ECLI:NL:RBOVE:2016:981

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
C/08/170577 / HA ZA 15-224
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële ontbinding en schadevergoeding in koopovereenkomst jacht

In deze zaak vorderde eiser, een koper van een jacht, een gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding wegens gebreken aan het geleverde jacht. De koopovereenkomst was gesloten op 26 april 2012 tussen eiser en gedaagde 2, waarbij gedaagde 1 als bouwer werd genoemd. Eiser stelde dat er diverse gebreken aan het jacht waren, die niet waren hersteld ondanks herhaalde verzoeken. De rechtbank Overijssel oordeelde dat gedaagde 2 toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, maar dat er geen sprake was van verzuim, omdat de gebreken onvoldoende gespecificeerd waren in de ingebrekestellingen. De rechtbank wees de vordering tot partiële ontbinding en schadevergoeding af, maar kende wel de vordering tot herstel van de gebreken toe, met een dwangsom voor het geval gedaagde 2 niet aan deze verplichting voldeed. De vordering tegen gedaagde 1 werd afgewezen, omdat deze niet als contractspartij kon worden aangemerkt. De rechtbank veroordeelde gedaagde 2 tot betaling van een bedrag van € 3.755,04 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en tot herstel van de gebreken binnen vier weken na betekening van het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/170577 / HA ZA 15-224
Vonnis van 30 maart 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. F.J. Hommersom,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats 2] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. I.M.F. van Emstede.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden c.s.] dan wel [gedaagde 1] , respectievelijk [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 25 november 2015
  • de conclusie van dupliek tevens antwoordakte wijziging/vermeerdering eis
  • de akte houdende uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 26 april 2012 is tussen [gedaagde 2] als verkoper en [eiser] als koper een koopovereenkomst gesloten welke, voor zover thans van belang, luidt als volgt:
Koopovereenkomst
Tussen
[gedaagde 2] , (…)
Hierna te noemen Verkoper,
en
De heer [eiser] , (…)
Hierna te noemen Koper
Verkoper en koper verklaren overeen te zijn gekomen
Artikel 1:Koper koopt een Serious Yacht type:Gently 45 Low Bridge
Artikel 2:De Gently Low Bridge wordt geleverd op: mei 2013
Artikel 3De koopprijs bedraagt€ 500.000,=inclusief 19% BTW
In woorden: vijfhonderdduizend Euro
Met gelijktijdige inruil van: (…)
Artikel 4Betalingen worden gedaan in 7 termijnen door overmaking op rekeningnummer: (…) t.n.v. Rabobank Stichting Derden Gelden
[gedaagde 2] te [plaats 2]
(…)
Artikel 5:Verkoper levert de Serious Yacht Gently 45 Low Bridge met een garantie
van 24 maanden na levering.
Artikel 6:Op deze overeenkomst zijn de algemene leveringsvoorwaarden van de Hiswa van toepassing.
Artikel 7:Verkoper en koper verklaren, dat deze overeenkomst door de gevolmachtigde van de verkoper, de firma [gedaagde 2] , tot stand gekomen is.
Artikel 8:Het bestek van de Serious Yacht Gently 45 Low Bridge is onderdeel van deze overeenkomst.
In drievoud opgemaakt, te Zwartsluis
Datum: 26 april 2012 Datum: 26 april 2012
Koper: Verkoper
De her [eiser] [gedaagde 2]
De heer [A]
2.2.
In een van de bijlagen bij de koopovereenkomst staat als bouwer van Serious Yacht Gently 45 Low Bridge (verder: het jacht) genoemd ‘ [gedaagde 1] ’.
2.3.
Door de heer [B] van Garantex B.V., gevestigd te Hoogeveen is naar aanleiding van een onderzoek op 17 oktober 2013 een op 25 oktober 2013 gedateerd expertiserapport opgemaakt naar de staat van en de gebreken aan het jacht. In dit rapport wordt door [B] na een “globaal onderzoek” een aantal zaken als een technisch gebrek beschouwd. Voorts worden in dit rapport een twaalftal zaken na een globaal onderzoek als “leveringsklacht” beschouwd, waarbij het aan koper en verkoper was te bepalen “of hier zaken in zullen worden aangepast”.
2.4.
Bij brief d.d. 29 november 2013 aan [gedaagden c.s.] schrijft de advocaat van [eiser] onder meer als volgt:
“(…)
Ondanks diverse verzoeken en sommaties zijdens cliënt, is [gedaagde 2] /Serious Yachts/ [gedaagde 1] tot op heden nog steeds in gebreke met de nakoming van de overeenkomst, aangezien er nog steeds een groot aantal gebreken bestaan aan het schip. Cliënt heeft u inmiddels al meerdere malen in de gelegenheid gesteld om het schip af te leveren als tussen partijen overeengekomen en in dat kader alle gebreken te herstellen, maar tot op heden is dit u niet gelukt.
Ten aanzien van de geconstateerde gebreken en klachten heeft cliënt u ook al geïnformeerd over de wijze van herstel en, ondanks het feit dat u mondeling al diverse malen heeft toegezegd het één en ander in orde te zullen maken, is dit nog steeds niet gebeurd. Ik refereer hierbij aan de suggesties /voorstellen die cliënt heeft gedaan met betrekking tot de oplossing van de gebreken/klachten, welke ik voor de goed orde nogmaals bijvoeg.
(…)
Voor de goede orde merk ik overigens op dat de opsomming als door de expert gedaan niet als limitatief heeft te gelden.
Hierdoor sommeer ik u mij in ieder geval binnen 2 weken na dagtekening van deze brief te hebben bericht dat u aansprakelijkheid terzake bovengenoemde gebreken erkent, en mij ook te hebben bericht op welke wijze en binnen welke termijn u de problemen/gebreken/klachten terzake gaat oplossen.
Voor de goede orde wordt u hierbij in gebreke gesteld en sommeer ik u tot correcte nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
(…).”
2.5.
Bij brief van 6 december 2013 heeft [gedaagde 1] hierop gereageerd. In die brief wordt een deel van de gestelde gebreken erkend en een deel betwist.
2.6.
Bij brief van 31 januari 2014 schrijft de advocaat van [eiser] aan [gedaagden c.s.] onder meer als volgt:
“(…)
Inmiddels ben ik in de gelegenheid geweest om uw brief dd 6 december 2013 met cliënt te bespreken. Voorafgaande aan een inhoudelijke reactie heeft cliënt mij geïnformeerd, dat hij na 6 december 2013 nog enkele malen telefonisch contact heeft gehad met de heer [C] die kennelijk met cliënt contact had opgenomen om met deze een gesprek aan te gaan teneinde de klachten van cliënt te bespreken.
Client heeft in dat kader bij e-mailberichten van 17 en 18 december 2013 alsmede 8 januari 2014 u nog doen toekomen een opsomming van de gebreken zoals die zijn geconstateerd na het opmaken van het Garantex expertiserapport. Cliënt heeft aan de heer [C] aangegeven zeker open te staan voor een gesprek teneinde tot een regeling in der minne te geraken en een oplossing van de gebreken, maar in verband met zijn ervaringen in het verleden heeft hij ook aangegeven dat hij een heldere machtiging wenst te zien, verleend aan de heer [C] door u, om in dat kader ook regelingen aan te gaan.
Client merkt op dat hij in het verleden al drie keer besprekingen heeft gehad waarbij de gebreken aan het schip aan de orde zijn gesteld, en evenzo vele malen heeft de heer [C] toegezegd dat aan de gebreken zou worden gewerkt c.q. deze zouden worden opgelost, maar al deze toezeggingen blijken loze toezeggingen te zijn geweest. Dit is ook de reden waarom cliënt uiteindelijk geen andere keus had dan de bijstand van ondergetekende in te roepen.
Alsbijlage Atreft u aan onder andere het e-mailbericht van 8 januari 2014 van cliënt aan de heer [C] en u ontvangt een schriftelijk overzicht van de gebreken, genummerd 1 t/m 22, welke cliënt op dit moment aan het schip heeft vastgesteld, buiten de gebreken die zijn opgenomen in het Garantex expertiserapport, welke overigens is opgenomen onder nummer 23.
(…)
Met uw schrijven van 6 december 2013 constateer ik dat u feitelijk gezien zich beperkt tot een bloot ontkenning van de aan u gerichte verwijten en gestelde gebreken. Hiermee constateer ik dat u niet heeft voldaan aan mijn sommatie/ingebrekestelling en dat u terzake dan ook in verzuim bent.
Om overlappingen te voorkomen, treft u bijgaand aan alsbijlage Bhet schrijven van cliënt aan mij dd. 21 december 2013 waarin zeer uitgebreid en met bijlagen onderbouwd een reactie wordt gegeven op uw brief dd 6 december 2013. De bijlagen worden u met het postexemplaar van deze bief toegezonden.
Uit laatstgenoemde brief blijkt in mijn visie ondubbelzinnig dat [gedaagde 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de op de haar rustende verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat u een schip heeft geleverd dat niet aan de verwachtingen van cliënt beantwoord, althans een groot aantal gebreken bevat hetgeen niet conform is wat tussen partijen is overeengekomen maar tevens niet is wat cliënt in deze had mogen verwachten. Ik verzoek u dringend deze brief te bestuderen.
Cliënt heeft mij aangegeven nog steeds de voorkeur te hebben voor een regeling in der minne en langs deze weg wordt u dan ook nadrukkelijk uitgenodigd voor een bespreking ten kantore alhier om de geconstateerde tekortkomingen te bespreken en te bezien hoe partijen in der minne tot een oplossing kunnen komen.
(…)
Vanzelfsprekend blijven de rechtsgevolgen als aangezegd in mijn brief van 29 november 2013 gehandhaafd. Het zal de efficiënte van een bespreking overigens bevorderen wanneer u mij puntsgewijs op voorhand schriftelijk het standpunt zult willen doen toekomen ten aanzien van de in de bijlage bij deze brief genoemde onderwerpen, zodat ook voortvarend kan worden doorgepakt met betrekking tot hersteld van de gebreken.
(…).”
2.7.
Nadien zijn enige contacten geweest tussen partijen al dan niet via de advocaat van [eiser] .
2.8.
In opdracht van [gedaagde 1] is op 12 september 2014 door [D] een ‘2e Rapport van Expertise’ opgesteld. Hierin is het volgende resumé opgenomen:
“Zoals al in de toelichting en deels ook in de beantwoording per item is aangegeven, zijn wij van mening dat een groot aantal van de door wederpartij aangegeven klachten terug te voeren is op enerzijds een onjuiste of onvolledige voorstelling van de uiteindelijke resultaten door wederpartij, anderzijds een onvolledige omschrijving of vastleggen van de specificaties van de diverse systemen aan boord door beide partijen. Wij duiden hier onder meer op de generatorset, de spudpaal-installatie, verwarmingssysteem enzovoorts. Zodoende betreffen de claims van wederpartij in veel gevallen mogelijk alternatieve uitvoeringen, verbeteringen of verfraaiingen, toch is er van een wezenlijk gebrek of tekortkoming van de zijde van [gedaagde 1] geen sprake.”
2.9.
[eiser] heeft uiteindelijk nogmaals de volgens hem nog steeds bestaande gebreken voorgelegd aan een expert van CED-expertisebureau Het betreft dezelfde expert [B] die het jacht al eerder heeft onderzocht. Dit rapport van expertise is gedateerd 3 februari 2015.
De tekst van dit rapport luidt, voor zover thans van belang:
(..)
2. Inleiding
Voorgeschiedenis
In 2013 hebben wij een schadeclaim in behandeling genomen namens Unigarant verzekeringen. Tijdens ons bezoek aan boord van de EDAV in 2013 hebben wij diverse technische gebreken vastgelegd waarvan wij rapport hebben opgemaakt.
Naast onze lijst met gebreken hebben wij een aantal geclaimde gebreken beoordeeld maar die niet opgenomen als ‘gebrek’ maar als ‘klacht’. Wij konden niet van alle klachten beoordelen of zij terecht waren, maar voor een gerenommeerde jachtbouwer zouden die punten naar onze mening wel moeten worden besproken en/of opgelost.
Nieuwe opdracht
Op 20 januari 2015 ontvingen wij opdracht van de heer [eiser] om een aantal klachten en gebreken te beoordelen. Geen van de door ons genoemde gebreken of klachten uit 2013 bleken te zijn opgelost. Daarnaast bleek er een fors aantal nieuwe klachten en gebreken aan het licht te zijn gekomen. Op 20 januari 2015 ontvingen wij een overzicht met klachten en gebreken van de heer [eiser] met het verzoek daar per punt een mening over te geven.

3.Onderzoek klachten en gebreken

Op 2 oktober 2014 heeft expertisebureau [D] experts de lijst met klachten van de heer [eiser] al aan boord onderzocht. Wij ontvingen twee documenten met bevindingen van het expertisebureau (…)
  • Puntsgewijze reactie op de gebrekenlijst van verzekerde.
  • (2e) Rapport van expertise.

Daarnaast ontvingen wij een CD met een groot aantal onderbouwende foto’s en documenten van de heer [eiser] .

Beoordelingskaders [D]
Als expertisebureau namens de werf heeft [D] de lijst met klachten en gebreken uitsluitend getoetst aan onder andere de CE normeringen, bouwvoorschriften en beschikbare bouwbestekken. Klachten die niet strijdig waren met de regels of gebruikelijke bouwvoorschriften werden als ‘geen gebrek’ gerapporteerd.
Beoordelingskaders CED expertises
Als expert namens koper hebben wij naast de toetsing aan de voornoemde ‘strakke’ criteria de lijst met klachten en gebreken ook getoetst aan andere kaders en richtlijnen.
Zoals:
  • Technische en cosmetische afwerkingsgraad.
  • Vaar-, leef- en gebruikscomfort, te verwachten bij een luxe jacht van deze prijs.
  • Morele verplichtingen van een bouwer van een product van deze waarde.
  • Conformiteit, servicegerichtheid, overlegstructuur, ontwerp en bestekeisen.
  • Nauwgezetheid van handboeken, documentaties en ontwerpen.
Op basis van de beschikbare informatie hebben wij een overzicht opgesteld (bijlage3).
Hierin zijn in korte vorm de bevindingen van beide experts op rij gezet.

4.Conclusie en advies

  • Een aantal gebreken en klachten zijn gegrond verklaard door beide experts.
  • Over een aantal zaken bestaat verschil van inzicht vanwege het toepassen van verschillende toetsingscriteria
  • Over een aantal zaken bestaat een verschil van inzicht.
De door beide experts vastgestelde gebreken zouden direct moeten worden opgelost.
De punten waarover verschil van mening bestaat zouden in een finale poging tot een vergelijk te komen nog eenmaal besproken kunnen worden door partijen. Indien dit niet tot resultaat leidt zouden deze resterende punten aan een onafhankelijk derde deskundige moeten worden voorgelegd voor een bindend advies.
Naar onze mening zou echter eerst juridisch vastgelegd moeten worden aan welke criteria de lijst met klachten en gebreken dient te worden getoetst. Een gerechtelijke uitspraak hierover lijkt onvermijdelijk, waardoor de inzet van een door de rechtbank aangewezen en aangestuurde deskundige de meest voor de hand liggende keuze lijkt.
(…).
2.1
Bij het rapport is als bijlage 3 een lijst genaamd ‘Inventarisatie klachten en gebreken EDAV’ gevoegd. Op die lijst zijn de door [B] geïnventariseerde en van [eiser] afkomstige klachten opgenomen, genummerd 1 tot en met 53 (sommige nummers nog onderverdeeld). Op deze lijst heeft [B] (onder CED) aangegeven wat naar zijn mening moet worden beschouwd als een gebrek of wat moet worden beschouwd als een klacht. Een gebrek is door hem gedefinieerd als een ‘technisch gebrek getoetst aan bouwvoorschriften of CE’. Een klacht is door hem gedefinieerd als een ‘klacht van koper, arbitrair (afhankelijk van toetsingscriteria) of dit als gebrek te beschouwen is’. Voorts heeft [B] op de lijst aangegeven op welke punten [D] in het 2e Rapport van Expertise de door [eiser] gestelde tekortkoming heeft gekwalificeerd als ‘gebrek’ dan wel ‘geen gebrek’.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis, samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
Uit te spreken de gedeeltelijke ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst;
[gedaagden c.s.] , hoofdelijk, te veroordelen tot een bedrag ten titel van schadevergoeding uit hoofde van de aan deze toerekenbare tekortkoming, bestaande uit de kosten gemoeid met de werkzaamheden om het schip alsnog te laten beantwoorden aan de tussen partijen gesloten overeenkomst, althans de staat welke [eiser] in deze had mogen verwachten, nader op te maken bij staat en vast te stellen volgens de wet;
[gedaagden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot een bedrag ten titel van ongerechtvaardigde verrijking met betrekking tot het teakdek ter hoogte van € 3.075,04, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ten titel van kosten ex 6:96 BW, te weten een bedrag ad € 4.252,76, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Subsidiair
De gevolgen van de koopovereenkomst te wijzigen in dier voege dat de door [eiser] verschuldigde kooprijs wordt verminderd met een bedrag, op te maken bij staat en vast te stellen volgens de wet, bestaande uit de kosten gemoeid met de werkzaamheden om het schip alsnog te laten beantwoorden aan de tussen partijen gesloten overeenkomst, althans de staat welke [eiser] had mogen verwachten;
[gedaagden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot een bedrag ten titel van ongerechtvaardigde verrijking met betrekking tot het teakdek ter hoogte van € 3.075,04, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagden c.s.] hoofdelijk te verordelen tot betaling van schadevergoeding ten titel van kosten ex 6:96 BW, te weten een bedrag ad € 4.252,76, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Meer subsidiair
[gedaagden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot het op haar kosten deugdelijk doen herstellen/uitvoeren van de onderwerpen zoals in de conclusie van repliek (randnummer 83) omschreven en waar nodig gecompleteerd conform de rapportage van de deskundige de heer [B] onder de nummers 1 t/m 53, danwel een deskundige te benoemen die het schip zal onderzoeken teneinde de bevindingen van de deskundige [B] te toetsen;
[gedaagden c.s.] te veroordelen tot het op haar kosten herstellen van de alsdan vastgestelde onderwerpen binnen een termijn als door de rechtbank redelijk wordt beoordeeld, met het opnemen van een dwangsom wanneer [gedaagden c.s.] in gebreke blijft binnnen de door de rechtbank gestelde termijn alle werkzaamheden uit te voeren;
[gedaagden c.s.] te veroordelen in de kosten van het deskundigenonderzoek en reeds nu voor alsdan te bepalen dat [gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeeld wordt in de kosten van de deskundige gemoeid met het toetsen/begeleiden van de door [gedaagden c.s.] uit te voeren herstelwerkzaamheden;
Reeds nu voor alsdan te bepalen dat, wanneer [gedaagden c.s.] ondanks dwangsomoplegging in gebreke blijft de werkzaamheden uit te voeren waartoe zij is veroordeeld, de gedeeltelijke ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst uit te spreken en [gedaagden c.s.] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en vast te stellen volgens de wet, bestaande uit de kosten welke derden in rekening zullen brengen om alsnog de betreffende werkzaamheden deugdelijk uit te voeren;
[gedaagden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot een bedrag ten titel van ongerechtvaardigde verrijking met betrekking tot het teakdek ter hoogte van € 3.075,04, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ten titel van kosten ex 6:96 BW, te weten een bedrag ad € 4.252,76, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden c.s.] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een aan [gedaagden c.s.] toerekenbare tekortkoming. [gedaagden c.s.] heeft niet geleverd wat [eiser] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst had mogen verwachten. Voor een alomvattende samenvatting van de aan [gedaagden c.s.] toerekenbare tekortkoming verwijst [eiser] naar bijlage 3 van het (laatste) rapport van [B] . Omdat [gedaagden c.s.] diverse aan haar gestelde fatale termijnen heeft laten verlopen verkeert [gedaagden c.s.] ook al geruime tijd in verzuim. Omdat de rechtsverhouding tussen de diverse partijen/vennootschappen diffuus is houdt [eiser] beide vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk en verantwoordelijk voor een deugdelijke nakoming van de koopovereenkomst. [eiser] wijst in dit verband onder meer naar de inhoud van de koopovereenkomst waar in artikel 7 wordt verklaard dat de betreffende overeenkomst door de gevolmachtigde van de verkoper, [gedaagde 2] , tot stand zou zijn gekomen, maar dat dit ook de partij is die als verkopende partij optreedt. Dit is dus innerlijk tegenstrijdig, aldus [eiser] .
4.2.
[gedaagden c.s.] betwist de stellingen van [eiser] . Met betrekking tot de door [eiser] gestelde hoofdelijke aansprakelijkheid verweert zij zich met de stelling dat [eiser] van de hoed en de rand wist, namelijk dat [gedaagde 1] zijn contractspartij was. Dat in de koopovereenkomst [gedaagde 2] als verkoper wordt genoemd terwijl artikel 7 van de overeenkomst aangeeft dat [gedaagde 2] de overeenkomst als gevolmachtigde van de verkoper sluit, berust op een vergissing die [eiser] onderkend moet hebben. Zij wijst in dit verband ook naar het bestek waarin [gedaagde 1] als bouwer/verkoper wordt genoemd.
4.3
Allereerst ligt de vraag voor wie de contractspartij van [eiser] is.
De rechtbank stelt voorop dat het voor het antwoord op de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, 1981, 635). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Hieromtrent oordeelt de rechtbank als volgt.
In de tekst van de overeenkomst is, zowel in de aanhef als aan het slot, [gedaagde 2] als verkoper genoemd. De naam van [gedaagde 1] wordt in de koopovereenkomst niet genoemd. In een van de bijlagen (door [gedaagde 1] het bestek genoemd) staat de volgende tekst:
Bouwer: [gedaagde 1]. Dat [gedaagde 1] de verkoper is, zoals door [gedaagden c.s.] gesteld, is derhalve geenszins uit de stukken af te leiden, wel is duidelijk dat in artikel 7 van de koopovereenkomst een vergissing is gemaakt. Een en ander leidt tot de conclusie dat [gedaagde 2] als verkoper van het jacht moet worden aangemerkt. De vorderingen tegen [gedaagde 1] moeten worden afgewezen. Gelet op het feit dat [gedaagde 1] zich (ook buiten de procedure) op het standpunt heeft gesteld dat zij als contractpartij heeft te gelden en zij - mede door de aan haar te verwijten vergissing in de tekst van de koopovereenkomst - er mede debet aan is dat zij (ook) is gedagvaard, zal de rechtbank de kosten compenseren.
4.4.
Thans ligt de vraag voor of [gedaagde 2] (toerekenbaar) is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst en, in het bevestigende geval, op welke punten. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [eiser] dat hij zich op het standpunt stelt dat [gedaagde 2] is tekortgeschoten op de in de bijlage 3 opgesomde punten die door [B] van CED als ‘gebrek’ zijn gekwalificeerd, maar ook die als ‘klacht’ (of anderszins) zijn gekwalificeerd. [gedaagde 2] heeft niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij op de door [B] van CED als ‘gebrek’ gekwalificeerde punten tekort is geschoten, temeer nu het merendeel van deze punten ook door [D] als ‘gebrek’ is gekwalificeerd, zodat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat [gedaagde 2] op die punten (toerekenbaar) tekort is geschoten. Dit ligt anders voor de door [B] van CED in de bijlage 3 opgesomde punten die door hem niet als gebrek maar als ‘klacht’ of anderszins (‘onhandig’ of ‘voorbehoud’) zijn gekwalificeerd, of in het geheel niet zijn gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd op grond waarvan [gedaagde 2] ook op die punten tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, nu deze punten ook bij (eerder) onderzoek door [D] niet als ‘gebrek’ zijn gekwalificeerd. De rechtbank komt ten aanzien van die punten dan ook aan een bewijslevering door [eiser] (al dan niet middels een nader onderzoek door een deskundige) niet toe.
4.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of [gedaagde 2] ten aanzien van de punten waarop zij tekort is geschoten in verzuim verkeert. [eiser] vordert immers partiele ontbinding en schadevergoeding. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 6:82 BW e.v. Naar het oordeel van de rechtbank is van verzuim geen sprake. Weliswaar is [gedaagde 2] bij brieven van 29 november 2013 en 31 januari 2014 in gebreke gesteld doch in deze brieven zijn de gebreken waarvoor in gebreke is gesteld onvoldoende gespecificeerd en te algemeen gesteld. Zo wordt in de brief van 29 november 2013 gesteld dat er geen sprake is van een limitatieve opsomming van de gebreken. Uit de brief van 31 januari 2014 blijkt dat [eiser] nadien nog nieuwe gebreken heeft geconstateerd, zoals ook blijkt uit de bij die brief gevoegde bijlagen waarin naast de door Garantex geconstateerde gebreken nog 22 andere gebreken zijn genoemd. Uit de stellingen van partijen is voorts af te leiden dat [gedaagde 2] zich bereid heeft verklaard de gebreken te verhelpen doch dat partijen van mening verschillen over wat werkelijk een gebrek is. Zo stelt (en stelde) [eiser] zich op het standpunt dat ook de zaken die door Garantex niet als technisch gebrek werden beschouwd, doch als ‘leveringsklacht’, door [gedaagde 2] moesten worden hersteld.
Uit het rapport van CED blijkt eveneens dat (ook) een groot deel van de door [eiser] (uiteindelijk) gestelde gebreken (enkel) als ‘klacht’ worden gekwalificeerd. Voorts blijkt uit dit rapport op welke punten [gedaagde 2] naar het oordeel van de deskundige wel tekort is geschoten. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 2] vervolgens door [eiser] op grond van dit rapport in gebreke is gesteld en een redelijke termijn is gegeven de gebreken te herstellen. Alles overziende waren de klachten van [eiser] aanvankelijk onvoldoende gespecificeerd zodat op grond daarvan niet van [gedaagde 2] mocht worden verwacht dat zij tot herstel van allerlei klachten overging. Van verzuim was en is dan ook geen sprake, nog daargelaten of [gedaagde 2] door [eiser] voldoende in de gelegenheid is gesteld gebreken te verhelpen.
4.6.
Het vorenstaande brengt mee dat de vordering tot partiele ontbinding en schadevergoeding wegens kosten van herstel moet worden afgewezen. De vordering tot herstel van de gebreken is wel voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal, als gevorderd, daaraan een dwangsom verbinden, als na te melden. Nu [gedaagde 2] Jachtwerf meermalen heeft gesteld dat zij bereid is de (vastgestelde) gebreken op haar kosten te herstellen en [eiser] niet heeft onderbouwd dat [gedaagde 2] dit herstel niet goed zal (doen) uitvoeren zal de rechtbank de vordering voor zover die betrekking heeft op de benoeming van een deskundige die de uit te voeren (herstel)werkzaamheden moet begeleiden en toetsen (zo begrijpt de rechtbank de vordering van [eiser] ) afwijzen. Dit geldt eveneens voor de vordering tot (gedeeltelijke) ontbinding en schadevergoeding in het geval [gedaagde 2] de werkzaamheden tot herstel niet goed uitvoert.
4.7.
[eiser] heeft voorts betaling gevorderd in verband met het feit dat hij volgens zijn stelling een bedrag van € 3.075,04 teveel heeft betaald voor het leggen van kunststofteak in de open kuip. Hij verwijst daartoe naar de offertes op dit punt (productie 18 bij repliek). Het gaat om een oppervlakte van de open kuip, waarvoor hij twee keer heeft betaald, zo stelt hij. [gedaagde 2] erkent dit, doch stelt dat in het door [eiser] ter zake contant betaalde bedrag tevens het leveren /monteren van extra opties (een dieptemeter, een roerstand-aanwijzer, kuipkussen en een gesloten bimini) waren inbegrepen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde 2] haar verweer op dit punt onvoldoende onderbouwd. Zo stelt zij in het geheel niet welke gespecificeerde bedragen zijn gemoeid met het leveren en monteren van de extra opties en wanneer en bij welke factuur zij die bedragen bij [eiser] in rekening heeft gebracht. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
4.8.
[eiser] vordert nog een bedrag van totaal € 4.252,76 wegens buitengerechtelijke kosten. Behoudens een bedrag van € 680,00 dat betrekking heeft op de kosten voor het rapport van CED, dient deze vordering te worden afgewezen. Uit de door [eiser] overgelegde facturen wegens juridische kosten (merendeels voor zijn advocaat) blijkt in het geheel niet dat deze kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter voorbereiding (dan wel het voeren) van de procedure.
4.2.
[gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,31
- griffierecht 285,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.292,31

5.De beslissing

De rechtbank
Ten aanzien van de vorderingen tegen [gedaagde 2]
5.1.
veroordeelt Jachtmakelaardij [gedaagde 2] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.755,04 (drieduizendzevenhonderdvijfenvijftig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over:
  • het bedrag van € 3.075,04 met ingang van 7 oktober 2015
  • het bedrag van € 680,00 met ingang van 20 april 2015,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om op haar kosten over te gaan tot herstel van de gebreken, genoemd als ‘gebrek’ onder de kolom CED in bijlage 3 bij het rapport van expertise d.d. 3 februari 2015 van CED ( [B] ) en wel binnen vier weken na betekening van dit vonnis en nadat Jachtmakelaardij [gedaagde 2] daartoe door [eiser] in de gelegenheid is gesteld,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.291,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
ten aanzien van de vorderingen jegens [gedaagde 1]
5.8.
wijst de vordering tegen [gedaagde 1] af,
5.9.
compenseert de kosten van de procedure tussen deze partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2016.