ECLI:NL:RBOVE:2017:1059

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
C/08/198382 / KG RK 17-257
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.H.S. Lebens - de Mug
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen vergoeding voor tijdverzuim van getuige in strafzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 maart 2017 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van [X], een zelfstandig ondernemer, tegen de vergoeding die hem was toegekend voor zijn tijdverzuim als getuige in een strafzaak. Het bezwaarschrift was ingediend op 21 februari 2017, en betrof een eerdere beschikking van 8 februari 2017 waarin een vergoeding van € 86,73 was vastgesteld voor vervoerskosten en tijdverzuim. [X] vond deze vergoeding niet toereikend en stelde dat hij door zijn getuigenverklaring 8,5 uur niet had kunnen werken, wat leidde tot een inkomstenderving die hoger was dan de toegekende vergoeding.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat [X] ontvankelijk was. Na beoordeling van de argumenten van [X] en de wettelijke bepalingen, concludeerde de rechter dat de vergoeding voor tijdverzuim niet in verhouding stond tot de werkelijke schade die [X] had geleden. De rechter oordeelde dat [X] recht had op een redelijke vergoeding voor zijn tijdverzuim, rekening houdend met zijn uurtarief van € 112,00 per uur.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het bezwaar gegrond verklaard, de eerdere beschikking vernietigd en de vergoeding vastgesteld op € 518,46, die in de plaats treedt van de vernietigde beschikking. Deze uitspraak benadrukt het belang van een redelijke vergoeding voor getuigen die tijd en moeite investeren om aan een rechtszaak deel te nemen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/198382 / KG RK 17-257
Beschikking van de voorzieningenrechter van 3 maart 2017
in de zaak van
[X],
wonende te [plaats] ,
bezwaarde, hierna te noemen ‘ [X] ’.

1.De procedure

1.1.
Op 21 februari 2017 is bij deze rechtbank binnen gekomen een bezwaarschrift ex artikel 8 lid 2 Wet tarieven in strafzaken (hierna: Wtsz) van [X] tegen de beschikking van 8 februari 2017 waarbij door de griffier van deze rechtbank aan [X] een vergoeding is toegekend voor het verschijnen als getuige bij de rechter-commissaris in verband met een onderzoek in de strafzaak tegen [Y] , met RC-nummer 16/1541 en parketnummer 08/952730-15.
1.2.
[X] heeft in zijn bezwaarschrift niet de wens te kennen gegeven te willen worden gehoord, zodat op de voet van het bepaalde in artikel 11 Wtsz op het bezwaar zonder nadere mondelinge behandeling zal worden beslist.

2.De beoordeling

2.1.
Gelet op de termijn als genoemd in artikel 10 Wtsz is het bezwaar tijdig ingediend en is [X] daarin ontvankelijk.
2.2.
In genoemde beschikking is aan [X] als vergoeding toegekend:
- vervoerskosten (per openbaar vervoer) € 42,46
- tijdverzuim 1,5
- reistijd
5,0
6,5 uur à € 6,81 per uur
€ 44,27
Totaal € 86,73
2.3.
In zijn bezwaarschrift geeft [X] aan de vergoeding niet toereikend te vinden. Hij stelt daartoe – samengevat – dat hij als zelfstandig ondernemer (arbeidsdeskundige) een uurtarief van € 112,00 per uur, exclusief btw, hanteert en dat hij door het afleggen van de getuigenverklaring 8,5 uur (wegens voorbereiding 2 uur, getuigenverhoor 1,5 uur en reistijd 5 uur) niet heeft kunnen werken. Ter onderbouwing van het tijdverzuim wegens voorbereiding voert [X] aan dat de uitnodiging om als getuige op te treden – zonder verdere toelichting daarover – werd gericht aan zijn voormalig werkgever BSH in Uden die [X] dienaangaande informeerde, dat [X] niet wist om wie het ging en na contact te hebben opgenomen met de griffie van deze rechtbank het telefoonnummer van de advocaat heeft verkregen die na telefonisch contact aan [X] de nodige informatie verschafte, dat [X] voor de betreffende persoon als arbeidsdeskundige in 2013 – toen nog werkend voor BSH – arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen heeft gedaan en dat [X] om zich goed te kunnen voorbereiden als getuige voor de zitting zijn rapportages van die beoordelingen – van ruim 3½ jaar geleden – bij zijn voormalig werkgever heeft opgevraagd en verkregen. [X] stelt dat genoemde acties, het doornemen van zijn oude rapporten en verdere communicatie tezamen ongeveer 2 uur vergden en dat zijn inkomstenderving meer bedraagt dan de toegekende vergoeding van € 86,73. Hij zou dan ook graag zien dat een vergoeding wordt toegekend die redelijker is.
2.4.
Gezien de door de [X] gegeven motivering gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het bezwaar zich richt tegen de vergoeding voor tijdverzuim en niet tegen de vergoeding voor reiskosten.
2.5.
De Memorie van Toelichting op de Wtsz gaat ervan uit dat degene die voldoet aan een oproeping (in dit geval om als getuige voor een rechter te verschijnen) en daardoor aan de rechtsbedeling zijn tijd geeft, aanspraak heeft op een redelijke vergoeding voor dat tijdverzuim. Uit de mogelijkheid die de wetgever biedt om tegen een beschikking van de griffier bezwaar in te dienen, leidt de voorzieningenrechter af dat de rechter de bevoegdheid heeft een beschikking van de griffier als de onderhavige te toetsen aan de vraag of de toegekende vergoeding in het specifieke geval als redelijk is aan te merken. Een andere opvatting over die toetsing zou alle betekenis aan de bezwaarmogelijkheid ontnemen.
2.6.
Bij de vaststelling van een redelijke vergoeding dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter enerzijds rekening te worden gehouden met de daadwerkelijke negatieve inkomsten, die het gevolg zijn van loonderving en anderzijds met de burgerschapsplicht om als getuige in het algemeen belang er aan mee te werken dat een strafproces zijn loop kan hebben. Op grond hiervan en op basis van de overgelegde stukken, waaruit de inkomstenderving van [X] blijkt, komt de voorzieningenrechter tot de hierna vermelde berekening voor tijdverzuim met bijbehorende vergoeding die zij redelijk acht en zal toekennen.
2.7.
[X] is opgeroepen om op 8 februari 2017 als getuige te verschijnen voor de rechter-commissaris in de onder 1.1. genoemde strafzaak. Het horen van [X] als getuige heeft geduurd van 13.30 uur tot 15.00 uur. De griffier heeft hiervoor terecht een vergoeding van 1,5 uur aan tijdverzuim toegekend, naast de eveneens terecht toegekende vergoeding van 5 uur aan tijdverzuim wegens reistijd. [X] heeft echter genoegzaam onderbouwd dat hij tevens 2 uur heeft moeten besteden aan de voorbereiding van het getuigenverhoor, zoals gemotiveerd onder 2.3. Daarom zullen aan hem 2 extra uren aan tijdverzuim worden toegekend. Het totale door [X] geleden tijdverzuim komt daarmee op 8,5 uur. Gelet op het tot zover berekende tijdverzuim en ervan uitgaande dat deze uren niet allemaal als declarabel kunnen worden aangemerkt, acht de voorzieningenrechter, op basis van vorenstaande en in overeenstemming met in het verleden bij vergelijkbare procedures genomen beslissingen, het billijk om in deze casus voor het berekenen van de vergoeding het tijdverzuim vast te stellen op 4,25 uur. Ten aanzien van het door [X] gestelde basisminimumtarief van € 112,00 per uur merkt de voorzieningenrechter op dat haar dat niet als bovenmatig voorkomt.
2.8.
Gelet op vorenstaande zal de vergoeding als volgt worden vastgesteld:
- vervoerskosten (per openbaar vervoer) € 42,46
- tijdverzuim en reistijd 4,25 uur à € 112,00 per uur
€ 476,00(exclusief btw)
Totaal € 518,46
2.9.
Het bezwaar zal gegrond worden verklaard.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verklaart het bezwaar gegrond,
3.2.
vernietigt de beschikking, uitgereikt aan [X] op 8 februari 2017,
3.3.
stelt de vergoeding vast op € 518,46,
3.4.
bepaalt dat deze beslissing in de plaats treedt van de vernietigde beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H.S. Lebens - de Mug en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2017.