ECLI:NL:RBOVE:2017:1507

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 maart 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
C/08/197673 / KG RK 17-216
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechters in faillissementszaak

Op 27 maart 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door twee verzoekers, bijgestaan door een gemachtigde, tegen de rechters M.M. Verhoeven, W.K.F. Hangelbroek en J.M. Marsman. De wrakingsgrond was dat de rechters, door hun functie als rechter-commissaris, te veel verweven zouden zijn met de curator in een faillissementszaak, waardoor zij vooringenomen zouden zijn. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechters op geen andere wijze betrokken waren bij het faillissement dan als leden van de meervoudige kamer die het verzoek tot ontslag van de curator behandelde. De verzoekers hebben onvoldoende feiten aangedragen die zouden wijzen op een vooringenomenheid van de rechters.

De wrakingskamer heeft verder overwogen dat het gebruikelijk is dat een rechter die een curator benoemt, deze ook kan ontslaan. De verzoekers stelden ook dat de rechters ten onrechte uitstel hadden verleend aan de curator voor het indienen van zijn schriftelijke reactie. De wrakingskamer oordeelde dat de curator een valide reden had voor het verzoek om uitstel en dat de rechters in redelijkheid aan dit verzoek gehoor konden geven.

Uiteindelijk concludeerde de wrakingskamer dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechters, en dat de vrees van de verzoekers voor dergelijke vooringenomenheid niet gerechtvaardigd was. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/197673 / KG RK 17-216
Beslissing van 27 maart 2017
in de zaak van

1.[verzoeker 1],

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde [gemachtigde] te [plaats],
tot wraking van mrs. M.M. Verhoeven, W.K.F. Hangelbroek en J.M. Marsman.

1.De beslissing

De wrakingskamer
wijst het verzoek tot wraking af.

2.Overwegingen

2.1.
In het verzoek tot ontslag van mr. W.H.J.M. Haafkes in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 1] BV (hierna: de curator) onder zaaknummer C/08/12/292 F heeft op 5 januari 2017 een mondelinge behandeling plaatsgevonden, alwaar de meervoudige kamer, bestaande uit mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman, zitting had. Bij e-mail van 31 januari 2017, aangevuld bij brief van 15 februari 2017, hebben verzoekers een verzoek tot wraking van mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman gedaan. Mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman hebben niet in de wraking berust. Het wrakingsverzoek is behandeld op de zitting van 27 maart 2017, waarna de wrakingskamer direct mondeling beslissing heeft gegeven. Verzoekers, bijgestaan door [gemachtigde] en [naam], en mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman zijn verschenen.
2.2.
De wrakingskamer overweegt dat een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De feiten of omstandigheden dienen betrekking te hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. De grondslag van de wraking moet dan ook de betrokken rechter raken en niet de hele afdeling waar deze deel van uitmaakt, of de gehele rechtbank.
2.3.
Aan het verzoek tot wraking leggen verzoekers, samengevat, ten grondslag dat mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman (mede) door hun functie als rechter-commissaris teveel verwevenheid hebben met de curator en dat zij daarom jegens verzoekers vooringenomen zijn.
2.4.
Ten aanzien van mrs. Hangelbroek en Marsman stelt de wrakingskamer vast dat zij op geen enkele andere wijze bij gemeld faillissement zijn betrokken dan dat zij thans deel uitmaken van de meervoudige kamer die het verzoek van verzoekers tot ontslag van de curator in behandeling heeft. Verzoekers hebben onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mrs. Hangelbroek en Marsman jegens hen ter zake van het verzoek tot ontslag van de curator een vooringenomenheid koesteren. Dat mr. Verhoeven destijds het vonnis in meergenoemd faillissement heeft gewezen, waarbij hij mr. Zweers tot rechter-commissaris heeft benoemd en mr. Haafkes tot curator heeft aangesteld – die volgens verzoekers ernstig tekortgeschoten zouden zijn in hun wettelijke taak – alsmede het vonnis in kort geding tussen [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3] BV, in welk geschil verzoekers onder druk van [eigenaar bedrijf 3] een valse verklaring zouden hebben afgegeven, terwijl hij nu als voorzitter van de meervoudige kamer het verzoek tot ontslag van diezelfde curator behandelt (waardoor “de slager zijn eigen vlees keurt”), levert evenmin een zodanige aanwijzing op. Daarbij betrekt de wrakingskamer dat het in de regel niet ongebruikelijk is dat een rechter die een curator benoemt, deze ook kan ontslaan.
2.5.
Voorts stellen verzoekers zich op het standpunt dat mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman ten onrechte nader uitstel hebben verleend aan de curator voor het indienen van zijn schriftelijke reactie op de van hun zijde tijdens de mondelinge behandeling van 5 januari 2017 nader ingediende stukken.
2.6.
De wrakingskamer stelt vast dat mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman de curator een reactietermijn tot 16 januari 2017 hebben gegeven en dat de curator – vóór het verstrijken van deze termijn en dus tijdig – heeft verzocht om een korte verlenging van deze termijn op de grond dat hij vóór indiening zijn schriftelijke reactie aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar diende voor te leggen op straffe van verval van dekking. Mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman hebben met dit verzoek ingestemd en aan de curator een kort nader uitstel verleend. Daartoe hebben zij overwogen dat de aansprakelijkheid van de curator weliswaar geen onderdeel is van de zaak (lees: het verzoek tot ontslag van de curator), maar door/namens verzoekers daarin is betrokken, zodat het begrijpelijk is dat de curator zijn verweer wenst af te stemmen met de verzekeraar. Op 17 januari 2017 heeft de curator zijn verweer ingediend en is dit doorgestuurd aan verzoekers.
De wrakingskamer is van oordeel dat de curator aan zijn uitstelverzoek een valide reden ten grondslag heeft gelegd. Aan het belang van de curator bij een (korte) verlenging van de reactietermijn hebben mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman – naar het oordeel van de wrakingskamer – in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen en mogen toekennen dan aan het belang van verzoekers bij afwijzing van dit verzoek.
2.7.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan naar het oordeel van de wrakingskamer uit de handelwijze van mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman geen vooringenomenheid of partijdigheid worden opgemaakt dan wel dat de vrees van verzoekers voor zulke vooringenomenheid subjectief of objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking van mrs. Verhoeven, Hangelbroek en Marsman dient daarom te worden afgewezen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.H.S. Lebens-de Mug, A.L. Smit en W.J.B. Cornelissen, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P. van der Stroom, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2017.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.