Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidDe Hoge Dennen Capital PE B.V.,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidUlpia B.V.,
3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[A ] B.V.,
1.de naamloze vennootschap ING Bank N.V.,
verder te noemen: ING,
2.[C] Advies en Participaties B.V.,
Het procesverloop
2.2.De feiten
niet-voldoende betwist, en voor zover hier van belang, als vaststaand worden aangenomen.
share purchase agreement(verder: SPA) uit hoofde waarvan Eco al haar aandelen in [B] overdraagt aan Participaties. De koopsom bedraagt
€ 41.750.000,-.
31 oktober 2011 gesloten kredietovereenkomst (verder: de kredietovereenkomst) en ING C.I. (toen geheten ING Corporate Investments Mezzanine Fonds B.V.) verstrekt een krediet van € 6.500.000,-- (verder: de kredietovereenkomst ING C.I.).
28 oktober 2011) "[…] na te melden verpanding mogelijk […]. "
31 oktober 2011 goedkeuring heeft verleend aan de vestiging van het pandrecht alsmede aan de voorwaardelijke overgang van het stemrecht als in rechtsoverweging 2.16 bedoeld.
"Bij vestiging van […] een pandrecht op een aandeel kan het stemrecht niet aan […]de pandhouder worden toegekend".
[...] oplopen of laten voortbestaan, zonder toestemming van ING".
28 oktober 2011 alsmede "
dat geen besluiten tot statutenwijziging genomen zijn welke nog niet zijn uitgevoerd […]".
"Wij zijn op dit moment aan het vormgeven op welke wijze wij [B] zoudenkunnen ondersteunen om een faillissement […] met alle negatieve gevolgen voor hetpersoneel, crediteuren en overige stakeholders te voorkomen".
dat de leverage de onderneming de das om doet, dat we er in deze situatie geen extra funding in willen doen, dat wij alles hebben afgeschreven en dat wij aan de bank vragen om deze keer met een oplossing te komen". DHD aanvaardt het voorstel om de aandelen voor één euro aan een derde over te dragen, niet.
ING C.I. waardoor -aldus ING- [B] van rechtswege in verzuim is.
De brief besluit als volgt:
"Dit brengt met zich dat ING per heden gerechtigd is om de aan haar verstrekte zekerheden, zoals pandrechten […] uit te winnen. Wij zullen daartoe ook overgaan”
4 maanden van de activiteiten van [B] te overbruggen.
In dat kader opperen DHD en Ulpia in een mail van 19 februari 2105 dat ING instemt met een activa/passiva transactie waarna, aldus DHD en Ulpia, zij [B] en Participaties
"op gecontroleerde wijze failliet laten gaan en ING [dat] dan niet hoeft […] te doen".
mede met het oog op de belangen van de overige stakeholders" de aandelen in [B] in handen dienen te komen van een nieuwe investeerder.
"
Je vertelde dat de aandeelhouders […] een fiscaal compensabel verlieshebben van tegen de 4,5 miljoen indien [ [B] en Participaties] failliet gaan.Uitwinning van het pandrecht […] heeft niet jullie voorkeur, aangezien deaandeelhouders dan de verliescompensatie zouden mislopen";
Wij spraken uit dat we beter begrip voor elkaars posities hebben, maar dat dat nietwegneemt dat partijen te ver uit een zitten om tot een oplossing te komen […]. Wijhebben aangegeven dat wij gezien de stand van zaken bij [B] intussen doorzullen gaan met de aangezegde executie van onze zekerheden".
derhalve gerechtigd [is] het stemrecht op de aandelen naar zich toe te trekken", en dat ING dat formeel ook doet
"als gevolg waarvan het stemrecht […] per heden is overgegaan naar ING […]".
bij voorkeur nog vandaag"(17 februari 2015) een aandeelhoudersvergadering van [B] bijeen te roepen, zulks met het oog op de statutair vereiste instemming van Participaties, als vergadergerechtigde aandeelhouder zonder stemrecht, nodig voor de, eveneens in de brief in het vooruitzicht gestelde executieveiling.
12.00 uur zal plaatsvinden. Mr. Daniels is de raadsman van [E] , op dat moment enig bestuurder van Participaties en [B] .
de goedkeuring van de overdracht aan de veilingkoper".
Aan de leveringsakte voegt de notaris de volgende verklaring toe:
- er is geen wettelijke termijn die aangehouden dient te worden tussen publicatie en het houden van een veiling van aandelen ter executie van een pandrecht;
- de termijn die gelegen is tussen eerder genoemde publicatie en het houden van de Veiling van de Aandelen zou tot de conclusie kunnen leiden dat met een dergelijke termijn niet tot de hoogst mogelijke opbrengst van de Aandelen is kunnen komen;
- aangezien de Veiling is gehouden door de Deurwaarder ziet de zorgplicht van mij, notaris, op onderhavige levering voortvloeiende uit de gehouden Veiling;
- desondanks heb ik mij verdiept in de achtergrond van de in opdracht van de verkoper gehouden veiling, de financiële toestand van de Vennootschap, de positie van het bestuur van de Vennootschap en het belang van het voortbestaan van de onderneming en de werkgelegenheid;
- mij, notaris, is gebleken uit verklaringen van de aandeelhouders van de Pandgever, de directie van de Vennootschap en van de Verkoper dat naar alle waarschijnlijkheid bij het uitblijven van de Veiling de Vennootschap in zware financiële problemen zou zijn gekomen en hoogstwaarschijnlijk zelfs zou failleren;
- de directie van de Vennootschap heeft bevestigd dat de gelden op nog kortere termijn nodig zijn om de onderneming in stand te kunnen houden, de salarissen van de werknemers te kunnen betalen en om deconfiture van de Vennootschap te voorkomen;
- partijen zijn met elkaar in dialoog geweest tot vlak voor ingaan van het veilingproces en nog tot na publicatie in de dagbladen maar zijn niet tot een oplossing gekomen, als gevolg waarvan op korte termijn gelden beschikbaar kwamen voor de Vennootschap, anders dan via een veiling op dergelijke korte termijn;
- mitsdien heeft voor mij, notaris, het belang van de Vennootschap en de werknemers van de Vennootschap zwaarder gewogen dan de eerder genoemde korte termijn tussen publicatie en veiling op grond waarvan ik mijn medewerking heb verleend aan onderhavige akte van levering van de Aandelen".
artikel 3:251 lid 1 BW onderhands te verkopen en te leveren aan Entero B.V.
(verder: Entero) voor een bedrag van € 5.000.000,--.
€ 5.000.000,--.
3.De vorderingen in conventie en in reconventie
6 april 2016, tegen welke eiswijziging gedaagden in conventie - bij pleidooi daarom gevraagd- geen bezwaar hebben, dat het de rechtbank behage bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
4.De standpunten van partijen in conventie en in reconventie
artikel 3:235 BW, nu [C] een vennootschap is van [F] die voor ING dan wel ING C.I. heeft gewerkt en dus aan ING gelieerd is.
19 februari 2015 op de hoogte was (zie rechtsoverweging 2.37).
31 maart 2015.
ING achtte een faillissement niet in haar belang en ook niet in het belang van de andere crediteuren en stakeholders, waaronder ook de werknemers van [B] . ING wenste de mogelijkheid open te houden om een externe partij te vinden die wel brood zag in [B] . Daarom stelde ING aan DHD en Ulpia voor hun aandelen over te dragen voor één euro aan een door ING aan te wijzen derde, ook om zo tijd te vinden voor een oplossing. DHD en Ulpia gingen hier echter niet op in.
ING vreesde en voorzag dat het faillissement van Participaties ras zou worden gevolgd door een faillissement van [B] .
ING stelt in dit verband dat [E] , toen bestuurder van Participaties en van [B] , zijn volledige medewerking heeft gegeven aan een en ander.
artikel 3:250 BW wordt daaromtrent niets bepaald. Hetzelfde geldt voor
artikel 474g Rv. Overigens blijkt, aldus ING, nergens uit dat artikel 474g Rv. van toepassing is op de executieverkoop van verpande aandelen.
18 februari 2015 en (zie rechtsoverweging 4.28) Participaties heeft aan de veiling ook volledig meegewerkt.
Zou het hanteren van een te korte termijn onrechtmatig geacht worden te zijn, dan is in elk geval geen sprake van schade, omdat de aandelen [B] géén waarde vertegenwoordigen, gelet op de hoge financieringslast (leverage) in combinatie met de aanhoudende verlieslatendheid. Het in acht nemen van een langere termijn had, volgens ING, niet tot een hogere opbrengst geleid.
ING stelt dat zij haar recht op parate executie correct volgens de wettelijke procedure heeft uitgevoerd.
23 februari 2015 haar stemrecht rechtsgeldig kunnen uitbrengen. De statutenwijziging van 31 oktober 2011 vond "achter de rug van ING om" plaats en het gewijzigde artikel 11 lid 3 van de statuten van [B] heeft geen effect op stemrechten die zijn overgedragen in het kader van een aan de statutenwijzing voorafgaande verpanding.
reconventionele vorderingstelt ING dat GmbH en Polska zich in strijd met hun verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst hoofdelijk hebben verbonden voor de door DHD en Ulpia aan [B] verstrekte lening genoemd in rechtsoverweging 2.25.
5.De beoordeling
februari 2015 de situatie onhoudbaar werd, consequent laten weten dat zij tot uitwinning zou overgaan.
De rechtbank overweegt hierbij ook dat DHD en Ulpia eerst op een laat moment
(19 februari 2015) de dreigende verliescompensatie aan de orde hebben gesteld en tevens dat, gelet op de financiële noodsituatie bij [B] , een reëel perspectief op een snelle, naar haar aard ook direct publiekelijk bekende activa/passiva transactie, ontbrak, met welk alternatief DHD en Ulpia ook eerst in een laat stadium kwamen.
Overigens brengt, naar het oordeel van de rechtbank, het niet correct aankondigen van een executieveiling op zichzelf niet met zich mee dat een daarop volgende aandelenoverdracht, zoals DHD c.s. stelt, "non existent, nietig of ongeldig" is. In deze zaak staat verder vast dat sprake is geweest van een deugdelijke publieke aankondiging, te weten in twee dagbladen en op de website van de deurwaarder.
[C] is formeel een andere partij dan ING. De omstandigheden dat (zie ook rechtsoverweging 5.12) het de kennelijke bedoeling van ING is geweest om de aandelen [B] voorlopig te "stallen" bij een vertrouwde partij, maakt nog niet dat sprake is van strijd met het toeëigeningsverbod. De rechtbank overweegt hierbij nog dat
artikel 3:250 lid 3 BW overigens ook aan de pandhouder toestaat mee te bieden. ING heeft er weliswaar voor gekozen dat niet te doen, maar de materiële uitkomst (de aandelen van [B] in handen van een vertrouwde partij) is in wezen geen andere.
Gelet op deze omstandigheden zou een uitkomst, die inhoudt dat ING het stemrecht niet toekwam, hoogst onredelijk zijn en om de hiervoor genoemde redenen moet het er dus voor gehouden worden dat, in elk geval in deze situatie, de statutenwijziging geen terugwerkende kracht heeft, althans geen effect sorteert ten nadele van de rechtspositie van de stemgerechtigd pandhouder ING.
de factovernietiging door de rechter, hetgeen op grond van artikel 3:51 lid 2 BW niet mogelijk is, omdat de rechtsvordering niet (tevens) is ingesteld tegen Polska en GmbH als partijen bij de rechtshandelingen waarvan de vernietiging wordt gevorderd.
6.De beslissing
in conventie, tot op heden aan de zijde van ING begroot op € 3.864,-- (griffierecht),
en € 12.884,-- voor de kosten van de advocaten van ING (4 punten tarief VIII) en
aan de zijde van [C] en [B] tot op heden begroot € 3.864,--
(griffierecht) en € 12.884,-- voor de kosten van de advocaat van [C] en
[B] (4 punten, tarief VIII);
hoofdelijke aansprakelijkheid voor terugbetaling van de aan [B] verstrekte
geldlening, waaronder begrepen het treffen van rechtsmaatregelen, het doen van
faillissementsaanvragen of maatregelen van gelijke strekking, één en ander op
straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 750.000,--;
(2 punten, tarief VIII);
M.M. Verhoeven en op 22 maart 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.