ECLI:NL:RBOVE:2017:1168

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
15 maart 2017
Zaaknummer
08/952309-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige incasso's door beveiligingsbedrijf met aanzienlijke schade voor klanten

Op 15 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bestuurder van Veko Woonhuisbeveiliging B.V. De verdachte werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan verboden gedragingen, waaronder diefstal door middel van een valse sleutel en oplichting. Gedurende meerdere jaren heeft het beveiligingsbedrijf onrechtmatig geldbedragen van particuliere klanten geïncasseerd, met bedragen die vaak in de duizenden euro's liepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn kennis van de onrechtmatige incasso's, geen adequate maatregelen heeft genomen om deze te stoppen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast moet de verdachte ruim 26.000 euro aan schadevergoedingen betalen aan de benadeelden, met de waarschuwing dat bij niet-betaling een gevangenisstraf van maximaal een jaar kan volgen. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders voor de handelingen van hun bedrijf en de gevolgen van nalatigheid in het toezicht op bedrijfsvoering.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952309-14 (P)
Datum vonnis: 15 maart 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1950 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.R.G. Nijpels en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. H.J.M. van Denderen, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan door Veko Woonhuisbeveiliging B.V. gepleegde verboden gedragingen, te weten diefstal door middel van een valse sleutel dan wel oplichting, dan wel dat verdachte geldbedragen heeft witgewassen en van het plegen hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Veko Woonhuisbeveiliging B.V. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 augustus 2012 te Hengelo (O.) en/of Bathmen en/of Nijverdal en/of andere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een bedrag ter hoogte van E. 149,95 en/of andere geldbedragen in die trant tot een totaal van ongeveer E. 139.000,-, althans een groot geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de) aangevers genoemd in de aan deze tenlastelegging gehechte "Lijst aangevers/benadeelden van VEKO woonhuisbeveliging BVH Nr. 2012096145" (welke lijst met aangevers als zodanig onderdeel uitmaakt van de tenlastelegging) en/of ING Postbank en/of ABN AMRO-bank en/of Rabobank en/of (een) andere bank(en) in elk geval aan een ander of anderen dan aan Veko Woonhuisbeveiliging, waarbij Veko Woonhuisbeveiliging zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
tot het plegen van welk(e) bovensomschreven strafbare feit(en) verdachte
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en)
verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen,
feitelijke leiding heeft gegeven;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
Veko Woonhuisbeveiliging B.V. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 augustus 2012 te Hengelo (O.) en/of Bathmen en/of Nijverdal en/of andere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (de) aangevers genoemd in de aan deze tenlastelegging gehechte "Lijst aangevers/benadeelden van VEKO woonhuisbeveliging BVH Nr. 2012096145" (welke lijst met aangevers als zodanig onderdeel uitmaakt van de tenlastelegging) en/of ING Postbank en/of ABN AMRO-bank en/of Rabobank en/of (een) andere bank(en) (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van E. 149,95 en/of andere geldbedragen in die trant tot een totaal van ongeveer E. 138.855,68, althans een groot geldbedrag,
immers heeft Veko Woonhuisbeveiliging B.V. en/of haar mededader(s) toen aldaar
telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk
valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid doen voorkomen dat zij op grond van een incasso-opdracht (buiten de met op voornoemde lijst genoemde aangevers contractueel overeengekomen jaarlijks en éénmalig te betalen servicekosten ad E. 149,95 en/of vergelijkbare bedragen) (telkens) vorderingen van E. 149,95 en/of vergelijkbare bedragen had op de in voornoemde lijst genoemde aangevers (zoals [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] etc.) welke door voornoemde aangevers zijn betaald aan de hand van automatische incasso-opdrachten ten laste van bankrekeningen van voornoemde aangevers, tot het plegen van welk(e) bovensomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 juni 2011 tot en met 31 juli 2012 te Hengelo (O.) en/of andere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal van ongeveer 105.000 euro, althans enig geldbedrag heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal van ongeveer 105.000 euro, althans enig geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs [1]
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde bewezenverklaard kan worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die in de voetnoten zijn weergegeven.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ter zitting heeft de officier daartoe de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat Veko Woonhuisbeveiliging B.V. (hierna: Veko) zich weliswaar schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten maar deze gedragingen enkel aan [betrokkene] zijn toe te rekenen omdat hij degene is die de strafbare constructie heeft bedacht en uitgevoerd. Het enkele feit dat verdachte bestuurder is geweest van Veko is onvoldoende om hem als feitelijk leidinggevende van de door de rechtspersoon gepleegde verweten gedragingen aan te merken. Verdachte had immers geen feitelijke zeggenschap over de administratie en de wijze waarop [betrokkene] hier uitvoering aan gaf. Verdachte had bovendien minder aandelen en daardoor ook minder zeggenschap. Gelet daarop kan hij niet als feitelijk leidinggevende worden aangemerkt en dient hij te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het meer subsidiair tenlastegelegde (gewoonte)witwassen omdat op geen enkele wijze is gebleken dat hij wist dat de gelden waarmee [betrokkene] hem in 2011 heeft uitgekocht van misdrijf afkomstig waren. Verdachte was in de veronderstelling dat hij was uitgekocht met door [betrokkene] uit een nalatenschap verkregen gelden.
4.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, stelt de rechtbank het volgende vast.
In 1999 heeft verdachte samen met [mede-oprichter] het bedrijf Veko opgericht. In 2001 is [mede-oprichter] door [betrokkene] uitgekocht en is [betrokkene] medebestuurder geworden van Veko. Verdachte hield zich bezig met de commerciële activiteiten in het bedrijf, [betrokkene] met de administratieve kant. Veko hield zich bezig met de aanleg van alarminstallaties in woningen van particulieren. Bij de installatie werd met de klanten ook een onderhoud- en servicecontract aangegaan. Voor dit onderhoud was jaarlijks – eenmalig – een bedrag van € 149,95 verschuldigd dat door middel van een automatische incasso werd geïncasseerd. [betrokkene] heeft eerder tegenover de politie verklaard dat vanwege financiële problemen van de B.V. er bewust vaker geldbedragen werden afgeschreven dan contractueel met de klanten was overeengekomen. Op 5 november 2012 is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van het ten onrechte meermalen per jaar incasseren van een bedrag van
€ 149,95 voor onderhoud en service. Door in elk geval 85 personen is aangifte gedaan van oplichting. Veko is op 15 augustus 2012 in staat van faillissement gesteld. [betrokkene] is op 1 augustus 2014 overleden. Verdachte is tot en met augustus 2011 bestuurder geweest van Veko en is toen uitgekocht door [betrokkene] , die hem in termijnen heeft betaald tot een bedrag van in totaal € 105.000,-. [2]
De rechtbank overweegt verder als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijk leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, dient eerst te worden vastgesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Ingeval die vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag aan de orde of bewezen kan worden dat de verdachte aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
Daderschap rechtspersoon
Voor strafbaarheid van een rechtspersoon, waartoe een besloten vennootschap tevens behoort, is vereist dat deze rechtspersoon ingevolge artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit. Hiervan is sprake indien de tenlastegelegde gedragingen redelijkerwijs aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een relevant oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden, dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het herhaaldelijk onrechtmatig incasseren van geldbedragen bij klanten redelijkerwijs aan Veko worden toegerekend. De rechtbank stelt daartoe vast dat deze incasso’s in de sfeer van de rechtspersoon zijn begaan omdat het gaat om handelingen van de B.V., die in verband met financiële problemen op initiatief van een bestuurder bewust vaker geldbedragen heeft geïncasseerd dan contractueel met de klanten van de B.V. was overeengekomen. Deze werkwijze is een bewuste gedraging van de rechtspersoon en is de rechtspersoon tevens dienstig geweest. De rechtbank concludeert dan ook dat de strafbare feiten aan de rechtspersoon Veko kunnen worden toegerekend.
Feitelijk leidinggeven
Van feitelijk leidinggeven kan sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
De rechtbank overweegt ter zake als volgt.
De inmiddels overleden [betrokkene] heeft tegenover de politie verklaard dat rond 2006 financiële problemen ontstonden en dat hij toen samen met verdachte een constructie heeft bedacht om meer bij klanten te incasseren dan contractueel geoorloofd was. Volgens [betrokkene] werd het teveel geïncasseerde geld voor bedrijfsdoeleinden gebruikt en verwachtte hij het geld later terug te kunnen betalen aan de klanten. [3]
Ook getuige [getuige] , als monteur werkzaam bij Veko, heeft bij de politie een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Volgens [getuige] werd hij in 2005 door klanten benaderd met de klacht dat er door Veko dubbel geïncasseerd werd. Daarop heeft hij later samen met andere monteurs afgesproken geen automatische incasso’s meer uit te schrijven. Toen [betrokkene] hier achter kwam, werd hij volgens [getuige] furieus. Volgens [getuige] heeft hij zowel [betrokkene] als verdachte meerdere keren aangesproken op de gang van zaken. Voor hem stond vast dat verdachte en [betrokkene] samenwerkten met betrekking tot het dubbel incasseren. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van 2006 tot en met 2011 directeur was van Veko. In 2008 kwamen hem via klanten en monteurs klachten ter ore dat er gesjoemeld werd met de incasso’s. Verdachte sprak naar eigen zeggen [betrokkene] hierop aan, waarop deze hem lijsten verstrekte waaruit verdachte afleidde dat de onrechte geïncasseerde bedragen waren terugbetaald. Verdachte heeft naar eigen zeggen nooit zelfstandig onderzoek gedaan naar de achtergrond van het ten onrechte incasseren van bedragen door de B.V. en ging ervan uit dat hiermee alles door [betrokkene] was opgelost. Verdachte heeft de oneigenlijke gang van zaken naar eigen zeggen ook nooit besproken met zijn echtgenote [echtgenote] , die samen met [betrokkene] verantwoordelijk was voor de administratie van Veko. Ook heeft verdachte nimmer een externe onafhankelijke boekhouder ingeschakeld of anderszins hulp en/of advies gevraagd. [5] Eerder heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij niets aan het gesjoemel heeft gedaan omdat [betrokkene] niet naar hem wilde luisteren en hij het bedrijf niet failliet wilde laten gaan. [6]
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af, in onderling verband en samenhang gezien met onder meer de aangiften zoals vermeld bij de onder 8 genoemde benadeelde partijen, dat zowel [betrokkene] als verdachte formeel bestuurder van de B.V. waren en in die hoedanigheid beide zeggenschap hadden over het binnen de B.V. gevoerde beleid, als ook over de wijze waarop de administratie werd gevoerd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake was van een relatief kleine B.V. met slechts tientallen personeelsleden en een normale, relatief eenvoudige, bedrijfsvoering. Onder de gegeven omstandigheden was verdachte als bestuurder niet alleen bevoegd, maar ook redelijkerwijs gehouden maatregelen te treffen ter voorkoming van of beëindiging van de hem ter ore gekomen verboden gedragingen. Het enkele feit dat verdachte medebestuurder [betrokkene] in 2008 op het gesjoemel met incasso’s heeft aangesproken en deze hem een lijst liet zien waaruit verdachte – naar zijn eigen zeggen – kon afleiden dat de ten onrechte geïncasseerde bedragen waren terugbetaald en het daarmee zou zijn opgelost, is naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onvoldoende om tot een ander oordeel ten aanzien van de verboden gedragingen te komen. Gelet op zijn verantwoordelijkheid als bestuurder van de B.V. had het op de weg van verdachte gelegen om – vanaf het moment dat hij kennis nam van het gesjoemel met incasso’s – zelf (met regelmaat) de administratie van de B.V. te controleren of door een onafhankelijke accountant te laten controleren. Voornoemde verantwoordelijkheid en wetenschap van verdachte, in combinatie met het feit dat hij nadien vaker door [getuige] is aangesproken op het stelselmatige afschrijven van onrechtmatige incasso’s bij klanten, maakt dat verdachte niet zonder nadere actie op de door hem gestelde toezeggingen van [betrokkene] – wat daar verder ook van zij –, dan wel op de onderlinge taakverdeling binnen de B.V. mocht afgaan.
Verdachte heeft geen maatregelen getroffen ter voorkoming of beëindiging van de verboden gedragingen en is nalatig geweest door in de situatie te berusten. Daarmee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verboden gedragingen zich (opnieuw) zouden voordoen, hetgeen ook is gebeurd. Verdachte wordt daarmee geacht de verboden gedragingen opzettelijk te hebben bevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het onder primair tenlastegelegde feitelijk leidinggeven door verdachte aan de door de rechtspersoon gepleegde verboden gedragingen, te weten diefstal door middel van een valse sleutel, te weten de onterechte automatische incasso’s, meermalen gepleegd in de periode van januari 2008 tot en met augustus 2011, wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Veko Woonhuisbeveiliging B.V. in de periode van 1 januari 2008 tot en met
31 augustus 2011 in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening telkens heeft weggenomen een bedrag ter hoogte van € 149,95 en andere geldbedragen, toebehorende aan anderen dan aan Veko Woonhuisbeveiliging B.V., waarbij Veko Woonhuisbeveiliging B.V. de weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte tezamen en in vereniging met een ander, feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het onder primair bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot de maximale taakstraf van 240 uur, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf aangewezen is, waarbij rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Een beveiligingsbedrijf, waarvan verdachte een van de bestuurders was, heeft gedurende meerdere jaren onrechtmatig geldbedragen van particuliere klanten geïncasseerd. Het gaat om forse bedragen van vaak meerdere duizenden euro’s. Hoewel verdachte op enig moment op de hoogte was van het gesjoemel met incasso’s, heeft hij, hoewel hij daartoe bevoegd en gehouden was, geen adequate maatregelen genomen om de strafbare gedragingen van de B.V. te stoppen dan wel herhaling te voorkomen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk, temeer daar tientallen particulieren door deze handelwijze fors zijn benadeeld en civiele vorderingen zijn ingediend tot een totaal van € 83.498,29. Het is voor de benadeelden onbegrijpelijk, zoals ook tijdens de zitting door een van de benadeelden heel treffend is beschreven, dat notabene een beveiligingsbedrijf zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De rechtbank houdt verdachte als bestuurder en feitelijk leidinggevende daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op een over verdachte opgemaakt gedateerd reclasseringsadvies van 11 augustus 2016 waaruit blijkt dat de reclassering zich onthoudt van een strafadvies omdat verdachte het hem tenlastegelegde heeft ontkend.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Daarin staat dat bij een fraude tussen de € 70.000,- en € 125.000,- een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden past of een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Nu verdachte niet recent voor vergelijkbare feiten is veroordeeld, zal de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf maanden hanteren.
Mede gelet op het forse tijdsverloop in de zaak en in aanmerking nemende de persoonlijke omstandigheden van de thans 66-jarige verdachte, die na een schuldsaneringstraject twee dagen per week post bezorgt om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uur, bij niet verrichten te vervangen door
90 dagen hechtenis, passend en geboden. Teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw vergelijkbare strafbare feiten zal plegen, zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden opleggen, met een proeftijd van 3 jaar.

8.De schade van benadeelde partijen

Voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, hebben zich de hierna vermelde personen op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partijen vorderen veroordeling van verdachte tot betaling van (telkens) na te melden bedragen, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Indien dit niet nader wordt gespecificeerd, bestaat de schade telkens uit de post ten onrechte geïncasseerde termijnen in verband met een service- en onderhoudscontract en betreft het materiële schade.
De benadeelde partijen en de hoogte van hun vorderingen zijn:
1. [slachtoffer 1] [7] € 2.999,-
2. [slachtoffer 2] [8] € 1.799,40
3. [slachtoffer 3] [9] € 149,95
4. [slachtoffer 4] [10] € 2.947,70
bestaande uit de posten:
-
onterechte incasso’s € 2.699,10
-
verzendkosten (aangetekend) 2 x € 7,50 € 15,-
-
reiskosten € 29,12
-
verlof € 54,48
-
immateriële schade € 150,-
5. [slachtoffer 5] [11] € 1.495,-
6. [slachtoffer 6] [12] € 1.799,50
7. [slachtoffer 7] [13] € 2.999,-
8. [slachtoffer 8] [14] € 2.247,51
9. [slachtoffer 9] [15] € 1.499,50
10. [slachtoffer 10] [16] € 2.399,20
11. [slachtoffer 11] [17] € 495,-
12. [slachtoffer 12] [18] € 2.549,15
13. [slachtoffer 13] [19] € 1.049,50
14. [slachtoffer 14] [20] € 1.749,50
bestaande uit de posten:
-
onterechte incasso’s € 1.499,50
-
immateriële schade € 250,-
15. [slachtoffer 15] [21] € 2.986,03
bestaande uit de posten:
-
onterechte incasso’s € 2.936,03
-
kosten opvragen afschriften Rabobank € 50,-
16. [slachtoffer 16] [22] € 2.911,56
17. [slachtoffer 17] [23] € 3.448,85
18. [slachtoffer 18] [24] € 1.514,95
-
onterechte incasso’s € 1.499,95
-
kosten aangetekende brieven € 15,-
19. [slachtoffer 19] [25] € 1.199,60
20. [slachtoffer 20] [26] € 2.699,10
21. [slachtoffer 21] [27] € 3.298,90
22. [slachtoffer 22] [28] € 1.949,35
23. [slachtoffer 23] [29] € 149,95
24. [slachtoffer 24] [30] € 2.549,15
25. [slachtoffer 25] [31] € 2.029,20
bestaande uit de posten:
-
onterechte incasso’s € 1.799,40
-
reiskosten naar politiebureau € 7,-
-
reiskosten naar rechtsbijstand € 2,80
-
tijdverzuim (10 uur à € 22,-) € 220,-
26. [slachtoffer 26] [32] € 4.325,37
27. [slachtoffer 27] [33] € 1.349,55
28. [slachtoffer 28] [34] € 1.649,45
29. [slachtoffer 29] [35] € 165,-
30. [slachtoffer 30] [36] € 1.799,40
31. [slachtoffer 31] [37] € 2.099,30
32. [slachtoffer 32] [38] € 1.499,50
33. [slachtoffer 33] [39] € 2.595,22
bestaande uit de posten:
-
onterechte incasso’s € 2.399,20
-
kosten voor rechtsbijstand € 196,02
34. [slachtoffer 34] [40] € 1.349,55
35. [slachtoffer 35] [41] € 1.499,50
36. [slachtoffer 36] € 2.549,15
37. [slachtoffer 37] € 165,-
38. [slachtoffer 38] € 3.748,75
39. [slachtoffer 39] € 1.617,-
40. [slachtoffer 40] [42] € 1.649,45
41. [slachtoffer 41] € 330,-
42. [slachtoffer 42] € 1.357,05
-
onterechte incasso’s € 1.349,55
-
kosten aangetekende brief € 7,50
43. [slachtoffer 43] € 2.849,05
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Alle vorderingen van de benadeelde partijen dienen, met uitzondering van de gevorderde immateriële schadevergoeding, te worden toegewezen voor zover deze betrekking hebben op de periode 1 januari 2008 tot en met 31 augustus 2011, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Bij de vorderingen dient rekening te worden gehouden met het feit dat op basis van het onderhoudscontract één jaarlijkse afschrijving verschuldigd was.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is met de officier van justitie van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen voor zover deze betrekking hebben op de periode januari 2008 tot en met augustus 2011, omdat verdachte toen zijn werkzaamheden als bestuurder van Veko heeft beëindigd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen in hun vordering – voor zover hierna niet anders vermeld – ontvankelijk en zijn de vorderingen (deels) gegrond voor zover de gevorderde materiële schade is ontstaan in de bewezenverklaarde periode van 1 januari 2008 tot en met 31 augustus 2011 en aldus een relatie is te leggen met de bewezenverklaarde feiten. Daar waar de rechtbank heeft geconstateerd dat in de geclaimde bedragen ook de jaarlijks contractueel verschuldigde onderhoud- en servicekosten zijn opgenomen, dient ten aanzien van dat bedrag niet-ontvankelijkheid te volgen. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De opgevoerde schadeposten zijn (deels) voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank acht het derhalve redelijk en billijk deze posten toe te wijzen. De rechtbank zal het gevorderde van de benadeelde partijen in zoverre toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor zover door de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 25] kosten zijn gevorderd in verband met tijdverzuim acht de rechtbank de hoogte van de vordering van [slachtoffer 4] redelijk en billijk en zal de rechtbank bij [slachtoffer 25] , ingevolge het Besluit tarieven in strafzaken, uitgaan van een forfaitair bedrag van 6,81 per uur zoals dat ook geldt voor getuigen.
De benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 18] , [slachtoffer 27] , [slachtoffer 34] , [slachtoffer 35] , [slachtoffer 37] , [slachtoffer 39] , [slachtoffer 41] en [slachtoffer 42] worden in het geheel niet-ontvankelijk verklaard nu de gevorderde materiële schade niet (aantoonbaar) is ontstaan in de bewezenverklaarde periode van 1 januari 2008 tot en met 31 augustus 2011.
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 23] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 28] , [slachtoffer 29] en [slachtoffer 32] worden in het geheel niet-ontvankelijk verklaard nu - in de bewezenverklaarde periode en zoals contractueel is overeengekomen - door Veko slechts éénmalig een bedrag voor onderhoud- en servicekosten is afgeschreven.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 14] niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde immateriële schade daar de onderhavige vermogensdelicten geen ‘aantasting in de persoon’ in de zin van artikel 6:106, lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek opleveren.
De betreffende benadeelde partijen zullen om die reden (voor dat deel) niet-ontvankelijk worden verklaard en kunnen de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Daar waar de benadeelde partijen bij hun vordering geen bankafschriften hebben overgelegd, maar wel in de aangifte dan wel de vordering de onterechte afschrijvingen nader hebben gespecificeerd, zal de rechtbank deze vorderingen – voor zover die betrekking hebben op de bewezenverklaarde periode van 1 januari 2008 tot en met 31 augustus 2011 – toewijzen, nu de verdediging deze vorderingen niet dan wel onvoldoende heeft betwist.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen, in alle gevallen waarbij (een deel van) de vordering wordt toegewezen, de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht door respectievelijk de nagenoemde feiten, met uitzondering van de door [slachtoffer 33] gevorderde proceskosten, nu deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als schade die rechtstreeks voortvloeit uit de onder primair bewezenverklaarde strafbare feiten

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen van na te melden bedragen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2011:
[slachtoffer 1] € 1.199,-
[slachtoffer 2] niet-ontvankelijk
[slachtoffer 3] niet-ontvankelijk
[slachtoffer 4] € 1.748,05
bestaande uit de posten:
-
9 onterechte incasso’s € 1.649,45
-
overige materiële kosten € 98,60
5. [slachtoffer 5] € 449,85
6. [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk
7. [slachtoffer 7] € 1.199,60
8. [slachtoffer 8] € 1.047,85
9. [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk
10. [slachtoffer 10] € 749,75
11. [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk
12. [slachtoffer 12] € 899,70
13. [slachtoffer 13] € 899,70
14. [slachtoffer 14] € 299,90
15. [slachtoffer 15] € 1.399,55
-
onterechte incasso’s € 1.349,55
-
overige materiële kosten € 50,-
16. [slachtoffer 16] € 1.349,55
17. [slachtoffer 17] € 1.349,55
18. [slachtoffer 18] niet-ontvankelijk
19. [slachtoffer 19] € 149,95
20. [slachtoffer 20] € 749,95
21. [slachtoffer 21] € 1.349,55
22. [slachtoffer 22] € 599,80
23. [slachtoffer 23] niet-ontvankelijk
24. [slachtoffer 24] € 1.199,60
25. [slachtoffer 25] € 1.427,45
-
onterechte incasso’s € 1.349,55
-
overige materiële kosten € 77,90
26. [slachtoffer 26] € 1.499,50
27. [slachtoffer 27] niet-ontvankelijk
28. [slachtoffer 28] niet-ontvankelijk
29. [slachtoffer 29] niet-ontvankelijk
30. [slachtoffer 30] € 1.049,65
31. [slachtoffer 31] € 749,75
32. [slachtoffer 32] niet-ontvankelijk
33. [slachtoffer 33] € 645,87
-
onterechte incasso’s € 449,85
-
proceskosten € 196,02
34. [slachtoffer 34] niet-ontvankelijk
35. [slachtoffer 35] niet-ontvankelijk
36. [slachtoffer 36] € 1.199,60
37. [slachtoffer 37] niet-ontvankelijk
38. [slachtoffer 38] € 299,90
39. [slachtoffer 39] niet-ontvankelijk
40. [slachtoffer 40] € 1.499,50
41. [slachtoffer 41] niet-ontvankelijk
42. [slachtoffer 42] niet-ontvankelijk
43. [slachtoffer 43] € 1.199,60
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
31 augustus 2011,met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van het aantal dagen dat hierna is vermeld zal worden toegepast, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met het bepaalde in de artikelen 24c, lid 3 Sr en artikel 60a Sr, dat de op te leggen vervangende gevangenisstraf het maximum van een jaar niet mag overschrijden.
aantal dagen
vervangende hechtenis
[slachtoffer 1] € 1.199,- 17 dagen
[slachtoffer 2] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 3] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 4] € 1.748,05 23 dagen
[slachtoffer 5] € 449,85 7 dagen
[slachtoffer 6] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 7] € 1.199,60 17 dagen
[slachtoffer 8] € 1.047,85 16 dagen
[slachtoffer 9] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 10] € 749,75 11 dagen
[slachtoffer 11] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 12] € 899,70 12 dagen
[slachtoffer 13] € 899,70 13 dagen
[slachtoffer 14] € 299,90 3 dagen
[slachtoffer 15] € 1.399,55 19 dagen
[slachtoffer 16] € 1.349,55 19dagen
[slachtoffer 17] € 1.349,55 19 dagen
[slachtoffer 18] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 19] € 149,95 2 dagen
[slachtoffer 20] € 749,95 11 dagen
[slachtoffer 21] € 1.349,55 19 dagen
[slachtoffer 22] € 599,80 8 dagen
[slachtoffer 23] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 24] € 1.199,60 18 dagen
[slachtoffer 25] € 1.427,45 20 dagen
[slachtoffer 26] € 1.499,50 20 dagen
[slachtoffer 27] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 28] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 29] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 30] € 1.049,65 17 dagen
[slachtoffer 31] € 749,75 11 dagen
[slachtoffer 32] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 33] € 449,85 6 dagen
[slachtoffer 34] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 35] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 36] € 1.199,60 17 dagen
[slachtoffer 37] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 38] € 299,90 3 dagen
[slachtoffer 39] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 40] € 1.499,50 20 dagen
[slachtoffer 41] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 42] niet-ontvankelijk -
[slachtoffer 43] € 1.199,60 17 dagen
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. Y. Cenik en mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van Politie eenheid Oost-Nederland, recherche Deventer van 7 augustus 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 1 maart 2017, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [betrokkene] d.d. 6 november 2012, p. 23-25.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 15 januari 2015, p. 26-27.
5.Proces-verbaal terechtzitting van 1 maart 2017, inhoudende de verklaring van verdachte.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 november 2014, p. 18-22.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 5 november 2012, pagina 53-57.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 17 september 2012, pagina 104-110.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 30 oktober 2012, pagina 112-118.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 7 september 2012, pagina 153-186.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 7 september 2012, pagina 187-189.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 11 september 2012, pagina 190-216.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] d.d. 17 oktober 2012, pagina 217-248.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] d.d. 27 augustus 2012, pagina 341-344.
15.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] d.d. 14 september 2012, pagina 351-352.
16.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] d.d. 14 september 2012, pagina 353-375.
17.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] d.d. 10 september 2012, pagina 376-380.
18.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 12] d.d. 20 september 2012, pagina 401-403.
19.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 13] d.d. 27 september 2012, pagina 404-406.
20.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 14] d.d. 11 september 2012, pagina 407-409.
21.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 15] d.d. 10 november 2012, pagina 410-425.
22.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 16] d.d. 7 september 2012, pagina 464-476.
23.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 17] d.d. 24 september 2012, pagina 592-599.
24.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 18] d.d. 10 september 2012, pagina 608-616.
25.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 19] d.d. 16 oktober 2012, pagina 554-555.
26.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 20] d.d. 11 september 2012, pagina 528-548.
27.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 21] d.d. 13 september 2012, pagina 481-521.
28.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 22] d.d. 17 september 2012, pagina 629-631.
29.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 23] d.d. 3 oktober 2012, pagina 640-641.
30.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 24] d.d. 30 augustus 2012, pagina 660-662.
31.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 25] d.d. 10 september 2012, pagina 663-665.
32.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 26] d.d. 17 september 2012, pagina 666-668.
33.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 27] d.d. 11 september 2012, pagina 674-676.
34.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 28] d.d. 2 oktober 2012, pagina 677-694.
35.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 29] d.d. 26 september 2012, pagina 695-698.
36.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 30] d.d. 11 september 2012, pagina 701-703.
37.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 31] d.d. 11 september 2012, pagina 746-748.
38.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 32] d.d. 11 september 2012, pagina 751-753.
39.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 33] d.d. 27 februari 2013, pagina 778-792.
40.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 34] d.d. 17 september 2012, pagina 848-854.
41.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 35] d.d. 25 september, map 7 benadeelde partijen.
42.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 40] d.d. 10 september, map 7 benadeelde partijen.