In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 april 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in verband met de intrekking van een horecavergunning op grond van de Drank- en Horecawet. De vergunning was eerder verleend aan de verzoeker, die een horecabedrijf exploiteert in Zwolle. De burgemeester van Zwolle heeft op 15 maart 2017 besloten de vergunning in te trekken, omdat de verzoeker niet voldeed aan de norm van goed levensgedrag, na een veroordeling wegens mishandeling en het organiseren van pokerspelen zonder vergunning. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn horecabedrijf open kon houden tijdens de bezwaarprocedure.
Tijdens de zitting op 4 april 2017 heeft de voorzieningenrechter de belangen van de verzoeker afgewogen tegen de belangen van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de intrekking van de vergunning grote financiële gevolgen voor de verzoeker met zich meebrengt en dat er geen recente incidenten zijn geweest die de openbare orde in gevaar hebben gebracht. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van de verzoeker en heeft besloten om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat hij zich heeft onthouden van een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.