ECLI:NL:RBOVE:2017:1181

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
08.952854-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewelddadige beroving van een oudere man in Raalte

Op 16 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van een gewelddadige beroving van een oudere man in een scootmobiel op 9 september 2016 in Raalte. De verdachte, die een elektronische enkelband droeg vanwege een voorwaardelijke invrijheidsstelling, werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en moest een schadevergoeding van ongeveer 3.700 euro betalen aan het slachtoffer. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met geweld had beroofd, wat resulteerde in zware lichamelijke letsels, waaronder botbreuken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen en gegevens van de enkelband, die de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict bevestigden. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare delicten en dat hij geen blijk had gegeven van verbetering.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952854-16 (P)
Datum vonnis: 16 maart 2017
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Almelo, HvB de Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 maart 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusinken van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. M.M. Kuyp, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met geweld dat onder meer diverse botbreuken tot gevolg heeft gehad een portemonnee met inhoud heeft gestolen van een toevallige voorbijganger op straat.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 09 september 2016 te Raalte, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een portemonnee en/of
- 40 á 50 euro contant geld, althans enig bedrag aan contant geld en/of
- een identiteits-kaar op naam van [slachtoffer] en/of
- een bankpas, van de Rabobank,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer] (met kracht) met zijn (tot vuist gebalde) hand tegen het gezicht en/of het oog en/of het hoofd heeft geslagen en/of
gestompt, terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel, te weten 2 botbreuken en (een)
grote bloeduitstorting(en), bij die [slachtoffer] tengevolge had.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Inleiding
Op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de over hem opgemaakte letselverklaring van 28 september 2016, door forensisch arts S.J.Th. van Kuijk, stelt de rechtbank vast dat aangever op 9 september 2016 op de Hondemotsweg in Raalte het slachtoffer is geworden van diefstal met geweld. Nadat hij een harde vuistslag in het gezicht heeft gekregen, is hij beroofd van zijn portemonnee met inhoud. Het toegepaste geweld heeft geleid tot een gebroken jukbeen met als gevolg een gevoelsstoornis van het huiddeel onder het linkeroog, een gebroken kaakuitsteeksel van de onderkaak en een grote bloeduitstorting rondom het linkeroog.
De beantwoording van de vraag of dit letsel voldoet aan de vereisten van artikel 82, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en derhalve als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, luidt naar het oordeel van de rechtbank bevestigend. Blijkens de letselverklaring sluit de forensisch arts niet uit dat de gevoelsstoornis onder het linker oog blijvend zal zijn. Uit het schadeopgaveformulier blijkt dat bij aangever nog steeds - bijna 6 maanden na het delict - sprake is van een gevoelsstoornis bij het oog.
4.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte op grond van de verklaringen van aangever en van getuige [getuige 1] , alsmede de bevindingen betreffende de enkelband van verdachte en de uitkomsten van de enkelvoudige spiegelconfrontatie voor het ten laste gelegde wordt veroordeeld.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit ontkend. De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit en daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte weliswaar op de plaats van het delict is geweest, maar dat hij daar slechts met zijn kind en met een vriendin heeft gefietst. Iemand anders moet de dader zijn geweest. Daarbij is aangevoerd dat tijdens de enkelvoudige spiegelconfrontatie tussen aangever en verdachte geen, althans geen betrouwbare herkenning van verdachte heeft plaatsgevonden. Daarnaast komen de door aangever en getuige [getuige 1] gegeven signalementen van de (mogelijke) dader weliswaar grotendeels overeen, maar de specifieke/onderscheidende kenmerken van deze signalementen passen niet bij verdachte, aldus de raadsman.
4.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever heeft verklaard dat hij op 9 september 2016 te 17:00 uur met zijn scootmobiel met een snelheid van circa 6 kilometer per uur reed over de Hondemotsweg, komende uit de richting van Raalte en dat een jongen met ongeveer diezelfde lage snelheid achter hem bleef fietsen. Op een gegeven moment is hij gestopt om die jongen te laten passeren en werd hij ingehaald door de jongen op de fiets. De jongen stopte iets verderop, kwam terugfietsen, stopte bij aangever, liet zijn fiets vallen en pleegde vervolgens het in de inleiding vermelde feit.
Als vermoedelijke dader van dit feit kwam, gezien het door aangever opgegeven signalement en verdachtes justitiële documentatie, verdachte naar voren. Omdat verdachte op 9 september 2016 een elektronische enkelband droeg, zijn de gegevens van deze enkelband uitgelezen. Uit deze gegevens blijkt dat verdachte zich ten tijde van het gepleegde feit op de plaats delict bevond en dat het bewegingspatroon van verdachte (de snelheid en rijrichting) naadloos aansluit op de verklaringen van aangever.
Bij de politie en ter terechtzitting heeft M. Hamhuis, werkzaam bij het Leger de Heils Jeugdbescherming & Reclassering, een verklaring afgelegd over de werking en betrouwbaarheid van het bij een elektronische enkelband behorend GPS-meetsysteem. Uit de verklaringen valt (onder andere) op te maken dat het systeem elke minuut de locatie van een verdachte registreert en dat op 9 september 2016 geen storingsmeldingen zijn geweest vanaf de enkelband van verdachte. Uit de ter terechtzitting afgelegde verklaring door deskundige J. Sterken, werkzaam bij Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) en aldaar sinds 2014 bij de technische methodiek van de elektronische enkelband betrokken, blijkt, in aanvulling op wat Hamhuis naar voren heeft gebracht, dat de registratie van de locatie van de enkelband van verdachte tot op de meter nauwkeurig is ten tijde van het delict. Ter terechtzitting is van de deskundigheid van M. Hamhuis en J. Sterken voldoende gebleken zodat de rechtbank - mede gelet op die vaststelling - uitgaat van de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
De rechtbank is op basis van de aangifte, waarvan onder meer de verklaring dat aangever zich gewond meldde bij een buurtbewoner vlak na het gebeuren in samenhang met het gegeven dat te 17:22 uur bij de centrale meldkamer politie van de Eenheid Oost Nederland de melding binnen kwam dat er ongeveer 10 minuten daarvoor een beroving had plaatsgevonden op de Hondemotsweg te Raalte, in het licht bezien van de gegevens van de enkelband van verdachte en zijn verklaring dat hij in de tijd dat hij zich op de plaats delict bevond geen andere persoon in de omgeving heeft waargenomen, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de dader is geweest van de beroving. Er zijn ook geen feiten en/of omstandigheden die deze vaststelling zouden kunnen ontkrachten, zoals door de verdediging wel is bepleit.
In de eerste plaats gaat het dan om de door aangever en getuige [getuige 1] opgegeven signalementen van de dader respectievelijk een ‘verdachte voorbijganger’. Bij de politie is getuige [getuige 1] gehoord. Zij heeft verklaard dat ze zich op 9 september 2016 omstreeks 17:00 uur op de Hondemotsweg voor [huisnummer 1] bevond, dat zij een man in een elektrische rolstoel zag rijden en dat er achter deze man een andere man fietste. De getuige heeft een signalement opgeven dat in grote lijnen aansluit op het door aangever opgegeven signalement.
Door de verdediging is bepleit dat de door aangever en getuige [getuige 1] opgegeven signalementen niet passen bij verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat de door aangever en getuige opgegeven signalementen ook zeker niet uitsluiten dat verdachte de dader is geweest van de gepleegde diefstal met geweld.
Ook de (mate van) herkenning door aangever van verdachte bij de spiegelconfrontatie levert geen contra-indicatie op van de vaststelling dat verdachte het delict heeft begaan. Weliswaar is geen sprake van een 100% herkenning, maar aangever sluit ook zeker niet uit dat verdachte de juiste persoon is.
Daar komt bij dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij ten tijde van het delict geen andere personen heeft gezien op de Hondemotsweg dan, naar afdoende is gebleken, de aangever en de persoon die achter hem fietste en ook aangever zelf het in zijn verklaringen niet heeft over de aanwezigheid van andere personen op de Hondemotsweg voor én ten tijde van het delict. Ook getuige [getuige 2] die kort na de straatroof aangever tegenkwam, heeft geen andere personen gezien.
Verdachte heeft zelf tot slot verklaard dat hij op 9 september 2016 eenmalig, in aanwezigheid van getuige [getuige 3] en zijn zoontje, op de Hondemotsweg is geweest. Dit zou getuige [getuige 3] moeten kunnen bevestigen. Getuige [getuige 3] heeft bij de politie en ter terechtzitting een verklaring afgelegd, onder meer inhoudende dat zij op
9 september 2016 tussen 15:30 en 16:00 uur van huis is gegaan, verdachte bij de apotheek heeft ontmoet en vervolgens ongeveer drie kwartier tot een uur met hem en zijn zoon heeft gefietst. Over de route heeft zij verklaard dat zij gezamenlijk een klein stukje, enkele meters, de Hondemotsweg zijn opgereden, zijn gekeerd en vervolgens gezamenlijk naar huis zijn gefietst. Zij zijn slechts heel korte tijd op deze weg geweest en zij zijn de gehele tijd samen geweest. Deze verklaring strookt niet met de enkelbandgegevens én de verklaring van verdachte ter zitting. Niet alleen blijkt hieruit dat verdachte een aanzienlijk groter stuk, minimaal 500 meter, en langere tijd, tussen 17:04:59 en 17:12:59, over de Hondemotsweg heeft gereden dan [getuige 3] heeft verklaard, ook vindt verdachtes verklaring dat hij op deze weg een eind vooruit is gefietst en dat getuige [getuige 3] niet mee reed tot het einde, geen steun in de verklaringen van de getuige.
Deze inconsistenties maken dat de verklaringen van [getuige 3] geen aanwijzing kunnen vormen dat verdachte het feit niet heeft gepleegd en bovendien dat verdachtes eigen verklaring over zijn aanwezigheid op de plaats delict als kennelijk leugenachtig moet worden bestempeld.
Het gegeven dat de verklaring van aangever één op één past bij de enkelbandgegevens, gecombineerd met de constatering dat verdachtes eigen verklaring geen steun vindt in de verklaringen van getuige [getuige 3] , dat geen andere persoon in de omgeving is gesignaleerd en dat de herkenning bij de enkelvoudige spiegelconfrontatie en de door aangever en getuige [getuige 1] opgegeven signalementen geen contra-indicatie hebben opgeleverd, brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de dader is geweest van de op 9 september 2016 gepleegde diefstal met geweld. De - al dan niet gemotiveerd betwiste - door de raadsman aangevoerde verweren brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman, inhoudende het toevoegen van de enkelbandgegevens van de hele dag, wordt afgewezen. Met de enkelbandgegevens die zich thans in het dossier bevinden, acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht. De rechtbank acht de gevraagde onderzoekshandeling daarom niet noodzakelijk voor enig te nemen beslissing.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 09 september 2016 te Raalte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een portemonnee en
- 40 à 50 euro contant geld, en
- een identiteitskaart op naam van [slachtoffer] en
- een bankpas van de Rabobank,
toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer] met kracht met zijn tot vuist gebalde hand tegen het gezicht en/of het oog heeft gestompt, terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel, te weten 2 botbreuken bij die [slachtoffer] tot gevolg had.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijf- en taalfouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken en heeft ter terechtzitting geen standpunt ingenomen over een eventueel op te leggen straf of maatregel.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Het slachtoffer, de heer [slachtoffer] , is een man op leeftijd die vanwege diverse lichamelijke beperkingen gebruik moet maken van een elektrische rolstoel. Op de dag van de beroving maakte hij in die rolstoel een ommetje. Verdachte is het slachtoffer op enig moment tegengekomen en heeft kennelijk de gelegenheid te baat genomen. Hij heeft het slachtoffer, die zich door zijn kwetsbaarheid niet adequaat kon verdedigen, een harde (vuist)slag in zijn gezicht gegeven, zijn portemonnee met inhoud weggenomen en zich uit de voeten gemaakt.
Verdachte heeft deze volstrekt laakbare diefstal met geweld gepleegd terwijl hij, in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling ten aanzien van een vrijheidsstraf opgelegd voor (onder andere) eveneens gewelddadige vermogensdelicten, een elektronische enkelband droeg. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet geleerd lijkt te hebben van zijn fouten in het verleden nu hij wederom geen oog heeft gehad voor de grote impact op het slachtoffer en de (maatschappelijke) overlast en onrust die een dergelijke gewelddadige diefstal met zich brengt en andermans eigendommen opnieuw niet heeft gerespecteerd. Verdachte heeft de kans gekregen zich voor te bereiden op een terugkeer in de samenleving, maar heeft met het plegen van dit feit laten zien dat hij daar nog niet aan toe is.
Daarnaast betrekt de rechtbank in haar oordeel dat uit een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 13 januari 2017 valt op te maken dat verdachte al een aantal malen is veroordeeld wegens het plegen van (gewelddadige) vermogensdelicten.
De rechtbank is op basis van voorgaande van oordeel dat de ernst van het feit de oplegging van een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zonder meer rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 8.264,47 (zegge: achtduizend tweehonderdvierenzestig euro en zevenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bestaat uit zowel materiële als immateriële schade en betreft de volgende posten:
  • contant geld € 50,00
  • portefeuille € 20,00
  • identiteitskaart € 50,00
  • valys-pas € 6,80
  • ziekenhuisdaggeldvergoeding € 28,00
  • dagwaarde zegelring € 500,00
  • reiskosten € 59,45
  • kosten opvragen medische informatie € 50,22
  • immateriële schade € 7.500,00
De benadeelde partij behoudt zich het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met uitzondering van de dagwaarde van de zegelring, nu uit het dossier niet kan worden afgeleid dat deze schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit is ontstaan.
De raadsman van verdachte heeft zich, in lijn met de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken in het dossier niet kan worden afgeleid dat de gestelde schade door vermissing van een zegelring als gevolg van het bewezenverklaarde feit is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze schadepost. Met betrekking tot de overige gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat de opgevoerde schadeposten niet inhoudelijk zijn betwist en voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal deze gevorderde posten daarom toewijzen tot een totaalbedrag van € 264,47.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de immateriële schade als volgt.
Verdachte heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht, welk letsel ook nu nog niet volledig is genezen. Ook acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat het slachtoffer als gevolg van het delict psychische schade heeft ondervonden. Dit maakt dat een vergoeding van de geleden immateriële schade op zijn plaats is.
Bij de vaststelling van de hoogte van het toe te wijzen bedrag heeft de rechtbank acht geslagen op de ‘Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven’ van 1 juli 2016, relevante jurisprudentie en de onderbouwing van de vordering. Een schadepost moet, om voor vergoeding in aanmerking te komen, voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank overweegt dat een dergelijke onderbouwing (bijvoorbeeld in de vorm van medische stukken) mist ten aanzien van een aantal onderdelen van het opgevoerde fysieke letsel, te weten het verlies van reukvermogen, het (blijvend) wazige zicht en de beschadiging van de zenuwen in de linker bovenlip. Voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat een lager bedrag aan immateriële schade dan gevorderd voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht een bedrag van € 3.500,00 toewijsbaar en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het meer gevorderde.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 3.764,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 en 27 Sr. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

-wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te
[adres] ,
toetot een bedrag van
€ 3.764,47.
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.764,47 (zegge drieduizend zevenhonderdvierenzestig euro en zevenenveertig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2016.
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina's uit het dossier van de Politie Eenheid Oost met nummer PL0600-2016446327. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van 9 september 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 18-20):

(…) Plaats delict: Hondemotsweg ter hoogte van [huisnummer 2] Raalte. Tussen vrijdag 9 september 2016 te 17:00 uur en vrijdag 9 september 2016 te 17:21 uur. (…) Achternaam: [slachtoffer] Voornamen: [slachtoffer] . (…) Op 9 september 2016 omstreeks 17:00 uur reed ik in mijn scootmobiel over de Hondemotsweg komende uit de richting van Raalte. (…) Ik werd ingehaald door een jongen op een fiets. Ik zag dat deze jongen iets verderop stopte en vervolgens terug kwam fietsen. Op de Hondemotsweg (…) stopte deze jongen en liet zijn fiets vallen. (…) Hij kwam naar mij toe en stompte mij met kracht in mijn gezicht. Ik voelde pijn en heb nu mijn linkeroog dicht zitten en heb een bloedende hoofdwond aan de linkerzijde van mijn gezicht. Meteen nadat de persoon mij sloeg deed hij een greep in mijn tas en pakte hier mijn portemonnee uit. (…) In mijn portemonnee zat 50 euro, mijn identiteitskaart en mijn bankpasje van de Rabobank. De persoon die mij heeft mishandeld en beroofd kan ik als volgt omschrijven: man, 20 à 30 jaar oud, tenger postuur c.a. 1 meter 70 à 1 meter 75 lang, getinte huidskleur, niet zwart, meer Afghaans type. (…) donker sluik gedekt kapsel (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor aangever van 10 september 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 21-26):
(…) Ik heb (…) een soort fietstas op mijn schoot. (…). In deze tas zit een kleine portemonnee met kleingeld en een grote portemonnee met de volgende inhoud:

Bankpas Rabobank; (…), ID-kaart; contant geld (…)in totaal circa 40 a 50 euro. Deze grote portemonnee betreft een zwarte, lederen portemonnee (…). Ik reed circa 6 kilometer per uur. (…) Ik zag dat er iemand op een fiets een meter of 10 achter mij reed. Ik vond het vreemd dat hij mij niet inhaalde gezien mijn lage snelheid. Enkele meters verder ben ik gestopt (…) Toen ik stilstond zag ik dat ik werd ingehaald door deze persoon en zag ik de persoon die mij even daarvoor had ingehaald terugfietsen in mijn richting. (…) Ik zag dat de persoon links voor mij stopte. Ik zag dat de man van het zadel kwam. (…) Ik zag dat de man met zijn tot vuist gebalde hand naar mij uithaalde. Ik zag dat hij mij hard sloeg. (…) Ik kan de persoon die mij geslagen heeft als volgt omschrijven: (…) buitenlands uitziende man, uitziend als iemand uit het Midden Oosten, 20-30 jaar oud (…) circa 1,75 meter lang, tenger postuur, stijl donker haar, wat langer haar, tot in de nek. (…) smal gezicht (…);

3. Een schriftelijk bescheid, te weten letselrapportage, van 28 september 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 46-47):
(…) letselbeschrijving: het jukbeen (bot onder oog) links is gebroken (…) gevoelsstoornis van huiddeel onder linkeroog (…) kaakuitsteeksel van onderkaak links is gebroken (…) grote bloeduitstorting rondom linker oog. (…) blijvend letsel: nog niet goed aan te geven: bij controle op 23-09-2016 was er nog steeds een gevoelsstoornis onder het linker oog (gevolg van zenuwbeschadiging door de jukbeenbreuk). Dergelijke gevoelsstoornissen kunnen in enkele gevallen blijvend zijn;
5. Het proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 132-133):
(…) Naar aanleiding van de op 9 september 2016 gepleegde beroving op de Hondemotsweg te Raalte, heb ik onderzoek gedaan naar de GPS coördinaten van de enkelband. (…) Deze enkelband werd gedragen in de periode 9 september 2016 tussen 16:30 en 17:30 uur door verdachte [verdachte] . (…) door reclassering Nederland werd ons een databestand ter beschikking gesteld met daarin de GPS locatie van de periode 9 september 2016 tussen 16:30 en 17:30 uur. (…) Uit de analyse blijkt het volgende: (…) 09.09.2016 17.06.59 enkelband rijdt op de Hondemotsweg richting Heino. (…) 09.09.2016 17.07.59 enkelband rijdt op de Hondemotsweg richting Raalte. (…) 09.09.2016 17.08.59 enkelband rijdt op de Hondemotsweg richting Raalte (…) 09.09.2016 17.09.59 enkelband is op de Hondemotsweg. Op dit punt is te zien dat de enkelband niet in beweging is. (…) 09.09.2016 17.10.59 enkelband is op de Hondemotsweg. Op dit punt is te zien dat de enkelband niet in beweging is. (…) 09.09.2016 17.11.59 enkelband is op de Hondemotsweg richting Raalte. Op dit punt is te zien dat de enkelband niet in beweging is. (…) 09.09.2016 17.12.59 de enkelband verlaat de Hondemotsweg richting Ceintuurbaan te Raalte. (…) Op 9 september 2016 te 17:22 uur, kwam bij de centrale meldkamer politie van de Eenheid Oost Nederland de melding binnen van een beroving die plaats had gevonden op de Hondemotsweg te Raalte. Volgens de melder zou dit ongeveer 10 minuten geleden zijn gebeurd (…);
6. De als bijlage 2 bij het proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2016 gevoegde tabel met de gegevens van de elektronische enkelband van verdachte van de periode 9 september 2016 tussen 17:03:59 en 17:13:59 (pagina 141):
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 maart 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:

(…) Toen ik daar fietste met [getuige 3] over de Hondemotsweg, heb ik geen andere personen gezien. (…);

8. Een schriftelijk bescheid, te weten een schadeopgaveformulier van [slachtoffer] van 24 februari 2017, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:

(…) Thans zijn de jukbeenfracturen nog niet volledig hersteld waardoor er nog sprake is van een gevoelsstoornis bij het linkeroog (…).