft op dit punt (onder meer) aangevoerd dat getuige [getuige 1] , die het beste zicht op verdachte had, geen pistool heeft gezien en voorts dat de enige getuige die verklaart een pistool te hebben gezien - getuige [getuige 2] - minder goed zicht op de situatie heeft gehad en bovendien verklaart over een jas met een andere kleur dan die van verdachte. Verdachte dient daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De raadsman heeft zich ook met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De telefoon van verdachte is onderzocht en daarin zijn berichten d.d. 13 december 2016 aangetroffen die bedreigende taal bevatten en die naar het telefoonnummer van aangeefster zijn verstuurd. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij bedreigende sms-berichten aan aangeefster heeft verzonden.
Ook heeft verdachte verklaard dat hij op of omstreeks 8 december 2016 in zijn woning bedreigende woorden, gericht tot aangeefster, aan derden, die daar waren om spullen voor aangeefster op te halen, heeft geuit. Verdachte ontkent echter dat hij daarbij een pistool heeft getoond. De getuigen [getuige 3] en [getuige 1] hebben verklaard dat zij op of omstreeks 8 december 2016 bij verdachte zijn geweest om spullen voor aangeefster op te halen en dat verdachte toen bedreigende woorden heeft geuit in de richting van aangeefster. Beide verdachten verklaren daarnaast dat verdachte hen daarbij een vuurwapen toonde. De beschrijving die getuige [getuige 3] van dit wapen geeft komt bovendien sterk overeen met het wapen dat later door de politie in de woning van verdachte is aangetroffen. [1] De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze getuigenverklaringen te twijfelen. Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank vorenbedoelde onderdelen van het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de bedreiging aan de deur van aangeefster op of omstreeks 11 december 2016 overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel aan de deur van aangeefster is geweest, maar dat hij toen geen pistool bij zich droeg en haar niet heeft bedreigd. Ook over dit voorval hebben verschillende getuigen verklaringen afgelegd bij de politie. De rechtbank constateert op grond van die verklaringen dat getuige [getuige 1] op de bewuste dag de deur heeft opengedaan, zich het dichtst bij verdachte bevond en geen wapen bij verdachte heeft gezien. Ook de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] hebben geen wapen gezien. Uitsluitend getuige [getuige 2] , die zich in de gang van de woning zou hebben bevonden, verklaart te hebben gezien dat verdachte een wapen uit zijn jas haalde, waarbij opvalt dat de getuige een beschrijving van de jas van verdachte geeft die niet overeenkomt met de jas die verdachte regelmatig droeg en waarin later een pistool werd aangetroffen. Ook komt deze beschrijving van de jas niet overeen met hoe de andere getuigen de kleding van verdachte hebben omschreven. De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde getuigenverklaringen, in onderlinge samenhang bezien, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte op de bewuste dag een vuurwapen heeft getoond. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten slotte wordt verdachte onder 2 verweten dat hij een pistool en munitie in bezit heeft gehad. In de woning van verdachte zijn het betreffende pistool en de munitie aangetroffen. Verdachte heeft ook dit feit ter terechtzitting bekend. De rechtbank acht dit feit daarom eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij omstreeks de periode van 8 december 2016 tot en met 13 december 2016 in de gemeente Deventer, telkens [slachtoffer] direct en indirect heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een vuurwapen voor anderen duidelijk zichtbaar aanwezig gehad en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Dit pistool is geladen. Ik schiet de helft van het magazijn door [slachtoffer] 's kop en de laatste kogel is voor mij "en/of "Ik schiet haar dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- die [slachtoffer] middels sms dreigend de woorden toegevoegd: "Nergens heb jij recht op, een kogel dat is jou recht zoals jij mij hebt behandeld" en "Echt sta niet meer voor mezelf, jij gaat eraan."
2.
hij in de periode van 01 december 2016 tot en met 13 december 2016 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, pistool, merk: Bernadelli Gardone, en munitie van categorie III, te weten 46, kogelpatronen (kaliber 22), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 26 lid 1 juncto 55 lid 1 respectievelijk lid 3, aanhef en onder a van de Wet wapens en munitie (Wwm). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wwm en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wwm.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, voor hetgeen zij bewezen acht, gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het verplicht meewerken aan diagnostiek en - daarop volgend, indien aangewezen - ambulante behandeling, alsmede een locatieverbod met elektronisch toezicht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft voorgesteld de zaak af te doen met een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het verplicht meewerken aan diagnostiek en eventueel behandeling. Tegen een locatieverbod bestaat van de zijde van de verdediging geen bezwaar, maar wel is bepleit om elektronisch toezicht achterwege te laten, onder meer omdat dit voor de veiligheid van aangeefster niet (langer) noodzakelijk is en omdat de enkelband verdachte fysiek beperkt in zijn dagelijkse werkzaamheden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn ex-vrouw bedreigd door aan anderen een pistool te tonen en daarbij aan zijn ex-vrouw gerichte bedreigende woorden te uiten. Daarnaast heeft verdachte zijn ex-vrouw bedreigende sms-berichten verstuurd. Door zijn handelen heeft verdachte haar vrees aangejaagd. Ook wordt verdachte veroordeeld voor het verboden bezit van een wapen en munitie.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten van Reclassering Nederland van 1 maart 2017 en van 29 maart 2017. De reclassering heeft daarin onder meer opgetekend dat verdachte in een periode waarin hij extreem veel stress heeft ervaren, onder meer door de scheiding van zijn ex-vrouw, uiteindelijk tot delictgedrag is gekomen. Ten tijde van het opmaken van de rapporten was verdachte rustig en de indruk van de reclassering is dan ook dat dit delictgedrag een incident is geweest. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan als bijzondere voorwaarden te koppelen een meldplicht, verplichte medewerking aan onderzoek en diagnostiek en, indien geïndiceerd, medewerking aan ambulante behandeling, en een locatieverbod in combinatie met elektronisch toezicht.
De rechtbank acht voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. De rechtbank zal daarvan drie maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte gedurende een proeftijd van twee jaren ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de reclassering toezicht op verdachte houdt en zal daarom als bijzondere voorwaarde een meldplicht aan verdachte opleggen. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw met zijn ex-vrouw in haar privésfeer in contact komt, zal daarnaast een locatieverbod met betrekking tot de woning van aangeefster voor de duur van maximaal zes maanden worden opgelegd. Aangezien verdachte thans stabiel lijkt te functioneren en hij gedurende de voorwaardelijke schorsing van de voorlopige hechtenis geen contact meer met aangeefster heeft gezocht, acht de rechtbank controle van dit verbod middels elektronisch toezicht niet (langer) noodzakelijk. Nu het NIFP op 22 december 2016 gerapporteerd heeft geen aanleiding te zien voor nader persoonlijkheidsonderzoek en zich nadien geen bijzonderheden in het gedrag van verdachte hebben voorgedaan, zal de rechtbank evenmin als voorwaarde opnemen dat verdachte verplicht moet meewerken aan onderzoek en diagnostiek en/of zich vervolgens moet laten behandelen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 91 Sr. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen
gepleegd.
feit 2:het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid,
Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, en zich vervolgens blijft melden, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
  • zich gedurende maximaal zes maanden (of zoveel korter als de reclassering aangewezen acht) niet zal bevinden binnen een straal van twee kilometer van [adres 2] .
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2016606528. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina's van in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
feit 1:
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 13 december 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster: [2]

Ik word bedreigd met de dood door [verdachte] . Ik heb ongeveer 30 jaar een relatie gehad met [verdachte] . Wij hebben 27 jaar samengewoond aan de [adres 1] te Deventer. De bedreiging doet zich vooral voor over de telefoon. Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 1] . Het telefoonnummer van [verdachte] is [telefoonnummer 2] . Ik kan u de sms'jes laten zien. Dit sms'je kreeg ik vanmiddag 13-12-2016: "(…) nergens heb jij recht op een kogel dat is jou recht zoals je mij hebt behandeld (…)." Ik ben ergt bang dat hij echt mij een kogel gaat geven. Dat hij mij dus dood gaat schieten. Ongeveer drie weken geleden hebben [getuige 1] , [getuige 5] , [getuige 3] en [getuige 2] wat spulletjes van mij opgehaald bij [verdachte] . Dit was aan de [adres 1] te Deventer. Ik hoorde van hen dat ze een pistool hadden zien liggen op de tafel aldaar. Ik hoorde van hen dat hij dit pistool op de tafel had neergelegd en dat hij vertelde dat het pistool voor mij was.

2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant] : [3]
Op 15 december 2016 werd in de woning aan de [adres 1] te Deventer, waar verdachte woonachtig is, een doorzoeking gedaan. Hierbij werd een mobiele telefoon, merk Apple, type iPhone, inbeslaggenomen. Op 19 december 2016 werd de inhoud van de iPhone uitgelezen. Ik zag een contact opgeslagen, genaamd: [slachtoffer] , telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer komt overeen met het telefoonnummer dat [slachtoffer] opgaf bij haar aangifte.
Ik zag dat er verschillende sms-berichten waren verstuurd en ontvangen van en naar de aangeefster [slachtoffer] .
Tijdstip: 13-12-2016, 11:26 uur.
Verstuurd naar: [slachtoffer]
Tekst: "(…) Nergens heb jij recht op een kogel dat is jou recht zoals je mij hebt behandeld (…)."
Tijdstip: 13-12-2016, 17:41 uur.
Verstuurd naar: [slachtoffer]
Tekst: "(…) echt sta niet meer voor mij zelf geloof mij jij gaat er aan."
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 14 december 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige: [4]

Ik was met onder andere (…) en [getuige 1] in de woning bij [verdachte] aan de [adres 1] te Deventer rond 8 december. Wij kwamen spullen halen. (…) Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik schiet eerst [slachtoffer] dood en daarna schiet ik mezelf door de kop." Daarmee bedoelde hij zijn ex. [verdachte] pakte daarna zijn wapen uit de broeksband, ik zag dat hij een pistool vast had. Hij liet het wapen aan ons zien en zei daarbij: "Als jullie mij niet geloven, ik schiet haar dood."

3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige: [5]

Ik weet waarover u mij wilt horen. Ik heb een pistool gezien bij [verdachte] , de ex-partner van [slachtoffer] . Twee a drie weken geleden ben ik naar de [adres 1] gegaan om daar een bankstel op te halen voor [slachtoffer] . Ik ging daar heen met (…) en [getuige 3] . We waren bezig om het bankstel te pakken en vervolgens zag ik dat [verdachte] een vuurwapen pakte. Hij haalde dit vuurwapen achter de broeksband vandaan. Dit was duidelijk een pistool. Ik hoorde dat hij zei: Dit pistool is geladen. Ik schiet de helft van het magazijn door [slachtoffer] 's kop en de laatste kogel is voor mij. We hebben direct [slachtoffer] gebeld.

4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2017, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

U houdt mij twee sms-berichten voor van 13 december 2016 die in mijn telefoon zijn aangetroffen. Het klopt dat ik deze berichten naar mijn ex-vrouw ( [slachtoffer] ) heb gestuurd. Het klopt ook dat de jongens op of rond 8 december 2016 spullen zijn komen ophalen. U houdt mij de verklaring van getuige [getuige 3] voor. Ik heb toen inderdaad gezegd dat ik [slachtoffer] zou doodschieten en dat de laatste kogel voor mij zou zijn, of iets soortgelijks.

5. Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant] : [6]

Op 14 december 2016 werd een doorzoeking in de woning aan de [adres 1] te Deventer verricht ter zake de Wet wapens en munitie. In de woning werd op de slaapkamer op de eerste verdieping een vuurwapen aangetroffen.

feit 2:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2017. [7]
2. Een proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 15 december 2017. [8]
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.

Voetnoten

1.Zie verklaring getuige [getuige 3] , p.10 van het in de bijlage genoemde dossier: een zwart pistool met houtenachtige greep.
2.Pagina 6-7.
3.Proces-verbaalnummer PL0600-2016606528-26, als losse bijlage gevoegd in het dossier.
4.Pagina 8-9.
5.Pagina 17-18.
6.Pagina 26-27.
7.Procesverbaalnr. PL0600-2016606528-19, als losse bijlage gevoegd in het dossier.
8.Procesverbaalnr. PL0600-2016606528-26, als losse bijlage gevoegd in het dossier.