In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Holland Casino. [eiser] vorderde een voorlopige voorziening tot doorbetaling van zijn loon, gebaseerd op een arbeidsovereenkomst met een min/maxcontract. Hij stelde dat hij gedurende een jaar gemiddeld meer uren had gewerkt dan het minimum aantal uren dat in zijn contract was vastgelegd. De kantonrechter oordeelde dat het rechtsvermoeden van de omvang van de arbeid, zoals bedoeld in artikel 7:610b BW, alleen kan worden ingeroepen als de werknemer structureel meer uren werkt dan het maximum aantal overeengekomen uren. In dit geval was er geen bewijs dat [eiser] structureel meer dan het maximum aantal uren had gewerkt. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van [eiser] niet kon worden toegewezen, omdat de arbeidsomvang duidelijk was overeengekomen en er geen reden was om deze te verhogen. De vordering werd afgewezen en [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten.
De procedure begon met een dagvaarding op 24 februari 2017, waarin [eiser] Holland Casino opriep ter zitting te verschijnen. Tijdens de zitting op 21 februari 2017 zijn beide partijen verschenen, en na het horen van de standpunten en het indienen van pleitaantekeningen, is het vonnis bepaald. De feiten van de zaak tonen aan dat [eiser] op 28 november 2014 in dienst trad bij Holland Casino en dat zijn arbeidsovereenkomst op 1 mei 2016 werd omgezet naar een onbepaalde tijd contract met een minimum van 45,6 uur en een maximum van 91,2 uur per vier weken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een structurele overschrijding van het maximum aantal uren, waardoor de vordering van [eiser] werd afgewezen.