ECLI:NL:RBOVE:2017:1580

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
5761522 EJ VERZ 17-69
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en re-integratieverplichtingen in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [verweerster]. De werknemer had een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat hem op 2 februari 2017 was gegeven, en tot loondoorbetaling vanaf die datum. De werknemer was sinds oktober 2016 arbeidsongeschikt door rugklachten en had een re-integratietraject doorlopen, waarbij onduidelijkheid bestond over de passende werkzaamheden die hij kon verrichten. De werkgever had de werknemer beschuldigd van werkweigering en respectloos gedrag, wat leidde tot het ontslag op staande voet. Tijdens de procedure werd duidelijk dat er tussen partijen veel onduidelijkheid bestond over de re-integratieverplichtingen en de rol van de bedrijfsarts. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet voldoende had gedaan om de re-integratie van de werknemer te faciliteren en dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter vernietigde het ontslag en veroordeelde de werkgever tot doorbetaling van het salaris van de werknemer vanaf 3 februari 2017, met wettelijke rente en verhoging. De proceskosten werden ook aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer : 5761522 EJ VERZ 17-69
Beschikking van de kantonrechter van 6 april 2017
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, hierna te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. D.K. Kalma, advocaat te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij, hierna te noemen [verweerster] ,
gemachtigde: mr. A.E. Doornbos, advocaat te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, dat ter griffie is ontvangen op 27 februari 2017, en dat primair strekt tot vernietiging van het hem door [verweerster] gegeven ontslag op staande voet met veroordeling van [verweerster] tot loondoorbetaling. Tevens heeft [verzoeker] een voorlopige voorziening gevraagd conform artikel 223 Rv.
1.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [verweerster] een 20-tal producties ingediend.
1.3.
Daags voor de mondelinge behandeling heeft [verweerster] , onder overlegging van een 25-tal producties, een voorwaardelijk verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, tevens verzoekschrift ex artikel 7:677 lid 2 BW. Kort voor de mondelinge behandeling is een tweetal aanvullende producties ontvangen ter griffie van de sector kanton, eveneens van de zijde van [verweerster] .
1.4.
Op 23 maart 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. Kalma, terwijl [verweerster] is verschenen in de personen van de heren [A] en [B] , de directie van [verweerster] , mevrouw [C] , de partner van [A] en belast met P&O-taken, bijgestaan door mr. Doornbos. De gemachtigden hebben hun standpunten toegelicht middels een pleitnotitie. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen overigens ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.5.
Gelet op onder meer de korte termijn waarop het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verweerster] is binnengekomen en de verwarring die is ontstaan omtrent de producties, heeft geen gelijktijdige behandeling plaatsgevonden van beide verzoekschriften. Het door [verweerster] ingediende (voorwaardelijke) tegenverzoek is geregistreerd onder nummer 5847649 EJ VERZ 17-104 en wordt afzonderlijk behandeld en beslist.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [1969] , is op 17 oktober 2007 in dienst getreden bij [verweerster] als chauffeur/orderpicker, met een salaris van € 2.540,22 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en de opzegtermijn bedraagt twee maanden. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor de vleessector van toepassing.
2.2.
De aandelen van [verweerster] zijn per 1 oktober 2009 overgenomen door Runneboom Beheer B.V. De directie van [verweerster] wordt gevormd door de heren
[B] . en [A] .
2.3.
Op woensdag 28 september 2016 is [verzoeker] tijdens de uitoefening van werkzaamheden door zijn rug gegaan. Hij is door een collega naar huis gebracht en heeft zich ziek gemeld via WhatsApp.
2.4.
Op 11 oktober 2016 vindt de eerste controle door de bedrijfsarts plaats. In de terzake opgestelde probleemanalyse staat onder meer het volgende vermeld:
(…)
dit is de 3e keer uitval met dezelfde klachten.
Werknemer vindt zijn werk structureel te zwaar.
Advies: ergonomie of arbeidsdeskundige inschakelen voor werkplekonderzoek.
(…)
hij wil werk op kantoor (…) doen,
Eerst zadelkruk aanschaffen.
Beginnen met een half uur/dag,
Stap daarna een uur/dag enz
Elke dag een stap.
Starten volgen de week
2.5.
Op 29 november 2016 wordt door de bedrijfsarts de probleemanalyse bijgesteld en wordt het volgende gerapporteerd:
(…) aangezien de klachten blijven is de twijfel of werknemer geschikt is voor eigen werk niet afgenomen. (…) Eigen werk heeft teveel risico in zich voor terugval.
Gewijzigde eindconclusie: Werknemer is aangewezen op een structureel lichtere functie=spoor 1. Of anders spoor 2 overwegen.
Gewijzigd advies voor werkgever: Overweeg een deskundig oordeel over aangepast werk bij het UWV. Samen in goed overleg herijking van het reintegratie doel.
Gewijzigde stappen in werkhervatting: hij wil werk op kantoor (…) doen. Beginnen met een half uur/dag. (…).
2.6.
Bij brief van 2 december 2016 heeft [verweerster] aan [verzoeker] meegedeeld dat zij naar aanleiding van de rapportage van de bedrijfsarts met [verzoeker] in gesprek wil over de vraag welke aangepaste werkzaamheden [verzoeker] kan verrichten. Vermeld staat dat, indien [verzoeker] 5 december 2016 niet verschijnt, een loonstop zal worden opgelegd.
2.7.
Bij brief van 9 december 2016 deelt de gemachtigde van [verzoeker] aan [verweerster] mee dat een vaststellingsovereenkomst onder de huidige omstandigheden niet aan de orde is. Omdat [verzoeker] het niet eens is met de bijstelling van de probleemanalyse van 29 november 2016, zal hij op korte termijn een deskundigenoordeel vragen. Voor zover mogelijk houdt [verzoeker] zich beschikbaar om aangepaste werkzaamheden te verrichten waarbij vermeld wordt dat een arbeidsdeskundige rapportage of deskundigenoordeel noodzakelijk wordt geacht.
2.8.
Blijkens het bijgestelde plan van aanpak van 19 december 2016 verschillen [verzoeker] en [verweerster] van mening. De werkgever heeft onder meer het volgende vermeld:
(…) De bedrijfsarts is van mening dat re-integratie in zijn eigen functie (spoor 1) niet meer aan de orde is, maar werkhervatting dienst plaats te vinden bij een andere werkgever (spoor 2).
Werkgever heeft op [verzoeker] een lijst met aangepaste/lichte werkzaamheden voorgelegd die binnen [verweerster] door [verzoeker] kunnen worden verricht. [verzoeker] heeft aangegeven van deze lijst uitsluitend kantoorwerkzaamheden te kunnen verrichten, zoals het uitdraaien van pakbonnen. Werkgever is van mening dat [verzoeker] ook in staat zou moeten zijn om lichte schoonmaakwerkzaamheden te verrichten, hetgeen door de bedrijfsarts telefonisch is bevestigd. Deze werkzaamheden wenst [verzoeker] niet te verrichten
(…)
Werkgever heeft contact opgenomen met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft aangeboden om gedurende het volgende consult de lijst met alle aangepaste werkzaamheden binnen [verweerster] te zullen beoordelen en aan te geven welke werkzaamheden [verzoeker] naar zijn mening zou moeten kunnen verrichten.
Conclusie werkgever: Per 27-12-2016 werkzaamheden vervolgen met uur, de daaropvolgende dag anderhalf uur, de daaropvolgende dag 2 uur etc.
(…)
De werknemer heeft op een aparte bijlage onder meer het volgende vermeld:
Werknemer is het niet eens met advies bedrijfsarts d.d. 29 november 2016, omdat:
1. Advies om een arbeidsdeskundige in te schakelen voor werkplekonderzoek niet is opgevolgd.
2. Werknemer in de periode van 17 oktober tot en met 6 november 2016 genoodzaakt werd zijn oude werkzaamheden nagenoeg weer volledig uit te voeren, hetgeen veel te belastend bleek te zijn, waardoor herstel ernstig is vertraagd.
Bijstelling probleemanalyse is daarom gedaan op basis van onvolledige informatie.
Mede om bovengenoemde redenen inmiddels een deskundigenoordeel is aangevraagd.
Werknemer is derhalve nog steeds van oordeel dat hij te zijner tijd weer in staat is om zijn oude werkzaamheden, wellicht enigszins aangepast op basis van een goed advies van een arbeidsdeskundige, weer uitvoeren.
(…)
Om terugval te voorkomen, moet meer duidelijkheid komen wat voor medewerker passende werkzaamheden zijn gedurende de periode van arbeidsgeschiktheid.
Op 6 december 2016 ontving werknemer van de werkgever een overzicht van mogelijke werkzaamheden.
Naar aanleiding daarvan het volgende commentaar:
1. Kantoorwerkzaamheden: akkoord
2. Schoonmaakwerkzaamheden; wc’s schoonmaken; bussen wassen; buiten vegen en chauffeurswerkzaamheden niet akkoord.
De bedrijfsarts is naar het oordeel van werknemer niet aangewezen persoon om te beoordelen wat passende werkzaamheden zijn.
Werknemer kan instemmen met re-integratie bij een ander bedrijf, gedurende het re-integratietraject, voor zover er geen passende werkzaamheden bij de eigen werkgever zouden zijn. Indien werkgever daarvoor een re-integratiebureau wenst in te schakelen, dan heeft werknemer daartegen geen bezwaar. Werknemer is van oordeel dat kantoorwerkzaamheden vanaf volgende week gedurende een periode van twee weken kunnen worden uitgebreid tot 2 uur per week en daarna gedurende een periode van twee weken voor 4 uur per week.
2.9.
Bij e-mail van 22 december 2016 heeft [verweerster] aan [verzoeker] meegedeeld vooralsnog geen arbeidsdeskundige in te schakelen maar eerst het deskundigenoordeel van het UWV af te wachten.
2.10.
Bij e-mailbericht van 30 december 2016 heeft [verweerster] aan [verzoeker] onder meer het volgende meegedeeld:
(…) Ik weet niet hoe een deskundigenoordeel van het UWV precies in zijn werk gaat, maar ik neem aan dat het UWV door een andere bedrijfsarts laat beoordelen of jij nu wel of niet arbeidsongeschikt bent voor jouw huidige functie. Indien het deskundigenoordeel van het UWV dan luidt dat jij
nietarbeidsongeschikt bent voor jouw huidige functie, dan zou [verweerster] haar reintegratieinspanningen richten op werkhervatting in jouw huidige functie.
(…)
Vooralsnog ben jij door de bedrijfsarts arbeidsongeschikt verklaard voor jouw huidige functie. Ik heb overlegd met Capability of het op dit moment zin heeft om een arbeidsdeskundigendeskundigenonderzoek te laten uitvoeren, zoals door de bedrijfsarts in het eerste plan van aanpak was vermeld. Zowel Capability als [verweerster] is van mening dat het op dit moment geen zin heeft om een dergelijk onderzoek te laten verrichten. Immers, een dergelijk onderzoek ziet op de wijze waarop jouw huidige functie wordt uitgevoerd. Aangezien het nog maar de vraag is of het UWV vindt dat jij wel arbeidsgeschikt bent voor jou huidige functie, heeft het naar onze mening op dit moment geen zin om een arbeidsdeskundig onderzoek te laten uitvoeren. Dit wordt pas anders indien het UWV oordeelt dat jij geschikt bent voor jouw huidige functie en [verweerster] jou dus via spoor 1 gaat re-integreren naar jouw huidige functie.
(…)
2.11.
Bij e-mailbericht van 2 januari 2017 heeft [verweerster] aan [verzoeker] meegedeeld dat overleg is geweest met het UWV en dat aan haar is meegedeeld dat de werkgever van de werknemer mag verwachten dat de werknemer zelf initiatief toont in het vinden van een andere functie of een gedetacheerde opdracht. [verweerster] verwacht van [verzoeker] dan ook dat hij gedurende zijn re-integratie-uren kantoorwerkzaamheden gaat verrichten en in de tijd die over is, solliciteert naar een andere functie c.q. een gedetacheerde opdracht zoekt en zich inschrijft bij Randstad en andere uitzendbureaus. [verweerster] verwacht tevens dat [verzoeker] haar op de hoogte houdt van de voortgang van zijn sollicitatie-inspanningen. Indien [verzoeker] weigert hieraan medewerking te verlenen, zal het loon met onmiddellijke ingang worden stopgezet.
2.12.
Bij e-mailbericht van 16 januari 2017 heeft [verweerster] aan [verzoeker] onder meer meegedeeld dat zij nog niet is benaderd door het UWV inzake het deskundigenonderzoek dat door [verzoeker] is aangevraagd. Ook is [verweerster] niet akkoord met het voorstel na deze week de werkzaamheden de komende vier weken voor
4,5 uur per dag voort te zetten.
2.13.
Bij e-mailbericht van 18 januari 2017 heeft [verweerster] aan [verzoeker] onder meer het volgende meegedeeld:
(…) Ik ben van mening dat jij op dit moment in jouw re-integratie reeds in staat zou moeten zijn om 8:00 uur per dag bij [verweerster] aanwezig te zijn om, in ieder geval, lichte werkzaamheden te verrichten. Naar mijn mening bepaal jij te eenzijdig hoeveel uren jij aanwezig bent en wat je allemaal voor werkzaamheden doet. Ik heb daarom het volgende opbouwschema opgesteld:
- week 4: 6 uur per dag
- vanaf week 5: 8 uur per dag
Volgende week donderdag (…) heb jij een afspraak met de bedrijfsarts. Slechts indien het oordeel van de bedrijfsarts anders luidt (…) is [verweerster] bereid van dit opbouwschema af te wijken.
2.14.
Bij e-mailbericht van 21 januari 2017 heeft [verzoeker] aan [verweerster] onder meer het volgende meegedeeld:
(…)
Het oorspronkelijke advies van de bedrijfsarts gedateerd 11 oktober 2016 behelsde (…) werkhervatting in de eigen functie. (…). [verweerster] heeft zich niet aan dit advies gehouden, met als gevolg wederom uitval. Re-integratie tweede spoor is daarom nog helemaal niet aan de orde en tegen deze achtergrond heb ik een deskundigenoordeel aangevraagd.
(…)
Ik begrijp niet hoe je op voorhand al kunt aangeven dat de aangekondigde belastbaarheidsanalyse niet leidend is voor mijn re-integratie.
(…)
Diverse keren heb ik aangegeven dat ik beschikbaar ben voor administratieve werkzaamheden. Of daarnaast het schoonmaken van toiletten passende werkzaamheden zijn, waag ik ten zeerste te betwijfelen. Solliciteren acht ik eveneens geen passende werkzaamheden. (…)
Als inderdaad formeel op basis van een belastbaarheid- en arbeidsdeskundigenonderzoek, komt vast te staan dat terugkeer naar eigen werk cq ander passend werk niet mogelijk is, dan lijkt het beste dat een re-integratiebureau wordt ingeschakeld en daar werk ik in dat geval dan ook graag aan mee.
(…)
2.15.
Bij e-mailbericht van 24 januari 2017 heeft [verweerster] aan [verzoeker] onder meer het volgende meegedeeld:
Vanochtend hadden we een gesprek (…)
1. De redenen dat jij gisteren eerder naar huis bent gegaan. Jij gaf aan dat jij vond dat je je werk af had en daarom naar huis mocht. Ik heb jou verteld dat [B] en [A] jouw werkgever zijn en dat zij bepalen wanneer jij naar huis mag en niet jijzelf. Jij hebt aangegeven dat je niet wilt solliciteren. Zelf in het geval je hiertoe niet verplicht zou zijn, is het niet aan jou om te bepalen wanneer je naar huis mag, maar aan jouw werkgever. [B] en [A] nemen dit erg hoog op en zullen de uren die je eerder naar huis bent gegaan van jouw verlofuren inhouden. (…)
2. De lijst met schoonmaakwerkzaamheden. Je hebt aangegeven dat je van deze lijst inmiddels de meeste schoonmaakwerkzaamheden verricht. Je hebt aangegeven de volgende schoonmaakwerkzaamheden nog niet te kunnen verrichten vanwege jouw gezondheidsklachten: (…)
3. Sollicitatie verplichting. Tot op heden heb je geweigerd om jouw cv aan te leveren, je in te schrijven bij uitzendbureaus en om sollicitatiebrieven te versturen. (…) Van het UWV hebben wij begrepen dat wij niet goed genoeg bezig zijn met jouw reintegratie spoor 2. (…).
2.16.
Op 27 januari 2017 heeft de bedrijfsarts de probleemanalyse bijgesteld. In de bijstelling is onder meer het volgende vermeld:
(…) Werknemer werkt nu 50% aangepast werk. Meneer geeft aan dat het beter gaat, behandeling helpt. De info van de HA bevestigd het beeld van mij. Er is een deskundigen oordeel aangevraagd over reintegratie inspanningen maar oordeel over aanwezigheid passend werk is logischer.
(...)
Gewijzigde eindconclusie: toch weer proberen om terug te komen in eigen werk.
Gewijzigd advies voor werkgever: Overweeg inschakeling van een arbeidsdeskundige om de werkplek van meneer aan te passen, om het lichter te maken. Nog een kans geven in spoor 1 nu het zoveel beter gaat. Zie bijgevoegde FML. (…)
Gewijzigde stappen in werkhervatting: Snel uren uitbouwen tot voltijds in aangepast werk. Daarna geleidelijk taken van eigen werk oppakken. Het gehele opbouw traject mag toch niet meer dan 2 maanden duren. Als binnen 2 maanden hervatten in eigen werk niet lukt dan weer inzetten op spoor 2.
2.17.
Bij e-mailbericht van 27 januari 2017 te 12:03 uur bericht [verweerster] aan [verzoeker] :
(…) Vandaag ben je wederom eerder naar huis gegaan (11:30 uur ipv 14:30 uur). [A] is jou nagelopen en heeft jou medegedeeld dat je niet eerder naar huis mocht gaan. Ik heb jou gebeld, je nam niet op. Ook heb ik je voicemail ingesproken en je medegedeeld dat je terug moet komen om tot half 3 werkzaamheden te verrichten. [verzoeker] neemt dit erg hoog op en houdt deze uren in van jouw verlofsaldo. [verweerster] zal hierover eveneens contact opnemen met haar advocaat. Je ondermijnt de gezagsverhouding van jouw werkgever en dat wordt van jou niet getolereerd. [verweerster] zal zich gaan beraden om jouw loon stopt te zetten en overweegt om een ontslagaanvraag in te dienen.
Dit geldt temeer nu wij zojuist hebben begrepen dat jij bij de bedrijfsarts hebt aangegeven dat je wel degelijk in staat bent om je huidige functie uit te kunnen oefenen. Daarentegen ben je echter van mening dat je geen plinten kunt schoonmaken, geen bussen kunt wassen, geen ramen kunt lappen en niet kunt vegen. Als de van mening bent weer met kratten te kunnen tillen, dan kun je naar mijn mening ook deze schoonmaakwerkzaamheden uitvoeren. [verweerster] is van mening dat je haar reeds geruime tijd voorliegt over de werkzaamheden die je zegt te kunnen uitvoeren. Ook dit neemt [verweerster] erg hoop op en gaat hierover in overleg met haar advocaat. (…)
2.18.
Bij e-mailbericht van 27 januari 2017 te 14:51 uur bericht [verweerster] aan
[verzoeker] :
(…) Het is inmiddels half 3 en je hebt ondanks mijn (…) verzoek en mijn voicemailbericht nagelaten om weer op het werk te verschijnen. Ook heb je mij niet – zoals ik jou in mijn voicemailbericht heb verzocht – teruggebeld.
Je hebt inmiddels meerdere e-mails en voicemailberichten van [verweerster] ontvangen, dat zij dergelijk gedrag niet van jou tolereert. Helaas heeft [verweerster] zelfs haar advocaat moeten inschakelen om jou hierover een forse schriftelijke waarschuwing te geven.
Met jouw gedrag en houding laat jij na om mee te werken aan jouw reintegratieverplichtingen en ben jij weigerachtig om werkzaamheden te verrichten. Daarnaast misken jij de gezagsverhouding die [verweerster] als werkgever heeft over haar werknemers. Sterker nog: met jouw respectloze houding jegens jouw werkgever heb jij er voor zorgdragen dat de relatie die jij met [B] en [A] hebt in ernstige mate is verstoord. Ik heb jou al meerdere malen gewaarschuwd dat [B] en [A] de directeuren zijn van [verweerster] en dat zij bepalen welke werkzaamheden er bij [verweerster] worden verrichte en wie er binnen haar organisatie werkzaam zijn. Jij bent niet degene die dat bepaalt.
Zoals gezegd beraadt [verweerster] zich momenteel op arbeidsrechtelijke maatregelen en komt zij hier op korte termijn bij jou op terug. (…)
2.19.
Bij e-mailbericht van 31 januari 2017 bericht [verweerster] aan [verzoeker] :
(…)
Loonstop/inhouding verlofuren
Gisteren hebben wij een e-mail ontvangen, waarin jij (jouw advocaat), onder meer, aangaf het niet eens te zijn met de ingehouden verlofuren. Namens [verweerster] heb ik jou medegedeeld dat deze inhouding van jouw verlofuren gehandhaafd blijft, vanwege het feit dat jij vorige week elke dag van de week eenzijdig hebt bepaald dat jij eerder naar huis mocht en hebt geweigerd de passende werkzaamheden te verrichten die [verweerster] jou heeft opgedragen.
[verweerster] vond opmerkelijk dat in deze e-mail niets werd genoemd over de stopzetting van jouw salaris, waartoe [verweerster] gisteren vanwege jouw gedragingen van vorige week is overgegaan. Jij gaf echter aan dat je de brief van de advocaat van [verweerster] hebt ontvangen en dat jij van deze loonstop op de hoogte bent. Namens [verweerster] heb ik jou medegedeeld dat deze loonstoop gehandhaafd blijft totdat jij elke dag van 8:30 – 16:30 de aangepaste werkzaamheden verricht, die [verweerster] jou heeft opgedragen.
2.20.
Op 1 februari 2017 concludeert de arbeidsdeskundige op het door [verzoeker] aangevraagde deskundigenoordeel om de re-integratie-inspanningen van [verweerster] te beoordelen, dat de door [verweerster] uitgevoerde re-integratie-inspanningen voldoende zijn en dat werkgever en werknemer op het goede spoor zitten voor wat betreft de re-integratie.
2.21.
Op 2 februari 2017 heeft [verweerster] [verzoeker] op staande voet ontslagen, hetgeen hem bij brief van 3 februari 2017 is bevestigd. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
(…)
Namens uw werkgever (…) bevestig ik hierbij het ontslag op staande voet (…) zoals gisteren aan u gegeven.
(…)
U weigert hardnekkig de passende arbeid te verrichten gedurende alle uren waartoe u in staat wordt geacht om te werken en gaat zonder toestemming van uw werkgever uren eerder weg van het werk. U negeert verder met uw gedrag een bijzonder belangrijk element van de arbeidsovereenkomst, namelijk de gezagsverhouding. U vertoont telkens een volstrekt respectloze en neerbuigende houding jegens uw werkgever door weg te lopen wanneer er tegen u gepraat wordt dan wel de vingers in uw oren te steken. Doordat u hardnekkig weigert om gehoor te geven aan redelijke bevelen of opdrachten door de werkgever verstrekt, is er sprake van herhaalde werkweigering.
(…)
Alle hiervoor genoemde redenen vormen objectief gezien, zowel afzonderlijk maar in ieder geval in onderling verband gezien, een dringende reden voor ontslag op staande voet.

3.Het verzoek

3.1.
Na wijziging van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling behelst het verzoek thans nog de vernietiging van het door [verweerster] aan hem gegeven ontslag op staande voet alsmede de veroordeling van [verweerster] tot doorbetaling van het salaris vanaf 3 februari 2017 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
3.2.
Voorts heeft [verzoeker] een voorlopige voorziening ingevolge artikel 223 Rv. gevraagd voor de duur van de procedure, inhoudende de veroordeling van [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van het salaris ad € 2.540,22 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 3 februari 2017 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd.
3.3.
Daartoe heeft [verzoeker] aangevoerd dat van een dringende reden geen sprake is. Het ontslag op staande voet heeft enkel en alleen te maken met zijn uitval wegens rugklachten en de discussie die is ontstaan met betrekking tot zijn re-integratie inspanningen. Van meet af aan heeft er tussen partijen geen overeenstemming bestaan over de werkzaamheden die [verzoeker] al dan niet moest, dan wel zou kunnen verrichten, noch over de opbouw in uren en de snelheid waarmee dat moest gebeuren. Hoewel [verzoeker] , conform het eerste advies van de bedrijfsarts, telkens heeft aangedrongen op begeleiding en advies van een arbeidsdeskundige, is [verweerster] nimmer op zijn verzoeken ingegaan. Daardoor zijn de onduidelijkheden over zijn belastbaarheid en arbeidsmogelijkheden blijven bestaan.

4.Het verweer

4.1.
[verweerster] verweert zich en concludeert tot afwijzing van de verzoeken.
4.2.
[verweerster] voert daartoe aan [verzoeker] de gemaakte afspraken over zijn
re-integratie al lange tijd niet nakomt. [verzoeker] is hiervoor meerdere malen gewaarschuwd. Desondanks blijft [verzoeker] hardnekkig weigeren de passende arbeid te verrichten gedurende alle uren waartoe hij in staat wordt geacht te werken, bovendien gaat hij, zonder toestemming van [verweerster] , uren eerder weg van het werk. Bijkomende grond daarbij is, dat [verzoeker] een volstrekt respectloze en neerbuigende houding aanneemt jegens zijn werkgever, door weg te lopen wanneer tegen hem gepraat wordt, dan wel de vingers in zijn oren te steken.

5.De beoordeling

5.1.
[verzoeker] is ontvankelijk in zijn verzoeken nu het verzoekschrift is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven.
5.2.
Ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd, zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.3.
Vooropgesteld wordt dat een ontslag op staande voet een uiterste middel is en dat het slechts mag worden gegeven als van de werkgever op grond van een dringende reden niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer te laten voortduren. Daarom dient bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid ervan, niet alleen de aard en de ernst van het (wan)gedrag van de werknemer te worden betrokken, maar ook diens persoonlijke omstandigheden (vergelijk HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR: 2012:BV9532).
5.4.
In de brief van 3 februari 2017 waarmee het op 2 februari 2017 gegeven ontslag op staande voet is bevestigd, worden door [verweerster] de dringende redenen genoemd die tot het ontslag op staande voet van [verzoeker] hebben geleid. Vermeld staat dat [verzoeker] hardnekkig weigert de passende arbeid te verrichten gedurende alle uren waartoe hij in staat wordt geacht, en verlaat hij, zonder toestemming van zijn werkgever, uren eerder zijn werk. Ook wordt hem respectloos gedrag jegens zijn werkgever verweten door weg te lopen wanneer tegen hem gepraat wordt dan wel de vingers in zijn oren te steken. Doordat [verzoeker] hardnekkig weigert om gehoor te geven aan redelijke bevelen of opdrachten van de werkgever, is sprake van herhaalde werkweigering, aldus de ontslagbrief.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat uit de hiervoor vermelde vaststaande feiten, zoals opgenomen onder de randnummers 2.4. tot en met 2.21., blijkt dat tussen partijen van meet af aan discussie heeft bestaan wat voor [verzoeker] , in het kader van zijn re-integratieverplichtingen, onder passende werkzaamheden moet worden verstaan en op welke wijze en in welk tempo deze zouden moeten worden uitgevoerd. De daarbij door de bedrijfsarts aangegeven richting is niet bepaald duidelijk te noemen. Zo adviseert de bedrijfsarts in eerste instantie op 11 oktober 2016 de werkhervatting in de eigen functie te doen plaatsvinden, om dat advies later op 29 november 2016 bij te stellen en te concluderen dat [verzoeker] , vanwege zijn rugklachten, arbeidsongeschikt is voor zijn eigen functie en dat de werkhervatting daarom dient plaats te vinden bij een andere werkgever. In zijn laatste probleemanalyse van 27 januari 2017 (die door partijen op 30 januari 2017 is ontvangen, zo leidt de kantonrechter af uit productie 21 bij het verzoekschrift) concludeert de bedrijfsarts om, nu het met [verzoeker] zoveel beter gaat, toch maar te proberen om terug te keren in eigen werk.
5.6.
Wat in dit hele traject, vanaf de eerste probleemanalyse van de bedrijfsarts tot de ontslagbrief van 3 februari 2017, ook niet bepaald heeft bijgedragen, is, zo is tijdens de mondelinge behandeling gebleken, de onbekendheid bij [verweerster] over de regelgeving met betrekking tot de re-integratie van een zieke werknemer. Hoe intensief de inspanningen van [verweerster] ook zijn geweest om tot een zo spoedig mogelijke re-integratie van [verzoeker] te komen, [verweerster] heeft niet steeds de juiste weg bewandeld. Als [verweerster] twijfels heeft over de inzet van [verzoeker] met betrekking tot zijn re-integratieverplichtingen, ligt het primair op haar weg om haar arbodienst te raadplegen en zonodig een second opinion te vragen aan het UWV in de vorm van een deskundigenoordeel. De kantonrechter wijst in dit verband naar de in artikel 7:658a BW opgenomen actieve verplichting voor de werkgever in welk verband van een werkgever onder meer ook gevergd kan worden over te gaan tot aanpassingen in het werk dan wel inschakeling van een re-integratiebedrijf. Niet volstaan kan worden met het ter beschikking stellen van een computer en de werknemer opdragen te solliciteren, zeker niet waar de werknemer een deskundigenoordeel heeft gevraagd omdat hij van mening is dat re-integratie in het tweede spoor (nog) niet aan de orde is.
5.7.
De kantonrechter constateert voorts dat [verweerster] weliswaar stelt steeds te rade te zijn gegaan bij haar arbodienst en het UWV, maar andere stukken dan de hiervoor onder 2. opgenomen stukken, zijn niet aangetroffen. Voor zover slechts sprake is geweest van informele informatie-inwinning, kon [verweerster] hiermee niet volstaan, met name niet gelet op het tussen partijen bestaande verschil van inzicht over de wijze waarop de re-integratie dient te verlopen en de vraag welke werkzaamheden passend zijn voor [verzoeker] . In ieder geval is niet gebleken dat de bedrijfsarts zich heeft uitgesproken over de door [verweerster] voor [verzoeker] passend geachte werkzaamheden, waarvan de geschiktheid door [verzoeker] wordt betwist (vide hetgeen is vermeld in het bijgestelde plan van aanpak van
19 december 2016). Ook valt in het kader van de re-integratieverplichtingen van
[verweerster] niet in te zien waarom de adviezen van de bedrijfsarts om een ergonomisch of arbeidsdeskundig onderzoek in te laten stellen, niet zijn opgevolgd. Juist deze onderzoeken hadden meer inzicht kunnen verschaffen over de arbeidsmogelijkheden van [verzoeker] en de wijze waarop de eigen werkzaamheden eventueel aangepast kunnen worden. Daarmee had, naar de overtuiging van de kantonrechter, een groot deel van de tussen partijen bestaande verschillen van inzicht met betrekking tot de re-integratie mogelijk kunnen worden voorkomen.
5.8.
De keerzijde van de in artikel 7:658a BW neergelegde verplichting voor [verweerster] , vormt de in artikel 7:660a BW neergelegde verplichting voor [verzoeker] om onder meer passende arbeid als bedoeld in artikel 7:658a lid 4 BW te verrichten. Een werknemer dient hierbij op redelijke voorstellen van de werkgever in te gaan en naarmate de arbeidsongeschiktheid langer duurt, kan van een werknemer verlangd worden dat hij meer concessies doet, als re-integratie in de bedongen arbeid niet tot de mogelijkheden behoort.
5.9.
Het sluitstuk van de hiervoor voor de werkgever en werknemer vermelde verplichtingen in het kader van de re-integratie wordt gevormd door artikel 7:629 lid 3 aanhef en onder c BW waarin is bepaald dat de werknemer geen recht heeft op loon tijdens ziekte voor de tijd gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond geen passende arbeid als bedoeld in artikel 7:658a lid 4 BW verricht. Uit de door [verweerster] overgelegde productie 16 begrijpt de kantonrechter dat [verweerster] ingaande 30 januari 2017 het loon heeft stopgezet. Van een werkweigering zoals door [verweerster] in haar ontslagbrief vermeld, is dan ook geen sprake, terwijl, gelet op de reeds opgelegde loonstop, geen dringende reden aanwezig is om over te gaan een ontslag op staande voet, ook indien en voor zover het standpunt van [verweerster] dat [verzoeker] ten onrechte heeft geweigerd de aangeboden arbeid te verrichten, juist mocht blijken te zijn. Het had dan vervolgens op de weg van [verzoeker] gelegen om conform artikel 7:629a BW een loonvordering in te stellen waarbij een deskundigenoordeel van het UWV overgelegd dient te worden. Partijen hadden binnen dit wettelijk kader hun geschil over de re-integratie dienen op te lossen, een ontslag op staande voet vanwege werkweigering is niet de aangewezen weg.
5.10.
Hoewel de kantonrechter van oordeel is dat [verzoeker] , uitgaande van de stelling van [verweerster] dat [verzoeker] is weggelopen en/of zijn vingers in zijn oren heeft gestoken als zij hem aanspreekt, zich niet heeft gedragen zoals dat van een goed werknemer mag worden verwacht, is dit gedrag, gelet op het gehele verloop van het re-integratietraject, niet zodanig ernstig dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt.
5.11.
Geconcludeerd moet worden dat de door [verweerster] aangevoerde dringende redenen geen stand kunnen houden. De door [verweerster] op 2 februari 2017 gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] dient dan ook te worden vernietigd. [verweerster] zal worden veroordeeld tot betaling van het aan [verzoeker] toekomende salaris vanaf 3 februari 2017 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. De verzochte wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal worden gematigd tot 10%.
5.12.
Nu het primaire verzoek wordt toegewezen, wordt aan de voorlopige voorziening niet meer toegekomen.
5.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verweerster] in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
Vernietigt de op 2 februari 2017 door [verweerster] gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] .
6.2.
Veroordeelt [verweerster] tot betaling van het aan [verzoeker] toekomende salaris vanaf 3 februari 2016, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, het salaris te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW doch gematigd tot 10%, telkens vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige voldoening.
6.3.
Veroordeelt de [verweerster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 623,-- te weten:
griffierecht € 223,--
salaris gemachtigde € 400,--
6.4.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
Wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. .A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2017.