ECLI:NL:RBOVE:2017:1547

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
07.440066-08 TBS
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een zwakbegaafde vrouw met psychotische stoornis

Op 6 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de terbeschikkingstelling (TBS) van een 44-jarige vrouw, geboren in 1971. De rechtbank heeft het verzoek van het openbaar ministerie tot verlenging van de TBS afgewezen. De vrouw was ter beschikking gesteld bij arrest van het gerechtshof te Arnhem op 22 april 2010, met verpleging van overheidswege. De laatste verlenging van de TBS was op 24 november 2015, met een einddatum van 25 oktober 2016. Het openbaar ministerie diende op 7 september 2016 een vordering in tot verlenging van de TBS met één jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de vrouw in de afgelopen periode stabiel had gefunctioneerd en goed ingebed was in een regionale instelling voor beschermd wonen.

De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen, waaronder een psychiater en een reclasseringswerker, in overweging genomen. De psychiater had geadviseerd om de TBS te verlengen, terwijl de reclassering adviseerde om de maatregel niet te verlengen, gezien de positieve ontwikkeling van de vrouw en het lage recidiverisico. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de TBS niet meer voldaan waren, en dat de vrouw bij beëindiging van de maatregel onder toezicht en ondersteuning van de RIBW zou blijven. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de TBS afgewezen, met inachtneming van de artikelen 38d van het Wetboek van Strafrecht en relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht – Strafraadkamer
Locatie Zwolle
Parketnummer : 07.440066-08 TBS
Uitspraak : 6 april 2017
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] .
ter beschikking is gesteld.
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof te Arnhem d.d. 22 april 2010 ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. Bij arrest van de Hoge Raad d.d. 25 oktober 2011 is de oplegging van de hiervoor bedoelde maatregel in stand gelaten. De termijn van de terbeschikkingstelling is ingegaan op 25 oktober 2011. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van deze rechtbank d.d. 24 november 2015 en eindigt behoudens nadere voorziening op 25 oktober 2016. De verpleging van overheidswege is bij beslissing d.d. 16 februari 2016 voorwaardelijk beëindigd.
Het openbaar ministerie heeft op 7 september 2016 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met één jaar. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.
Het onderzoek in raadkamer heeft - na aanhouding ter terechtzitting van 8 november 2016 wegens het overlijden van de vader van betrokkene - plaatsgevonden op 20 december 2016.
Bij beslissing van 3 januari 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en voor de duur van maximaal drie maanden geschorst. Het onderzoek heeft vervolgens plaatsgevonden op 30 maart 2017.
In raadkamer op 30 maart 2017 zijn in het openbaar gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te
Groningen;
  • de officier van justitie, mr. A. Waterman;
  • de heer H. Winkels, reclasseringswerker, als deskundige.
Op 1 maart 2017 is door A. Prins, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, een rapport en advies uitgebracht omtrent de eventuele verlenging van de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling. Geadviseerd is om deze maatregel niet te verlengen.
De officier van justitie heeft in raadkamer verzocht om voormeld advies van de reclassering niet te volgen en de maatregel met één jaar te verlengen, hetgeen volgens haar reeds bij beslissing van 3 januari 2017 is gebeurd.
Volgens de officier van justitie is niet duidelijk hoe betrokkene zal reageren op de afbouw van medicatie waardoor de kans bestaat op psychotische decompensatie en agressief gedrag.
Voorts bestaat bij beëindiging van de maatregel het risico dat betrokkene naar Deventer zal verhuizen en daar haar ex-partner en kinderen zal tegenkomen hetgeen tot problemen zou kunnen leiden. Het beëindigen van de maatregel is daarom volgens de officier van justitie prematuur.
Betrokkene en haar raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging moet worden afgewezen omdat het recidiverisico blijkens het advies van de reclassering inmiddels voldoende is gereduceerd. In dit advies is de afbouw van medicatie meegewogen.
Dat de ex-partner van betrokkene mogelijk een gevaar voor betrokkene zou kunnen veroorzaken is geen criterium om de duur van de maatregel te verlengen. Betrokkene heeft zich gedurende de maatregel zo positief en stabiel ontwikkeld dat het op dit moment verantwoord is om de maatregel te beëindigen. Betrokkene zal bij beëindiging van de maatregel in een vrijwillig kader de hulp van de RIBW blijven aanvaarden en verder resocialiseren.
Het bepaalde in artikel 509t, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering staat aan een onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel niet in de weg, zo stelt de raadsman.

OVERWEGINGEN

De rechtbank dient op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De vordering is op 7 september 2016 tijdig ingediend. Op 3 januari 2017 heeft de rechtbank een tussenbeslissing gegeven in deze zaak. Uit de overwegingen in die beslissing volgt dat de definitieve beslissing over de verlenging van de terbeschikkingstelling is aangehouden voor ten hoogste drie maanden teneinde door Reclassering Nederland een actueel (resocialisatie)rapport te laten opmaken. Dat is ook in het dictum van de tussenbeslissing opgenomen. De rechtbank heeft evenwel in dat dictum eveneens vermeld dat de termijn gedurende welke betrokkene ter beschikking is gesteld wordt verlengd met één jaar.
De rechtbank stelt thans vast dat deze twee beslissingen in het dictum innerlijk tegenstrijdig zijn en niet naast elkaar kunnen bestaan. In aanmerking genomen de overwegingen in de tussenbeslissing, waaruit volgt dat de rechtbank onderzocht wilde zien of verlenging van de maatregel nog noodzakelijk was, komt de rechtbank thans tot de slotsom dat het onderdeel van het dictum in de tussenbeslissing van 3 januari 2017 waar wordt beslist dat de maatregel met een jaar wordt verlengd, moet worden aangemerkt als een kennelijke misslag. De rechtbank zal hierna de vordering tot verlenging van de maatregel tot terbeschikkingstelling dan ook ten volle beoordelen.
Het advies van psychiater dr. C.J.F. Kemperman, zoals beschreven in het rapport d.d. 30 september 2016, luidt als volgt:
Betrokkene is een zwakbegaafde vrouw, met een psychotische stoornis n.a.o. die middels medicatie langdurig in remissie is. (…) Psychotische symptomen, beperkte verstandelijke vermogens, een beperkte gewetensfunctie en impulsiviteit kunnen van belang zijn voor de kans op recidive. (…) Een beschermende factor is betrokkenes goede begeleidbaarheid. (…) Relationele problemen en het ontbreken van een goede dagstructuur/invulling kunnen van belang zijn voor de kans op recidive.
De kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten wordt als laag geschat als betrokkene begeleiding blijft houden. Betrokkene functioneert momenteel stabiel en goed met de
huidige mate van controle en begeleiding. (…)
Betrokkene is gelet op haar beperkingen blijvend afhankelijk van begeleiding. Momenteel wordt die begeleiding door de RIBW geboden en geadviseerd wordt (…) begeleiding en behandeling voort te zetten, mede gelet op het gebruik van een antipsychoticum en eventueel het afbouwen hiervan, iets wat goed gemonitord zal moeten worden. (…)
De huidige behandeling en begeleiding en het huidige risicomanagement komt als adequaat over. (…)
Geadviseerd wordt de TBS met één jaar te verlengen. Wanneer betrokkene binnen de RIBW te Raalte goed ingebed is, stabiel blijft functioneren, ook wanneer eventueel de antipsychotische medicatie is afgebouwd, valt te bezien of de TBS kan worden beëindigd. (…) Geadviseerd wordt de voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging te continueren onder de reeds gestelde voorwaarden.
Het advies van de reclassering zoals beschreven in het rapport d.d. 1 maart 2017 luidt als volgt.
Betrokkene is een thans 44 jarige vrouw met een verstandelijke beperking, afhankelijk en kwetsbaar en hierdoor, voor het delict, tweemaal opgenomen geweest op een PAAZ vanwege een psychotische decompensatie. Met de huidige professionele begeleiding, waarbij er voldoende begeleiding aanwezig is die afstemmen op haar niveau is er sprake van een laag recidiverisico. Het delict is gepleegd onder de specifieke omstandigheid van langdurige relatie- en gezinsproblematiek.
Het risico op recidive zal toenemen als betrokkene een (onevenwichtige) relatie aangaat, waarbij zij niet in staat is haar grenzen te bewaken en haar draagkracht zal worden overschreden. (…)
Zij is momenteel goed in staat adequaat hulp te vragen. (…) Het plotselinge overlijden van haar vader heeft haar niet uit balans gebracht en heeft aangetoond dat zij sterker is geworden en beter weet hoe zij met problemen om dient te gaan. Daarbij heeft zij haar begeleiders als steunend ervaren.(…)
Vorig jaar hebben wij het rapport uitgebracht waarin wij een jaar verlenging hebben geadviseerd om het jaar te gebruiken om mevrouw [betrokkene] voldoende in te bedden in de woonvoorziening en haar te laten wennen aan de huidige begeleiders en haar bewindvoerder. Dit doel lijkt te zijn behaald. Praktische zaken zoals dagbesteding, uitbreiding van vrijheden en het opstarten van onbegeleid verlof richting Deventer worden opgepakt door de begeleiders van de RIBW. (…)
Destijds konden wij (…) niet inschatten wat zij zou gaan gaat doen op het moment dat het juridische kader wegvalt. De kans was aanwezig dat zij, vanwege de zorg voor haar vader, terug zou keren naar hem. De risico’s zaten met name in het vervallen in oude patronen met het risico op overvraging. Door het overlijden van vader ervaart zij geen druk meer om voor vader te zorgen. Naar onze inschatting is er sprake van een lage kans op recidive.
Het ligt in de lijn der verwachting dat zij gebruik blijft maken van de beschermende begeleiding van de RIBW. Ook als zij in de toekomst een relatie zou krijgen. Zij kunnen haar blijven ondersteunen met mogelijk in de toekomst begeleid zelfstandig wonen in haar huidige woonplaats. Mevrouw heeft het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling doorgemaakt en functioneert al lange tijd stabiel.
Wij adviseren op grond van onze conclusies de voorwaardelijke beëindiging niet te verlengen.
Het advies van de reclassering is ter zitting door de deskundige H. Winkels toegelicht. Deze toelichting luidt – kort en zakelijk weergegeven – als volgt:
Betrokkene blijft kwetsbaar voor psychoses en in die zin is er een risicofactor. De kans op herhaling is echter laag als betrokkene begeleiding blijft houden en die begeleiding is aanwezig. Betrokkene heeft een goed contact met de RIBW en zij onttrekt zich niet aan de begeleiding. Zij wil bij het RIBW blijven.
Betrokkene staat ingeschreven voor een woning in [woonplaats 2] en de wachttijd daarvoor is lang. Tot die tijd zal betrokkene bij het RIBW blijven wonen en daarna zal de hulp ambulant worden voortgezet.
Binnenkort heeft betrokkene een afspraak met de psychiater om te bespreken of haar medicatie kan worden afgebouwd. Mocht de psychiater hiertoe besluiten dan is er
professionele hulp van de RIBW aanwezig om dit te monitoren. Zij kunnen in een vroeg stadium signalen oppakken indien betrokkene psychotisch dreigt te worden. Er zijn dus voldoende waarborgen om vroegtijdig te kunnen ingrijpen, ook als de TBS-maatregel niet meer wordt verlengd. Ik heb er voldoende vertrouwen in dat betrokkene in overleg met de psychiater en het RIBW tot de juiste medicatie instelling komt. Ik adviseer om de maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen.
Op grond van de rapportages van de deskundigen, waarvan de rechtbank de conclusies van de reclassering als de hare overneemt, en de ter zitting door de deskundige H. Winkels gegeven toelichting is de rechtbank van oordeel dat dat niet langer voldaan wordt aan het in artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde vereiste voor verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling, te weten dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist.
De rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan het advies van de reclassering nu de reclassering, anders dan de psychiater die inmiddels zes maanden geleden heeft gerapporteerd, ook de recente situatie van betrokkene bij haar advisering heeft kunnen betrekken, waaruit blijkt dat betrokkene stabiel is blijven functioneren en inmiddels goed is ingebed bij het RIBW en ook bij een einde van de maatregel toezicht en ondersteuning van het RIBW zal behouden. Betrokkene zelf heeft ook aangegeven de begeleiding van het RIBW te willen voortzetten en zowel de reclassering en de psychiater merken op dat betrokkene goed begeleidbaar is. In de omstandigheid dat de antipsychotica van betrokkene nog niet zijn afgebouwd, ziet de rechtbank geen noodzaak tot verlenging van de maatregel. Als de medicatie al afgebouwd gaat worden, dan zal dat, ook bij het einde van de TBS-maatregel, onder toezicht van het RIBW plaatsvinden waardoor vroegtijdig kan worden ingegrepen als de afbouw ongewenste effecten in de (psychische) toestand van betrokkene zal hebben. Daarmee worden de met de afbouw van de medicatie gepaard gaande risico’s voldoende ingeperkt.
De rechtbank stelt vast dat de verpleging van overheidswege thans gedurende minimaal een jaar feitelijk voorwaardelijk beëindigd is geweest. Anders dan ten tijde van het onderzoek in de raadkamer op 20 december 2016 staat het tweede lid van artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering op dit moment daarom niet langer in de weg aan een onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling. Nu voorts niet langer wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling, zal de rechtbank de vordering tot verlenging van de maatregel afwijzen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 509o, 509p, 509q, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

De rechtbank:
Wijst afde vordering tot verlenging van de termijn gedurende welke [betrokkene] ter beschikking is gesteld.
Aldus gegeven door mr. G. Edelenbos, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2017.