ECLI:NL:RBOVE:2017:16

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 januari 2017
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
08/770189-16 en 13/684070-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor inbraak en diefstal met medeverdachten

Op 4 januari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die samen met drie anderen betrokken was bij een reeks inbraken en diefstallen. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een inbraak in een pand in [plaats 2] op 18 september 2016, waarbij mobiele telefoons, een gouden ketting en een gouden ring werden gestolen. Daarnaast werd hij beschuldigd van het stelen van een BMW 535D op of omstreeks 17 september 2016 in [plaats 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich toegang tot de panden hebben verschaft door middel van braak en dat zij gebruik hebben gemaakt van een gestolen auto om hun misdaden te plegen. Tijdens de rechtszaak heeft de verdachte aanvankelijk een bekennende verklaring afgelegd, maar deze later ingetrokken en zich beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de feiten die hem ten laste waren gelegd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder handschoenen, verbeurd verklaard en de verdachte heeft recht op de teruggave van een muts die in beslag was genomen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan nieuwe strafbare feiten had schuldig gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770189-16 en 13/684070-15 (tul)
Datum vonnis: 4 januari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Limburg Zuid – De Geerhorst te Sittard.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank op 15 december 2016 en na verwijzing naar de meervoudige kamer van de rechtbank door de politierechter op 15 december 2016, het onderzoek op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:met anderen op 18 september 2016 in [plaats 2] een inbraak heeft gepleegd bij [bedrijf 1] ;
feit 2 primair: met anderen in [plaats 3] op of omstreeks 17 september 2016 een auto (BMW) heeft gestolen;
feit 2 subsidiair:die personenauto (BMW) op of omstreeks 17 september 2016 heeft geheeld;
3 primair:met anderen een inbraak heeft gepleegd in een pand in [plaats 1] op of omstreeks 18 september 2016;
3 subsidiaireen kluis en/of geld afkomstig van de inbraak in [plaats 1] op of omstreeks 18 september 2016 heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging – na wijziging – aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 september 2016 te [plaats 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met liet oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan
[adres 1] ( [bedrijf 1] )
heeft weggenomen
één of meer mobiele telefoons, een ring, een ketting, een I-Pad en/of één of
meer andere goederen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van liet misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
voornoemde goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak/verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2016 tot en met 18 september
2016 te [plaats 3]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een personenauto (BMW 535D, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
personenauto onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak/verbreking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 18 september 2016 te [plaats 4] en/of te
[plaats 2] , althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (BMW 535D, kenteken [kenteken] ) heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 3.
hij op of omstreeks 18 september 2016 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan
[adres 2] ( [bedrijf 2] )
heeft weggenomen
één of meer mobiele telefoons, een kluis en/of een hoeveelheid geld en/of één of
meer andere goederen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
voornoemde goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 18 september 2016 te [plaats 4] , althans te
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten één of meer goederen, waaronder een kluis heeft verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het inbeslaggenomen horloge aan verdachte wordt teruggegeven, terwijl de handlamp en handschoenen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in [plaats 3] een BMW heeft gestolen en daarmee naar [plaats 2] is gereden waar hij met zijn medeverdachten bij [bedrijf 1] heeft ingebroken en mobiele telefoons, een ring en een ketting heeft weggenomen. Verder heeft verdachte met zijn medeverdachten in [plaats 1] bij [bedrijf 2] ingebroken en mobiele telefoons, een kluis en geld weggenomen. De in [plaats 3] gestolen BMW is in [plaats 2] en omgeving gesignaleerd en verdachten zijn later in [plaats 4] in de nabijheid van deze auto aangehouden. De auto is beschreven door een getuige en er zijn camerabeelden met daarop personen die qua signalement overeenkomen met verdachte en medeverdachten terwijl zij bij [bedrijf 1] inbreken. De auto met daarin verdachte en medeverdachten wist aan de politie te ontkomen en werd later door een getuige gezien in [plaats 4] . Getuige zag vier mannen uitstappen en twee mannen spullen uit de auto halen en in een grote gele tas deponeren. Verdachte en zijn medeverdachten zijn gevlucht voor de ter plaatse gekomen politie. In de omgeving van de plaats waar de verdachten werden aangehouden, werd een roze/witte bigshopper aangetroffen die op de camerabeelden van de inbraak in [plaats 2] te zien is. In de tas werd een gestolen kluis aangetroffen. Ook werd daar aangetroffen een rugzak met gereedschap en een niet originele autosleutel waarmee de BMW gestart kon worden. In de BMW lag een in [plaats 2] gestolen iPad en bij deze auto werd ook een breekijzer aangetroffen waarvan de punt ontbrak: deze punt is gevonden op de plaats delict in [plaats 2] bij [bedrijf 1] . Ten slotte heeft verdachte tegenover de politie en in raadkamer bij de behandeling van de vordering tot gevangenhouding op 28 september 2016 en later op 5 oktober en 19 oktober 2016 bekend dat hij met anderen betrokken was bij de inbraak bij [bedrijf 1] in [plaats 2] . Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en aangezien geen ander scenario denkbaar is, is naar de mening van de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met genoemde medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde.
De raadsman is een andere mening toegedaan: verdachte heeft aanvankelijk weliswaar een (deels) bekennende verklaring afgelegd, dat heeft hij evenwel niet zo bedoeld en destijds verklaard om onder de beperkingen uit te komen. Overigens ontbreekt het bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Verdachte droeg andere kleding dan op de camerabeelden is gezien. Mocht de rechtbank uitgaan van de aanvankelijk bekennende verklaring van verdachte, dan bestond zijn aandeel bij de inbraak in [plaats 2] uit het in- en uitlopen van het pand. Gelet op de jurisprudentie ter zake medeplegen is dit onvoldoende om dat medeplegen bewezen te achten. Voor de feiten 2 en 3 ontbreekt de bekennende en ondersteunende verklaring van verdachte. Daarbij heeft verdachte geen rijbewijs, zat hij achterin de auto en kon hij niet zien dat de BMW gestolen was. Hij dient daarom te worden vrijgesproken van alle hem tenlastegelegde feiten. Aangezien de vordering tenuitvoerlegging eerder bij de rechtbank Amsterdam heeft gediend en hoger beroep is ingesteld, dient de officier van justitie in deze vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 18 september 2016 omstreeks 10.30 uur kwam aangever [slachtoffer] er achter dat zijn auto, een zwarte BMW type 535d, bouwjaar 2005, met het kenteken [kenteken] , niet meer voor zijn woning geparkeerd stond op de plek waar hij de auto de avond tevoren omstreeks 18.00 uur achtergelaten had: de drie originele sleutels had aangever nog in zijn bezit. Deze auto, die door aangever was afgesloten, had aangever op 17 september 2016 om 19.00 uur nog zien staan [2] . Op 18 september 2016 heeft [aangever 1] aangifte gedaan van een inbraak in het pand van [bedrijf 1] in [plaats 2] : er zijn twee mobiele telefoons, een gouden ketting en een gouden zegelring gestolen [3] . Vervolgens heeft een verbalisant van de politie verschillende camerabeelden [4] gemaakt door camera’s in deze winkel bekeken, waarbij geconstateerd is dat er op 18 september 2016 in de nacht een lichtbundel van een auto zichtbaar is. Op camerabeelden· van juwelier [bedrijf 3] gevestigd aan [adres 3] te [plaats 2] aan de overzijde van [bedrijf 1] ziet verbalisant dat een donkerkleurige personenauto, te weten een BMW model 5-serie gemaakt van 2004 tot 2007, die nacht in beeld komt, waarna er een lichtschijnsel zichtbaar is op de etalage van de juwelier. Op de camerabeelden van [bedrijf 1] · ziet verbalisant twee schaduwen van personen bij de deur van de winkel staan. Er wordt kennelijk tegen de deur gebonkt om de deur te forceren. Een vijftal minuten later komen drie personen de winkel binnen. Eén van hen heeft volgens de verbalisant een op een schroevendraaier gelijkend voorwerp in de hand en draagt volgens verbalisant een bril en een effen gladde jas met een capuchon en handschoenen. Deze persoon heeft gezichtsbeharing aan de zijkant van zijn kaaklijn. Op de camerabeelden [5] ziet verbalisant een tweede persoon in beeld komen. Die persoon is lang en dun en hij heeft een opvallend zwart vlak aan de achterzijde van de broek. Hij draagt een plat, rechthoekig voorwerp in de linkerhand. Verbalisant denkt hierbij aan de weggenomen tablet/IPad. Te zien is dat hij om zijn rechterhand een handschoen heeft. Een derde persoon, die kort daarop de winkel inkomt, heeft volgens verbalisant een opvallende, met horizontale delen soort gewatteerde jas aan en lijkt eveneens een bril te dragen. Deze persoon draagt een grote tas en heeft handschoenen aan. Er wordt gebruik gemaakt van zaklampen. Wanneer verbalisant de camerabeelden vergelijkt met de inmiddels aangehouden verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , constateert verbalisant dat de kleding van verdachten sterk overeenkomt met de op de camerabeelden waargenomen kleding, terwijl [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] een bril dragen, [medeverdachte 3] gezichtsbeharing langs de kaaklijn heeft en zij in het bezit zijn van handschoenen en zaklampen. In de in [plaats 4] aangetroffen BMW zijn een muts en een schroevendraaier aangetroffen·. Verdachte [verdachte] heeft tegenover de politie en in raadkamer [6] verklaard dat hij met anderen op 18 september 2016 de inbraak bij [bedrijf 1] heeft gepleegd door met een breekijzer de deur open te maken. Hij droeg toen handschoenen. Ook de later in de BMW aangetroffen muts is van hem [7] . Vervolgens zijn hij en de medeverdachten met een auto, een BMW, weggereden, aldus [verdachte] , waarna zij in [plaats 4] zijn aangehouden [8] . Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de inbraak in [plaats 2] in raadkamer tijdens de behandeling van het schorsingsverzoek op 5 oktober 2016 en 19 oktober 2016 herhaald en bevestigd [9] . Ter terechtzitting op 21 december 2016 is verdachte teruggekomen op zijn eerder afgelegde bekennende verklaringen. De rechtbank zal de door verdachte afgelegde bekennende verklaringen met betrekking tot de inbraak in [plaats 2] voor het bewijs gebruiken. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaringen nu die verklaringen ook steun vinden in het overige bewijsmateriaal. Zo komt een door de politie op het kozijn van de toegangsdeur aangetroffen schoenspoor qua profiel en maat globaal overeen met het profiel en de maat van de zool van de rechterschoen van medeverdachte [medeverdachte 2] [10] . Een getuige heeft vanuit zijn woning in [plaats 2] gezien dat op 18 september 2016 ’s-nachts bij [bedrijf 1] een grote donkere auto stond waarin vier mannen zaten [11] . Na de melding van een ramkraak in [plaats 2] waarbij een zwarte sedan personenauto van het merk BMW was betrokken, hebben politie - eenheden uitgezien naar deze auto [12] . Daarop is het tot een achtervolging gekomen waarbij met zeer hoge snelheden is gereden. Op een gegeven moment heeft de bestuurder van de BMW waarvan inmiddels was vastgesteld dat het om een uit [plaats 3] afkomstige BMW ging met het kenteken [kenteken] , de verlichting gedoofd en zijn verbalisanten belast met incidentenafhandeling in de gemeente Epe die om omstreeks 05.00 uur de melding kregen dat een zwarte BMW sedan met hoge snelheid richting Zwolle reed, na een achtervolging het voertuig uit het oog verloren [13] . Even later kregen verbalisanten door dat de BMW, gekentekend [kenteken] , was aangetroffen op de Dorpsstraat te [plaats 4] [14] . Op 18 september 2016 heeft [aangever 2] aangifte gedaan van een inbraak in het pand van [bedrijf 2] in [plaats 1] waarbij een deur opengebroken werd en waarbij een kluis met geld werd ontvreemd [15] . De politie constateerde dat men was binnengekomen door een kunststofraam met een breekvoorwerp open te breken, waarna vervolgens een deur naar het kantoor werd opengebroken [16] .
De eerdergenoemde BMW werd in [plaats 4] gezien door een getuige [17] . Getuige zag vier mannen uit deze auto stappen. Zij hadden een grote gele tas, waar ze allerlei spullen in stopten. De mannen hadden een getinte huidskleur. Verbalisanten arriveerden bij deze auto en vonden ter hoogte van het achterwiel een breekijzer [18] . Geconstateerd werd dat één van de zogenaamde tanden van deze koevoet ontbrak. Een tand van een koevoet is gevonden op de plaats van de inbraak in [plaats 2] [19] . Uit onderzoek door de Forensische Opsporing van de politie bleek dat de tand en de koevoet oorspronkelijk één geheel hebben gevormd [20] .
Verdachte en eerder genoemde medeverdachten werden, terwijl zij renden langs een bosrand en door een weiland, waarbij zij ook na sommering van de politie niet bleven staan, mede door de inzet van een politiehond, aangehouden [21] . Er werd in het gras een rugzak gevonden en een grote boodschappentas. Ondanks dat het gras door de dauw nat was, waren deze voorwerpen droog. In de boodschappentas troffen verbalisanten een kleine kluis aan [22] . Ook werd er een autosleutel, een zogenaamde “dummysleutel”, aangetroffen op de locatie waar de vier verdachten werden aangehouden: deze sleutel was nagenoeg droog en schoon, ondanks dat deze werd aangetroffen op een plek die nat/vochtig van de dauw was [23] . Met de autosleutel bleek later de BMW personenauto gestart te kunnen worden. [24] In genoemde BMW werd een plastic bakje met muntgeld en biljetten aangetroffen, alsmede een iPad zonder hoes [25] . Deze iPad werd aan de hand van de deukjes aan de onderkant herkend door eerdergenoemde aangever Wijnberg [26] . De in de tas aangetroffen kluis werd door de eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2] in [plaats 1] , [getuige 3] , voor bijna 100% herkend als de bij zijn bedrijf ontvreemde kluis [27] .
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte mede de (gekwalificeerde) diefstallen heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast te stellen dat verdachte en/of zijn mededaders genoemde BMW heeft c.q. hebben gestolen. Nu verdachte en medeverdachten zich wat betreft de onder 2 primair tenlastegelegde diefstal van de BMW op hun zwijgrecht hebben beroepen en - behoudens de aangifte en het feit dat verdachte en medeverdachten zich met die auto hebben verplaatst van [plaats 3] naar het oosten van het land - geen overig ondersteunend belastend bewijsmateriaal in het dossier aanwezig is, moet verdachte van de onder 2 primair tenlastegelegde diefstal vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs worden vrijgesproken. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de auto werd gestart met behulp van een niet-originele autosleutel, een zogenaamde “dummy”. Die omstandigheid, alsmede het gegeven dat verdachte met zijn broer en vrienden op pad was en het niet anders kan dan dat hem bekend was dat noch zijn broer noch zijn vrienden over een BMW konden beschikken, brengt evenwel wel mee dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat de auto van diefstal afkomstig was, zodat hij zich mede schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Met betrekking tot de overtuiging dat verdachte de hiervoor genoemde tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, merkt de rechtbank het volgende op. Verdachte heeft zich bij de politie – behoudens de bekennende verklaring met betrekking tot zijn betrokkenheid bij de inbraak in [plaats 2] met anderen waarop verdachte ter terechtzitting is teruggekomen - en daarna ter terechtzitting consequent beroepen op zijn zwijgrecht.
Dat recht komt de verdachte toe, gelet op het fair hearing-beginsel van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 lid 3, sub g van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet tot het bewijs bijdragen. Volgens bestendige jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Hoge Raad brengt dat echter niet mee dat de rechter, indien de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733, HR 5 december 2006 ECLI:NL:HR:2006:AZ0651, HR 15 juni 2004, HR LJN: AO6939, NJ 2004, 464). Gevolgtrekkingen uit het stilzwijgen van een verdachte op een omstandigheid waar juist de verdachte een specifieke toelichting op kan geven, kunnen slechts dan worden getrokken indien de zaak bewijsbaar is zonder hierbij rekening te houden met het zwijgen van verdachte. Er dient aldus sprake te zijn van een ‘prima facie’ zaak.
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat er in de onderhavige zaak gesproken kan worden van een ‘prima facie’ zaak. Het beschikbare bewijsmateriaal in aanmerking genomen kan het volgens de rechtbank niet anders dan dat verdachte zich naast het onder feit 1 tenlastegelegde mede schuldig heeft gemaakt aan de 3 primair tenlastegelegde diefstal en de onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde schuldheling. De rechtbank betrekt in haar overwegingen dat verdachte - behoudens de eerder afgelegde en ter terechtzitting ingetrokken bekennende verklaring ter zake het onder feit 1 tenlastegelegde - en zijn medeverdachten er kennelijk voor gekozen hebben om voor de hierboven beschreven feiten en omstandigheden die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, naar het oordeel van de rechtbank redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van de aan verdachte tenlastegelegde feiten, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring hebben gegeven.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde bewezen verklaren.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 september 2016 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan [adres 1] ( [bedrijf 1] ) heeft weggenomen mobiele telefoons, een ring, een ketting en een iPad, toebehorende aan [bedrijf 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 18 september 2016 te [plaats 4] en te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto (BMW 535D, kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op 18 september 2016 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan
[adres 2] ( [bedrijf 2] ) heeft weggenomen een kluis en geld en één ander goed, toebehorende aan [bedrijf 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 subsidiair en 3 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 311 en 417bis Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 3 primair
telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van schuldheling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan gekwalificeerde vermogensdelicten. Hij heeft op 18 september 2016 - samen met zijn drie medeverdachten – na een inbraak in [plaats 2] en [plaats 1] geld en goederen gestolen, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van een gestolen auto. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, maar ook hinder en, vooral, aanzienlijke schade bij de gedupeerden.
Uit het dossier komt het beeld naar voren van een verdachte die samen met drie anderen bewust vanuit zijn woonplaats [plaats 3] op strooptocht is gegaan in Overijssel.
Hoewel verdachte tegenover de politie en de raadkamer een bekennende verklaring aflegde, heeft verdachte deze ter terechtzitting ingetrokken en zich beroepen op zijn zwijgrecht. Hoewel deze opstelling hem rechtens toekomt, kan daaruit worden afgeleid dat verdachte ten slotte iedere verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen afwijst. Deze houding geeft aanleiding te veronderstellen dat de verdachte weinig hinder ondervindt van gewetensdruk of wroeging en de strafwaardigheid van zijn handelen niet wil inzien.
De rechtbank heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële documentatie van 22 november 2016. Hieruit blijkt dat verdachte onder meer diverse keren is veroordeeld ter zake gekwalificeerde diefstallen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende reactie is op wat bewezen is verklaard. De oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, doet in voldoende mate recht aan de ernst van de feiten.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank constateert dat onder verdachte uitsluitend twee handschoenen in beslag zijn genomen. De rechtbank is van oordeel dat deze voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, aangezien met behulp van deze voorwerpen de feiten onder 1 en 3 primair zijn begaan of voorbereid, en voorts niet is kunnen worden vastgesteld aan wie de handschoenen toebehoren. De rechtbank zal de handschoenen verbeurd verklaren. De inbeslaggenomen muts waarvan verdachte heeft verklaard dat die muts van hem is, moet aan verdachte worden teruggegeven.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een door de kinderrechter in het arrondissement Amsterdam bij vonnis van 12 november 2015 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 28 uur subsidiair 14 dagen jeugddetentie (parketnummer 13/684070-15).
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat die vordering moet worden toegewezen. Immers, gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld laat onverlet dat de tenuitvoerlegging daarvan kan worden bevolen (HR 9 december 2003, LJN AL 6828).

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 33, 33a en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 subsidiair en 3 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
;
feit 2 subsidiair:
medeplegen van schuldheling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de
gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beslag
  • verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: twee stuks handschoenen, merk Kevlar 3 Way;
  • beveelt de teruggave aan verdachte van een inbeslaggenomen muts;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in het arrondissement Amsterdam van 12 november 2015, te weten van een
werkstraf voor de duur van 28 uren, eventueel te vervangen door 14 dagen jeugddetentieindien de werkstraf niet wordt verricht
.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. C.C.S. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met registratienummer PL0600-2016574405 van 23 november 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 19 september 2016, met bijlage (blz. 333 t/m 335).
3.Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] d.d. 18 september 2016 (blz. 236 en 237).
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2016 (blz. 244 t/m 246)
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2016 (blz. 244 t/m 246)
6.Proces-verbaal van verhoor in raadkamer van 28 september 2016
7.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 30 september 2016 (blz. 76)
8.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 30 september 2016 (blz. 69 t/m 73).
9.Proces-verbaal van verhoor in raadkamer van 5 oktober 2016 en 19 oktober 2016
10.Het proces-verbaal uitslag vergelijkend schoensporenonderzoek d.d. 27 september 2016 (blz. 301).
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 21 september 2016 (blz. 304).
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2016 (blz. 259)
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2016 (blz. 259)
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2016 (blz. 261)
15.Het proces-verbaal aangifte van [aangever 2] d.d. 19 september 2016 (blz. 313 en 314).
16.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 23 september 2016 (blz. 325).
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , blz. 308-309
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2016 (blz. 261 en 262).
19.Proces-verbaal van relaas van 23 november 2016, blz. 46-49
20.Proces-verbaal soucheonderzoek d.d. 20 oktober 2016 (blz. 294 t/m 296)
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2016 (blz. 273 en 274). Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2016 (blz. 275)
22.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2016 (blz. 277).
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2016 (blz. 264).
24.Het proces-verbaal relaas d.d. 23 november 2016 (blz. 47).
25.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2016 (blz. 289)
26.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2016 (blz. 292).
27.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 24 september 2016 (blz. 328).