ECLI:NL:RBOVE:2017:1592

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
ak_17_682
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een horecavergunning op grond van de Drank- en Horecawet en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 april 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in verband met de intrekking van een horecavergunning op grond van de Drank- en Horecawet. De vergunning was eerder verleend aan de verzoeker, die een horecabedrijf exploiteert in Zwolle. De burgemeester van Zwolle heeft op 15 maart 2017 besloten de vergunning in te trekken, omdat de verzoeker niet voldeed aan de norm van goed levensgedrag, na een veroordeling wegens mishandeling en het organiseren van pokerspelen zonder vergunning. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn horecabedrijf open kon houden tijdens de bezwaarprocedure.

Tijdens de zitting op 4 april 2017 heeft de voorzieningenrechter de belangen van de verzoeker afgewogen tegen de belangen van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de intrekking van de vergunning grote financiële gevolgen voor de verzoeker met zich meebrengt en dat er geen recente incidenten zijn geweest die de openbare orde in gevaar hebben gebracht. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van de verzoeker en heeft besloten om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat hij zich heeft onthouden van een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/682
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. R.S. Wertheim, advocaat te Zwolle,
en
de burgemeester van Zwolle, verweerder,
gemachtigde: mr. H.C.S. van Dop.

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aan verzoeker verleende vergunning op grond van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf in de inrichting, gevestigd aan de [adres] te [woonplaats], ingetrokken.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2017. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. R.S. Wertheim. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. H.C.S. van Dop.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoeker exploiteert aan de [adres] te [woonplaats] horecabedrijf [naam]. Verzoeker huurt het pand waarin [naam] gevestigd is. Aan verzoeker is bij besluit van 21 april 2011 een vergunning verleend op grond van de Drank- en Horecawet (DHW), ten behoeve van de uitoefening van het horecabedrijf.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aan verzoeker verleende vergunning op grond van de DHW met ingang van 12 april 2017 ingetrokken.
3.1
Verweerder heeft de vergunning op grond van de DHW ingetrokken op grond van het bepaalde in artikel 31, eerste lid, aanhef en onder b, van de DHW. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd, dat niet wordt voldaan aan de norm dat verzoeker niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Verzoeker is op 28 september 2016 door de politierechter veroordeeld wegens mishandeling voor het [naam]. Verder is verweerder er in het kader van het RIEC-convenant van op de hoogte gesteld dat door verzoeker tegenover de Belastingdienst is verklaard dat hij in zijn horecaonderneming zonder vergunning pokerspelen heeft georganiseerd.
3.2
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onvoldoende duidelijk is. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd en is niet zorgvuldig voorbereid. De feiten die verweerder aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd en de toedracht daartoe staan onvoldoende vast. Verweerder had geen gebruik mogen maken van de gegevens die verkregen zijn van de Belastingdienst. De pokerspelen in [naam] hebben in alle openheid plaatsgevonden. Sluiting van de horecagelegenheid heeft grote financiële gevolgen voor verzoeker. Kosten die verzoeker maakt, waaronder de kosten voor de huur van het pand, blijven doorlopen na sluiting. Voor Koningsnacht heeft verzoeker contracten gesloten voor een bedrag van in totaal € 3.000,--. Daarnaast wil verzoekers zoon, [naam] de exploitatie van [naam] overnemen. Hiervoor is een vergunning op grond van de DHW en externe financiering aangevraagd. Het is in het belang van verzoeker om het café tot de verkoop en overdracht open te kunnen houden. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter om hiermee, in het kader van de afweging van de betrokken belangen, rekening te houden.
4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om de afweging van enerzijds het belang van verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door middel van onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang, waarbij ook een inschatting van de rechtmatigheid van het bestreden besluit een rol kan spelen.
4.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat gelet op de intrekking van de aan verzoeker verleende vergunning met ingang van 12 april 2017 voldoende vast dat aan de zijde van verzoeker sprake is van spoedeisend belang. De intrekking van de vergunning heeft voor verzoeker immers verregaande gevolgen, die niet eenvoudig ongedaan gemaakt kunnen worden bij de beslissing op bezwaar.
4.3
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in het kader van de belangenafweging het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Daarbij onthoudt de voorzieningenrechter zich nadrukkelijk van het geven van een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, mede nu de voorzieningenrechter in deze specifieke zaak geen aanleiding ziet in dit stadium van de connexe bodemprocedure een zodanig oordeel uit te spreken.
4.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uitvoering van het bestreden besluit met ingang van 12 april 2017 voor verzoeker onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering te dienen belang. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter het volgende.
4.5
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding er over te twijfelen dat er (in ieder geval deels) in alle openheid pokerspelen in [naam] werden georganiseerd. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat dit in het verleden heeft geleid tot problemen op bijvoorbeeld het gebied van de openbare orde. Hoewel verweerder aan de betreden intrekking het gevaar voor de openbare orde niet direct ten grondslag heeft gelegd, constateert de voorzieningenrechter dat het belang van de openbare orde door verweerder wel zijdelings bij de intrekking is betrokken. In het kader van de belangenafweging heeft de voorzieningenrechter de risico’s voor de openbare orde mede daarom meegewogen. De voorzieningenrechter wijst er daarbij ook op, dat de intrekking van een DHW-vergunning als hier aan de orde in belangrijke mate is gericht op de bescherming van de openbare orde en het bestrijden van laakbaar gedrag van de leidinggevende.
4.6
Ten aanzien hiervan overweegt de voorzieningenrechter verder, dat verzoeker vanwege mishandeling door de politierechter is veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis
voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor vrees dat verzoeker zal volharden in het gedrag dat aanleiding gaf tot de omschreven veroordeling. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat na de mishandeling op 25 maart 2016 nogmaals sprake is geweest van een dergelijk incident. Daar komt bij, dat deze mishandeling reeds enige tijd geleden heeft plaatsgevonden en verweerder daarin kennelijk geen aanleiding heeft gezien de DHW-vergunning eerder in te trekken.
4.7
Verder houdt de voorzieningenrechter rekening met het niet bestreden grote financiële belang van verzoeker dat gemoeid is met het tijdens de behandeling van het bezwaar onverkort open kunnen houden van [naam]. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de kans groot is dat de onmiddellijke intrekking van de DHW-vergunning tot onomkeerbare gevolgen zal leiden. Hier komt nog bij dat verzoeker doende is om de exploitatie van het café over te dragen aan zijn zoon.
4.8
De belangenafweging valt daarom in het voordeel van verzoeker uit.
5. De voorzieningenrechter is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat aanleiding bestaat om de gevraagde voorziening toe te wijzen en om het bestreden besluit te schorsen, tot zes weken nadat de beslissing op bezwaar is toegezonden aan verzoeker.
6. Hoewel de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu de voorzieningenrechter zich heeft onthouden van een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit, tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist en deze beslissing is bekendgemaakt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Hardonk-Prins, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.