Op 20 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 29-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal met geweld. De verdachte had op 1 februari 2016 in een coffeeshop in Enschede een gram wiet gestolen, waarbij hij een nepwapen gebruikte om de verkoper te bedreigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 6 maart 2017 heeft de officier van justitie, mr. M.S. de Waard, de vordering gedaan, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Oude Breuil.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het gebruik van het nepwapen als een ernstige bedreiging werd gezien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet alleen schuldig had gemaakt aan diefstal, maar ook aan bedreiging met geweld, wat de ernst van de zaak vergrootte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte een first offender was en dat hij inmiddels stappen had ondernomen om zijn leven weer op de rails te krijgen.
De rechtbank benadrukte dat het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in het openbaar een schokkende ervaring was voor de omstanders en dat dergelijk gedrag de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit.