5.9.Ten aanzien van de nek/schouderklachten, de hoofdpijnklachten en tintelingen in arm en been stelt de rechtbank het volgende voorop.
De toedracht van het ongeval is tussen partijen niet in geschil. Dat daarbij sprake is geweest van een acceleratiemechanisme acht de rechtbank voldoende aannemelijk.
Verder volgt uit de medische stukken over deze klachten dat [X] :
- op 8 september 2000 het spreekuur van de Arbo-arts heeft bezocht en door de Arbo-arts is genoteerd “arbeidsongeschikt t.g.v. auto ongeluk”
- op 29 mei 2001 de huisarts heeft bezocht wegens klachten van nek en hoofd en wisselend last van tintelingen in armen en voeten en dat medicatie (itraconazol) is voorgeschreven
- van 16 april 2003 tot 17 september 2003 onder behandeling is geweest van fysiotherapeut Warnaar wegens klachten van nekstijfheid en af en toe hoofdpijn en duizeligheid
- in april 2005 door zijn huisarts is verwezen naar revalidatiearts Vastenhold wegens restklachten na het ongeval in de zin van steeds wisselende nek-, schouder- en armklachten met dove gevoelens in de linkerarm
- op advies van de revalidatiearts vanaf oktober 2005 onder behandeling is geweest van Cesar oefentherapeut Streek
- sinds 2008 met tussenpozen is gezien door fysiotherapeut/haptonoom Middeljans met klachten vanuit de nek/schouders met opkomend hoofdpijn uitbreidend naar beneden en dat [X] in ieder geval in 2011 en 2012 door Middeljans is behandeld, waarbij sommige klachten in ernst zijn toegenomen.
Uit deze gegevens blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat vrijwel direct na het ongeval in ieder geval sprake is geweest van nek/schouder- en hoofdpijnklachten. Weliswaar heeft [X] daarvoor eerst op 29 mei 2001 medische hulp gezocht in de vorm van een bezoek aan zijn huisarts, maar in de medische correspondentie wordt het opkomen van deze klachten daags na het ongeval consequent vermeld. Ook blijkt hieruit dat [X] in de loop der tijd van deze klachten alsmede van de klacht van tintelingen in arm/hand melding is blijven maken. Ook in het deskundigenrapport van neuroloog Verhagen worden deze klachten vermeld, terwijl neuroloog Verhagen bovendien tot de conclusie is gekomen dat sprake is van onderlinge samenhang waar het gaat om verkregen informatie van [X] en de feiten zoals die uit het beschikbare medisch dossier naar voren komen.
Uit het deskundigenrapport valt voorts af te leiden dat [X] ervaart dat zijn zakelijke carrière door het ongeval minder voorspoedig is verlopen dan het geval zou zijn geweest zonder ongeval. Hij kan door de pijnklachten zijn huishouden niet zelf bijhouden, ervaart problemen met lange autoritten en is gestopt met een aantal sportieve hobby’s (voetbalkeeper op hoog niveau, kickboksen, taekwondo). Hieruit leidt de rechtbank af dat er wel degelijk activiteiten zijn die [X] sinds het ongeval nalaat of in verminderde mate uitoefent.
De discrepante bevindingen die neuroloog Verhagen heeft vastgesteld, bieden op zichzelf geen duidelijke aanknopingspunten voor de gedachte dat [X] de klachten van nek/schouderpijn, hoofdpijn en tintelingen simuleert of aggraveert. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat het deels discrepanties betreft die in het kader van het oriënterend neuropsychologisch onderzoek bij de MMSE zijn gevonden. Diengaande heeft neuroloog Verhagen, in reactie op het commentaar op het conceptrapport (blz. 14 rapport), aangegeven dat hij op basis van de algehele performance een betere score verwacht zou hebben maar dat de waarde niet significant afwijkend is. De andere discrepanties zien op bevindingen bij lichamelijk onderzoek van de cervicale wervelkolom en de schouders. Neuroloog Verhagen heeft bij dit onderzoek vastgesteld dat bewegingen geremd worden uitgevoerd en dat tijdens anamnese aan- en uitkleden en onderzoek op de onderzoeksbank sprake is van een normaal bewegingspatroon.
De rechtbank overweegt dat blijkens de beschikbare medische documentatie bij geen enkel ander onderzoek sprake is geweest van enige verdenking van simulatie of aggravatie van de klachten. Deze enkele bevindingen bij lichamelijk onderzoek van neuroloog Verhagen doen, mede bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen over het ongeval en de melding van klachten en de medische hulp die daarvoor is gezocht, dan ook geen afbreuk aan het realiteitsgehalte van de desbetreffende klachten. Anders dan Axa lijkt te betogen, is immers het totaalbeeld beslissend en dit laat in het onderhavige geval een plausibel geheel zien.
Dat [X] informatie zou hebben achtergehouden dan wel onjuistheden zou hebben verteld, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De door Axa gestelde achtergehouden informatie dan wel onjuistheden hebben betrekking op de reden van het ontslag bij Aegon, pre-existente rugklachten en de arbeidsactiviteiten van [X] en zien niet op het realiteitsgehalte van de gezondheidsklachten.
De omstandigheid dat [X] na het ongeval werkzaamheden heeft verricht en verschillende arbeidsactiviteiten heeft ontplooid doet in de omstandigheden van dit geval evenmin af aan de plausibiliteit van de klachten. Uiteraard speelt deze omstandigheid wel een rol bij de beoordeling van de mate waarin [X] als gevolg van de klachten wordt beperkt en tot welke schade dat leidt.