ECLI:NL:RBOVE:2016:951

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
(P) 08/710012-15 en 05/037078-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op ouders met mes door psychisch gestoorde verdachte

Op 22 maart 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man uit Enschede, die zich schuldig had gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn ouders. De verdachte stak zijn moeder vijf keer met een mes in het gezicht en lichaam en zijn vader in het hoofd en op de rug. Beide ouders liepen ernstig letsel op en hadden hun leven kunnen verliezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, vanwege zijn psychische aandoeningen, niet volledig toerekeningsvatbaar was. De psychiater en psycholoog concludeerden dat de verdachte leed aan paranoïde schizofrenie en cannabisafhankelijkheid, wat zijn gedragingen beïnvloedde. De rechtbank volgde het advies van de deskundigen en legde de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden op, waarbij de verdachte in een forensische psychiatrische kliniek moet worden behandeld. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de veiligheid van anderen te waarborgen en de kans op recidive te verkleinen. Het in beslag genomen mes werd onttrokken aan het verkeer. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar moet zich houden aan de opgelegde voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: (P) 08/710012-15 en 05/037078-13 (tul)
Datum vonnis: 22 maart 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
thans verblijvende in de Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) Inforsa te Amsterdam.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 december 2015 en 8 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.W. Hoevers, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: (primair)heeft geprobeerd zijn moeder te doden,
(subsidiair)heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(meer subsidiair)haar heeft mishandeld.
feit 2: (primair)heeft geprobeerd zijn vader te doden,
(subsidiair)heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(meer subsidiair)hem heeft mishandeld.
Voluit luidt de – gewijzigde – tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 07 april 2015 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [moeder] opzettelijk van het leven te beroven, één of meermalen met een mes in het hoofd en/of in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 april 2015 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [moeder] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meermalen met een mes in het hoofd en/of in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 april 2015 in de gemeente Almelo zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [moeder] heeft mishandeld door die moeder één of meermalen met een mes in het hoofd en/of in het lichaam te steken;
2.
hij op of omstreeks 07 april 2015 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn vader, [vader] opzettelijk van het leven te beroven, één of meermalen met een mes in het hoofd en/of in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 april 2015 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn vader, [vader] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meermalen met een mes in het hoofd en/of in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 april 2015 in de gemeente Almelo zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [vader] heeft mishandeld door die moeder één of meermalen met een mes in het hoofd en/of in het lichaam te steken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling wordt afgewezen.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het mes wordt onttrokken aan het verkeer.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost Nederland, district Twente, registratienummer ON2R015024 Woestijnkat van 15 mei 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar de bladzijden van de in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte processen-verbaal.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging stelt zich op het standpunt dat de in de tenlastelegging onder 1 en 2 genoemde feitelijke gedragingen bewezen kunnen worden verklaard. Anders dan de officier van justitie, die van mening is dat de feiten onder 1 en 2 moeten worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag, is de verdediging van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde en dat verdachtes handelen onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair gekwalificeerd moet worden als een poging tot zware mishandeling”.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht evenals de officier van justitie de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten bewezen.
Als bewijs daarvoor gelden:
1. als proces-verbaal van de terechtzitting van 4 december 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;
2. het proces-verbaal van aangifte van [moeder] , van 8 april 2015, pagina’s 28 t/m 31;
3. het proces-verbaal van aangifte van [vader] , van 9 april 2015, pagina’s 32 t/m 36;
4. geneeskundige letselverklaring van [moeder] door drs. M. Evers, forensische arts, van 8 april 2015, pagina’s 69 t/m 81;
5. geneeskundige letselverklaring van [vader] door drs. M. Evers, forensische arts, van 8 april 2015, pagina’s 93 t/m 98.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met deze (korte) opgave van de bewijsmiddelen, nu verdachte de in de bewezenverklaring genoemde feitelijke gedragingen heeft bekend. Met betrekking tot de vraag hoe die gedragingen gekwalificeerd dienen te worden overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 4 december 2015 verklaard dat hij heeft geprobeerd zijn moeder te doden door haar meerdere malen met een mes te steken. Verdachte heeft verklaard dat hij haar zo’n vijf keer heeft gestoken. Ook heeft verdachte verklaard dat hij heeft geprobeerd zijn vader te doden door hem met een mes in de borst te steken. Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 maart 2016 verklaard dat hij bij deze bekennende verklaring blijft.
Op grond van het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 april 2015 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [moeder] , opzettelijk van het leven te beroven, haar met een mes in het hoofd en in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 april 2015 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om zijn vader, [vader] opzettelijk van het leven te beroven, hem met een mes in het hoofd en in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2 primair
telkens het misdrijf: poging tot doodslag.

7.De strafbaarheid van de verdachte

7.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Voor de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia rapport van dr. T.W.D.P. van Os, psychiater / psychoanalyticus, opgemaakt op 24 september 2015 en het Pro Justitia rapport van D. Breuker, forensisch psycholoog, opgemaakt op 23 september 2015.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis in het kader van een schizofrenie. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een cannabisafhankelijkheid.
Verdachte heeft een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens door de aanwezigheid van een verstandelijke beperking variërend van zwakbegaafdheid tot lichte zwakzinnigheid. Tijdens het plegen van het tenlastegelegde was verdachte manifest psychotisch en waren de cannabisafhankelijkheid en verstandelijke beperking ook aanwezig.
Verdachte heeft inherent aan een psychotische stoornis last van bizarre- en paranoïde wanen die maken dat hij zijn omgeving waarneemt vanuit een gestoorde realiteit en inadequate affectbeleving. Tijdens het plegen van het tenlastegelegde heeft verdachte zijn ouders aangevallen met een mes en hen verwond omdat hij ervan overtuigd is dat er andere mensen in hun lichaam waren gestopt die hem tegen wilden werken en kwaad wilden doen. Hij voelde zich uitgedaagd vanuit de wanen tot deze gewelddadige daad. Ook nu kan hij nog steeds in geringe mate zijn daad doorvoelen. Hij is nog steeds overtuigend van het waarheidsgehalte van zijn wanen. Het plegen van het tenlastegelegde komt direct voort vanuit de wanen. De psycholoog adviseert om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen van de tenlastegelegde feiten.
De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens te weten paranoïde schizofrenie en cannabisafhankelijkheid en misbruik c.q. afhankelijkheid van verschillende andere middelen. De schizofrenie komt tot uiting in zijn uitgebreid waansysteem bestaande uit beïnvloeding en paranoïde wanen. Er is sprake van een afwezig ziektebesef en ziekte-inzicht. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten een verstandelijke beperking.
Het is aannemelijk dat de ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling ook aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Het is aannemelijk dat vanwege de ernst van de stoornis, de uitgebreide wanen en het ontbreken van ziekte-inzicht, verdachte niet in staat was tot weloverwogen beslissingen noch zijn doen en laten op adequate wijze te sturen.
Alles in ogenschouw nemend acht de psychiater het aannemelijk dat verdachte op grond van zijn ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling niet vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Op grond van deze overwegingen acht de psychiater het aannemelijk dat verdachte voor de tenlastegelegde feiten, als ontoerekeningsvatbaar beschouwd kan worden.
De rechtbank volgt de conclusie van de gedragsdeskundigen. De deskundigen hebben verslag gedaan van hun onderzoek en gemotiveerd hoe zij tot hun conclusies zijn gekomen. De rechtbank heeft geen reden aan de juistheid hiervan te twijfelen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Verdachte zal op grond daarvan worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.De op te leggen maatregel

8.1
De gronden voor de maatregel
Bij de oplegging van de maatregel houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een poging tot doodslag op zijn moeder en vader. Verdachte heeft zijn moeder vijf maal met een mes gestoken in het gezicht en in het lichaam. Verdachte heeft zijn vader met een mes gestoken in het hoofd en op de rug.
Beide ouders hadden door de handelswijze van verdachte het leven kunnen verliezen. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ouders. Naast het lichamelijke letsel dat de ouders hebben opgelopen, leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd nadelige psychische gevolgen ondervinden.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 9 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Bij de bepaling van de soort van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van:
- het Pro Justitia rapport van 24 september 2015, opgesteld door de deskundige dr. T.W.D.P. van Os, psychiater / psychoanalyticus;
- het aanvullend Pro Justitia rapport van 27 november 2015, opgesteld door de deskundige
dr. T.W.D.P. van Os, psychiater / psychoanalyticus;
- het Pro Justitia rapport van 23 september 2015, opgesteld door de deskundige D. Breuker, forensisch psycholoog;
- het aanvullend Pro Justitia rapport van 18 november 2015, opgesteld door de deskundige
D. Breuker, forensisch psycholoog.
Over verdachte is gerapporteerd door voornoemde gedragsdeskundigen. In de Pro-Justitia rapportages wordt, zakelijk weergegeven, geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten paranoïde schizofrenie en cannabisafhankelijkheid en daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Afzonderlijk wordt door de gedragsdeskundigen nog als volgt verklaard.
Dr. T.W.D.P. van Os
Op basis van het dossier en de huidige onderzoeksgegevens in combinatie met de gestructureerde taxatie van de HKT-30 kan gesteld worden dat het risico op herhaling van het delict zoals bewezenverklaard groot is. Belangrijkste risicofactoren zijn de psychotische stoornis met de paranoïde wanen, het middelengebruik c.q. de afhankelijkheid en de verstandelijke beperking. Verdachte heeft geen ziektebesef (anosognosia) als
onderdeel van zijn psychotische stoornis met als gevolg dat er een ambivalente tot negatieve attitude bestaat ten opzichte van behandeling. Daarnaast is er een beperkt reflectief en empathisch vermogen, zijn er problemen in afhankelijkheidsrelaties als gevolg van de innerlijke chaos en zijn de coping-vaardigheden beperkt. Verder is er een afwezige structuur van de dag zonder duidelijke dagbesteding, onvoldoende vaardigheden om zich te handhaven in het maatschappelijk verkeer, een beperkte sociale steun en een beperkt netwerk. Door de afwezigheid van zijn ziekte besef heeft verdachte de neiging zichzelf te overschatten en maakt hij dusdanig verkeerde keuzes (stoppen met medicatie, voorzetten middelengebruik)
dat hij zichzelf en de omgeving daarmee in de problemen brengt en destabiliseert.
Zonder behandeling blijven de risicofactoren onveranderd. Behandeling en begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen.
Verdachte heeft zorg nodig. De afgelopen twee jaar is geïnvesteerd om verdachte op vrijwillige wijze in zorg te krijgen, zowel ambulant alsook klinisch. Verdachte heeft de klinische behandeling na korte tijd op agressieve wijze beëindigd. Om een behandeling vorm te geven en te laten slagen is dan ook een dwingend kader nodig. Vanwege de verstandelijke
beperking, het afwezige ziekte-inzicht en zijn stelling het ontregelende wiet gebruik te willen voortzetten is ook tijd nodig. De tenlastegelegde feiten zijn ernstig, waarbij verdachte degene van wie hij – mede gezien zijn kwetsbaarheid – afhankelijk is, gepoogd heeft te doden.
De psychiater heeft een behandeling in het kader van een artikel 37 Sr overwogen. De psychiater schat echter in dat er onvoldoende tijd is om binnen een dwingend kader verdachte te stabiliseren en het gevaar afdoende af te wenden. Verdachte is vanwege de paranoïde wanen een onvoorspelbaar en gevaarlijk persoon met name voor personen van wie hij zich afhankelijk voelt. De psychiater komt dan ook tot het advies om onderzochte een TBS maatregel op te leggen met een klinisch traject en een langdurig ambulant na traject. Ervan uitgaande dat verdachte hieraan wil meewerken acht de psychiater een TBS maatregel met voorwaarden afdoende. Een belangrijke voorwaarde is dat hij zich aan de medicatievoorschriften houdt van de behandelend psychiater. De behandeling dient gericht te zijn op stabilisering met medicatie en herhaalde psycho-educatie, een delict scenario en terugvalpreventie zijn verslavingen en de functie hiervan. Ook het gezinssysteem dient hierbij betrokken te worden.
D. Breuker:
Er is met de HCR-20v3 en met de eigen klinische blik gekeken naar de kans op (gewelds)recidive. De kans op herhaling is hoog vanwege veel risicofactoren en zeer weinig beschermende factoren. De aanwezigheid van een wietverslaving en de verstandelijke beperking compliceren een goede behandeling van de psychotische stoornis. Op basis van de risicotaxatie wordt de kans op een herhaling van soortgelijk delictgedrag hoog geacht zolang de psychose niet wordt teruggedrongen en de bizarre paranoïde wanen blijven bestaan. Verdachte kan zich hierdoor opnieuw uitgedaagd voelen tot een gevaarlijke of gewelddadige actie.
Ter verkleining van de kans op recidive wordt geadviseerd een opname en behandeling in een psychiatrisch afdeling of kliniek van een SGLVG-instelling als Trajectum of Hoeve Boschoord op te leggen in het kader van een voorwaardelijke TBS.
Behandeling is gecompliceerd vanwege de verschillende stoornissen met een hoge
recidivekans op ernstig gewelddadig gedrag. Op dit moment werkt de medicamenteuze
behandeling die verdachte krijgt in het PPC onvoldoende. Ingeschat wordt dat er veel meer tijd nodig zal zijn om de psychose in te dammen en verdachte voldoende te kunnen stabiliseren. Na stabilisatie van de psychose kan verdachte worden doorgeplaatst naar een meer reguliere woonvorm. Er is ook tijd nodig, mede vanwege de verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek, om verdachte in een passende zorgstructuur te kunnen inbedden, zodat deze ook voldoende bescherming kan bieden op de langere termijn. Er is de afgelopen twee jaar geprobeerd om verdachte in zorg te krijgen maar zonder resultaat. Gezien het vorenstaande is er naast tijd ook dwang nodig om verdachte te kunnen behandelen. Behandeling in het kader van een artikel 37 Sr wordt onvoldoende haalbaar geacht vanwege de te korte tijdstermijn waarbinnen stabilisatie en implementatie van beschermende factoren moet plaatsvinden. Behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke TBS wordt echter weer een stap te ver gevonden. Verwacht wordt dat het kader van een voorwaardelijke TBS voldoende mogelijkheden biedt voor de hulpverleners om de recidivekans voldoende terug te dringen.
In aanvullende rapportages van Van Os en Breukers, beiden voornoemd, opgemaakt op respectievelijk 27 november 2015 en 18 november 2015, hebben zij, op de door de rechtbank vooraf geformuleerde vragen,
1. hoe valt het advies TBS met voorwaarden te rijmen met het tot nu toe gebleken gebrek aan motivatie en ziekte-inzicht en
2. waarop is de verwachting van de deskundigen gebaseerd dat verdachte wel zal meewerken aan een TBS met voorwaarden,
in onderling verband en samenhang bezien, zakelijk weergegeven, het volgende geantwoord:
ad 1.
Verdachte is bereid om mee te werken aan een TBS met voorwaarden. Deze bereidheid is ook vereist voor een dergelijke maatregel. Hij kent de voorwaarden en is bereid zich aan deze voorwaarden te houden. Hij is bereid zijn medicatie in te nemen. Hij weet ook wat de
– voor hem negatieve – consequenties zijn als hij zich niet zal houden aan de voorwaarden. Ziekte-inzicht is geen voorwaarde voor het kunnen opleggen van een TBS met voorwaarden. Verdachte onderwerpt zich aan de hem gestelde voorwaarden en dat blijkt ook uit zijn functioneren binnen het PPC. Hij gebruikt de medicatie en volgt het behandelprogramma. De
inschatting is dat hij binnen een vervolg gestructureerde setting dit zal blijven doen. FPK Inforsa is bereid om hem op te nemen in dit juridisch kader. Het risico ontstaat wanneer hij zich zal onttrekken aan een behandeling inclusief medicatie en toezicht. Met het juridisch kader van een TBS met voorwaarden is er een voldoende kader om dit vorm te geven. Dit wordt ook haalbaar geacht door de reclassering.
ad 2.
Verdachte toont al langere tijd aan dat hij – ondanks zijn gebrek aan ziekte-inzicht –, zonder problemen meewerkt aan de hem geboden interventies inclusief medicatie. De verwachting is dat hij dit zal blijven doen. Hij beseft ook de voor hem negatieve consequenties als hij zich niet aan voorwaarden zal houden. Verdachte en zijn behandelaars krijgen zo voldoende tijd om uit te zoeken welke interventies nodig zijn om hem verder te stabiliseren. Als hij minder last heeft van zijn psychotische verschijnselen zal hij beter toegankelijk zijn voor de omgeving en ontvankelijker zijn voor interventies gericht op het vergroten van het inzicht en de motivatie.
Op verzoek van de rechtbank heeft de reclassering een maatregelenrapport en aanvullend reclasseringsrapport opgesteld. Uit deze rapportages van respectievelijk 23 november 2015 en 26 januari 2016, opgemaakt door mevrouw M. Eikelenboom-Colen, volgt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Verdachte is door het NIFP-IFZ op 13 oktober 2015 geïndiceerd voor plaatsing in een kliniek op het niveau van een FPK omdat bij aanvang van de behandeling een hoge zorgintensiteit en een hoog beveiligingsniveau is geïndiceerd. Mogelijk kan hij na stabilisatie afstromen naar een FPA om van daaruit verder te resocialiseren. Om beide plaatsingen mogelijk te maken is het van belang dat als bijzondere voorwaarde zowel een opname in een FPK als in een FPA opgenomen wordt.
Gelet op de problematiek van verdachte, de noodzakelijke behandeling voor recidivevermindering en het risico op onttrekken aan voorwaarden, adviseert de reclassering, evenals de Pro Justitia rapporteurs, om hem een TBS met voorwaarden op te leggen. Ondanks zijn gebrek aan probleembesef en ziekte-inzicht wordt dit juridische kader wel hanteerbaar geacht omdat het lijkt dat hij zich in gunstige omstandigheden wel weet te voegen. Hij is medicatie-trouw en toont zich bereidwillig.
Verdachte heeft zijn medewerking toegezegd aan een behandeltraject. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij zich zal zich houden aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De reclassering acht het van belang dat de geïndiceerde klinische behandeling naadloos aansluit bij de detentie van verdachte. Het is niet wenselijk dat verdachte tussentijds op straat komt te staan.
Verdachte verblijft in het kader van een klinische behandeling vanaf 25 januari 2016 bij FPK Inforsa.
Gelet op de inhoud van de genoemde rapporten met gelijkluidende adviezen en de ernst van de feiten in combinatie met hetgeen de rechtbank tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat een TBS met voorwaarden noodzakelijk is, tot naleving van de voorwaarden waarvan verdachte zich ter zitting uitdrukkelijk bereid heeft verklaard.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van een TBS met voorwaarden stelt, te weten:
  • bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens;
  • het betreft strafbare feiten in de wet genoemd waar TBS voor is toegelaten; en
  • de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt daarnaast, in verband met het bepaalde in artikel 38e lid 1 Sr, dat de maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen, of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal aan de aan verdachte op te leggen maatregel de voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat op grond van hetgeen uit de deskundigenrapportage naar voren komt en hiervoor is weergegeven er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank acht het in beslag genomen mes vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu daarmee de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan bij deze verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank ziet echter aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf af te wijzen omdat een taakstraf de ingezette behandeling van verdachte zal doorkruisen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c, 37a en 38, 38a en 38e Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
-
geeft een last tot ter beschikkingstellingvan veroordeelde en verbindt daaraan de volgende voorwaarden:
  • veroordeelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
  • veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
  • veroordeelde houdt zich aan de meldplichtafspraken met en de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door of namens de toezichthoudende instantie, te weten Stichting Reclassering Nederland;
  • veroordeelde zal zich niet in situaties begeven die voor hem risicovol zijn en zijn resocialisatie in gevaar brengen;
  • veroordeelde zal zich niet buiten de Nederlandse grenzen begeven;
  • veroordeelde dient de hem door zijn behandelaar voorgeschreven medicatie te gebruiken en dient zich hierop te laten controleren;
  • veroordeelde wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in F.P.K. Inforsa of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • veroordeelde wordt verplicht om, na stabilisatie in de F.P.K., op basis door het NIFP- IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een F.P.A. of een soortelijke instelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur zullen worden gegeven;
  • veroordeelde dient het vrijhedenbeleid te volgen zoals afgesproken is met de behandelcoördinator van de kliniek in samenspraak met de reclassering;
  • veroordeelde dient het vrijhedenbeleid te volgen zoals afgesproken is met de behandelcoördinator van de kliniek in samenspraak met de reclassering;
  • veroordeelde wordt verplicht om zich, na de klinische behandeling, ambulant te laten behandelen in een forensische polikliniek of soortgelijke instelling, wanneer dit door de reclassering en/of behandelaars nodig wordt bevonden waarbij hij zich zal houden aan
de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer- )directeur zullen worden gegeven;
  • veroordeelde wordt verplicht om na de klinische behandeling te verblijven in een RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • veroordeelde dient zich te onthouden van alcohol- en drugsgebruik en laat zich hierop controleren via urinecontroles of blaastesten wanneer en zolang de reclassering en/of behandel- c.q. wooninstelling dit nodig vindt;
  • veroordeelde heeft enkel contact met zijn ouder(s) na verkregen toestemming van de reclassering en/of instelling waar hij verblijft en daarnaast enkel indien er sprake is van instemming tot contact door ouder(s) zelf;
  • veroordeelde dient mee te werken, indien geïndiceerd, aan een time-out bij een nader te bepalen (forensische) instelling. Deze time-outplaatsing duurt zolang als nodig is om verdachte op verantwoorde en veilige wijze terug te laten keren naar de omstandigheden voorafgaand aan de time-out doch maximaal 2 x 7 weken;
  • veroordeelde dient openheid van zaken te geven over zijn sociale contacten. Hij geeft toestemming aan de reclassering om contact te hebben met alle personen en instellingen uit zijn sociale netwerk;
  • veroordeelde dient mee te werken aan bewindvoering zolang dit noodzakelijk wordt geacht. Daarnaast verschaft hij inzicht in zijn financiële situatie en zal controle hierop door de reclassering en/of instelling accepteren als dit door hen nodig wordt bevonden;
  • veroordeelde dient de reclassering en betrokken instellingen toestemming te geven onderling informatie uit te wisselen met als doel stagnatie in de behandeling en begeleiding te voorkomen en risico’s te vermijden;
  • veroordeelde dient mee te werken aan een (kennismakings-)gesprek met de wijkagent; Dit is volgens het samenwerkingsprotocol tussen de politie en Reclassering Nederland.
  • draagt Reclassering Nederland op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
  • verstaat dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
  • verklaart de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar op grond van artikel 38, zesde lid, Sr;
beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen mes;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 05/037078-13
-
wijst afde
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 13 mei 2013.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016.