In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 20 februari 2017, is een kort geding aanhangig gemaakt door eiser, die een affectieve relatie heeft gehad met mevrouw [A]. Uit deze relatie is op 4 september 2016 een dochter geboren. Vanwege de drugsproblematiek van [A] is jeugdhulpverlening betrokken bij de minderjarige dochter, die momenteel bij eiser verblijft. De verhouding tussen eiser en gedaagde is ernstig verstoord, wat heeft geleid tot dreigementen via WhatsApp door gedaagde aan eiser en zijn (schoon)ouders.
De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 14 februari 2017, waarbij gedaagde niet verscheen, wat resulteerde in verstek. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevorderde straat- en contactverboden niet onrechtmatig of ongegrond waren. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde dwangsom toegewezen, gemaximeerd op € 20.000,00, en gedaagde veroordeeld om deze te betalen bij overtreding van de verboden. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op € 605,00.
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis bepaald dat gedaagde gedurende twee jaar na betekening van het vonnis zich niet mag bevinden in bepaalde straten en geen contact mag opnemen met eiser, diens dochter en de ouders van beide partijen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. L.M. Rijksen.