8.1De gronden voor de maatregel
Bij de oplegging van de maatregel houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een poging tot doodslag op zijn moeder en vader. Verdachte heeft zijn moeder vijf maal met een mes gestoken in het gezicht en in het lichaam. Verdachte heeft zijn vader met een mes gestoken in het hoofd en op de rug.
Beide ouders hadden door de handelswijze van verdachte het leven kunnen verliezen. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ouders. Naast het lichamelijke letsel dat de ouders hebben opgelopen, leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd nadelige psychische gevolgen ondervinden.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 9 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Bij de bepaling van de soort van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van:
- het Pro Justitia rapport van 24 september 2015, opgesteld door de deskundige dr. T.W.D.P. van Os, psychiater / psychoanalyticus;
- het aanvullend Pro Justitia rapport van 27 november 2015, opgesteld door de deskundige
dr. T.W.D.P. van Os, psychiater / psychoanalyticus;
- het Pro Justitia rapport van 23 september 2015, opgesteld door de deskundige D. Breuker, forensisch psycholoog;
- het aanvullend Pro Justitia rapport van 18 november 2015, opgesteld door de deskundige
D. Breuker, forensisch psycholoog.
Over verdachte is gerapporteerd door voornoemde gedragsdeskundigen. In de Pro-Justitia rapportages wordt, zakelijk weergegeven, geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten paranoïde schizofrenie en cannabisafhankelijkheid en daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Afzonderlijk wordt door de gedragsdeskundigen nog als volgt verklaard.
Dr. T.W.D.P. van Os
Op basis van het dossier en de huidige onderzoeksgegevens in combinatie met de gestructureerde taxatie van de HKT-30 kan gesteld worden dat het risico op herhaling van het delict zoals bewezenverklaard groot is. Belangrijkste risicofactoren zijn de psychotische stoornis met de paranoïde wanen, het middelengebruik c.q. de afhankelijkheid en de verstandelijke beperking. Verdachte heeft geen ziektebesef (anosognosia) als
onderdeel van zijn psychotische stoornis met als gevolg dat er een ambivalente tot negatieve attitude bestaat ten opzichte van behandeling. Daarnaast is er een beperkt reflectief en empathisch vermogen, zijn er problemen in afhankelijkheidsrelaties als gevolg van de innerlijke chaos en zijn de coping-vaardigheden beperkt. Verder is er een afwezige structuur van de dag zonder duidelijke dagbesteding, onvoldoende vaardigheden om zich te handhaven in het maatschappelijk verkeer, een beperkte sociale steun en een beperkt netwerk. Door de afwezigheid van zijn ziekte besef heeft verdachte de neiging zichzelf te overschatten en maakt hij dusdanig verkeerde keuzes (stoppen met medicatie, voorzetten middelengebruik)
dat hij zichzelf en de omgeving daarmee in de problemen brengt en destabiliseert.
Zonder behandeling blijven de risicofactoren onveranderd. Behandeling en begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen.
Verdachte heeft zorg nodig. De afgelopen twee jaar is geïnvesteerd om verdachte op vrijwillige wijze in zorg te krijgen, zowel ambulant alsook klinisch. Verdachte heeft de klinische behandeling na korte tijd op agressieve wijze beëindigd. Om een behandeling vorm te geven en te laten slagen is dan ook een dwingend kader nodig. Vanwege de verstandelijke
beperking, het afwezige ziekte-inzicht en zijn stelling het ontregelende wiet gebruik te willen voortzetten is ook tijd nodig. De tenlastegelegde feiten zijn ernstig, waarbij verdachte degene van wie hij – mede gezien zijn kwetsbaarheid – afhankelijk is, gepoogd heeft te doden.
De psychiater heeft een behandeling in het kader van een artikel 37 Sr overwogen. De psychiater schat echter in dat er onvoldoende tijd is om binnen een dwingend kader verdachte te stabiliseren en het gevaar afdoende af te wenden. Verdachte is vanwege de paranoïde wanen een onvoorspelbaar en gevaarlijk persoon met name voor personen van wie hij zich afhankelijk voelt. De psychiater komt dan ook tot het advies om onderzochte een TBS maatregel op te leggen met een klinisch traject en een langdurig ambulant na traject. Ervan uitgaande dat verdachte hieraan wil meewerken acht de psychiater een TBS maatregel met voorwaarden afdoende. Een belangrijke voorwaarde is dat hij zich aan de medicatievoorschriften houdt van de behandelend psychiater. De behandeling dient gericht te zijn op stabilisering met medicatie en herhaalde psycho-educatie, een delict scenario en terugvalpreventie zijn verslavingen en de functie hiervan. Ook het gezinssysteem dient hierbij betrokken te worden.
D. Breuker:
Er is met de HCR-20v3 en met de eigen klinische blik gekeken naar de kans op (gewelds)recidive. De kans op herhaling is hoog vanwege veel risicofactoren en zeer weinig beschermende factoren. De aanwezigheid van een wietverslaving en de verstandelijke beperking compliceren een goede behandeling van de psychotische stoornis. Op basis van de risicotaxatie wordt de kans op een herhaling van soortgelijk delictgedrag hoog geacht zolang de psychose niet wordt teruggedrongen en de bizarre paranoïde wanen blijven bestaan. Verdachte kan zich hierdoor opnieuw uitgedaagd voelen tot een gevaarlijke of gewelddadige actie.
Ter verkleining van de kans op recidive wordt geadviseerd een opname en behandeling in een psychiatrisch afdeling of kliniek van een SGLVG-instelling als Trajectum of Hoeve Boschoord op te leggen in het kader van een voorwaardelijke TBS.
Behandeling is gecompliceerd vanwege de verschillende stoornissen met een hoge
recidivekans op ernstig gewelddadig gedrag. Op dit moment werkt de medicamenteuze
behandeling die verdachte krijgt in het PPC onvoldoende. Ingeschat wordt dat er veel meer tijd nodig zal zijn om de psychose in te dammen en verdachte voldoende te kunnen stabiliseren. Na stabilisatie van de psychose kan verdachte worden doorgeplaatst naar een meer reguliere woonvorm. Er is ook tijd nodig, mede vanwege de verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek, om verdachte in een passende zorgstructuur te kunnen inbedden, zodat deze ook voldoende bescherming kan bieden op de langere termijn. Er is de afgelopen twee jaar geprobeerd om verdachte in zorg te krijgen maar zonder resultaat. Gezien het vorenstaande is er naast tijd ook dwang nodig om verdachte te kunnen behandelen. Behandeling in het kader van een artikel 37 Sr wordt onvoldoende haalbaar geacht vanwege de te korte tijdstermijn waarbinnen stabilisatie en implementatie van beschermende factoren moet plaatsvinden. Behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke TBS wordt echter weer een stap te ver gevonden. Verwacht wordt dat het kader van een voorwaardelijke TBS voldoende mogelijkheden biedt voor de hulpverleners om de recidivekans voldoende terug te dringen.
In aanvullende rapportages van Van Os en Breukers, beiden voornoemd, opgemaakt op respectievelijk 27 november 2015 en 18 november 2015, hebben zij, op de door de rechtbank vooraf geformuleerde vragen,
1. hoe valt het advies TBS met voorwaarden te rijmen met het tot nu toe gebleken gebrek aan motivatie en ziekte-inzicht en
2. waarop is de verwachting van de deskundigen gebaseerd dat verdachte wel zal meewerken aan een TBS met voorwaarden,
in onderling verband en samenhang bezien, zakelijk weergegeven, het volgende geantwoord:
ad 1.
Verdachte is bereid om mee te werken aan een TBS met voorwaarden. Deze bereidheid is ook vereist voor een dergelijke maatregel. Hij kent de voorwaarden en is bereid zich aan deze voorwaarden te houden. Hij is bereid zijn medicatie in te nemen. Hij weet ook wat de
– voor hem negatieve – consequenties zijn als hij zich niet zal houden aan de voorwaarden. Ziekte-inzicht is geen voorwaarde voor het kunnen opleggen van een TBS met voorwaarden. Verdachte onderwerpt zich aan de hem gestelde voorwaarden en dat blijkt ook uit zijn functioneren binnen het PPC. Hij gebruikt de medicatie en volgt het behandelprogramma. De
inschatting is dat hij binnen een vervolg gestructureerde setting dit zal blijven doen. FPK Inforsa is bereid om hem op te nemen in dit juridisch kader. Het risico ontstaat wanneer hij zich zal onttrekken aan een behandeling inclusief medicatie en toezicht. Met het juridisch kader van een TBS met voorwaarden is er een voldoende kader om dit vorm te geven. Dit wordt ook haalbaar geacht door de reclassering.
ad 2.
Verdachte toont al langere tijd aan dat hij – ondanks zijn gebrek aan ziekte-inzicht –, zonder problemen meewerkt aan de hem geboden interventies inclusief medicatie. De verwachting is dat hij dit zal blijven doen. Hij beseft ook de voor hem negatieve consequenties als hij zich niet aan voorwaarden zal houden. Verdachte en zijn behandelaars krijgen zo voldoende tijd om uit te zoeken welke interventies nodig zijn om hem verder te stabiliseren. Als hij minder last heeft van zijn psychotische verschijnselen zal hij beter toegankelijk zijn voor de omgeving en ontvankelijker zijn voor interventies gericht op het vergroten van het inzicht en de motivatie.
Op verzoek van de rechtbank heeft de reclassering een maatregelenrapport en aanvullend reclasseringsrapport opgesteld. Uit deze rapportages van respectievelijk 23 november 2015 en 26 januari 2016, opgemaakt door mevrouw M. Eikelenboom-Colen, volgt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Verdachte is door het NIFP-IFZ op 13 oktober 2015 geïndiceerd voor plaatsing in een kliniek op het niveau van een FPK omdat bij aanvang van de behandeling een hoge zorgintensiteit en een hoog beveiligingsniveau is geïndiceerd. Mogelijk kan hij na stabilisatie afstromen naar een FPA om van daaruit verder te resocialiseren. Om beide plaatsingen mogelijk te maken is het van belang dat als bijzondere voorwaarde zowel een opname in een FPK als in een FPA opgenomen wordt.
Gelet op de problematiek van verdachte, de noodzakelijke behandeling voor recidivevermindering en het risico op onttrekken aan voorwaarden, adviseert de reclassering, evenals de Pro Justitia rapporteurs, om hem een TBS met voorwaarden op te leggen. Ondanks zijn gebrek aan probleembesef en ziekte-inzicht wordt dit juridische kader wel hanteerbaar geacht omdat het lijkt dat hij zich in gunstige omstandigheden wel weet te voegen. Hij is medicatie-trouw en toont zich bereidwillig.
Verdachte heeft zijn medewerking toegezegd aan een behandeltraject. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij zich zal zich houden aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De reclassering acht het van belang dat de geïndiceerde klinische behandeling naadloos aansluit bij de detentie van verdachte. Het is niet wenselijk dat verdachte tussentijds op straat komt te staan.
Verdachte verblijft in het kader van een klinische behandeling vanaf 25 januari 2016 bij FPK Inforsa.
Gelet op de inhoud van de genoemde rapporten met gelijkluidende adviezen en de ernst van de feiten in combinatie met hetgeen de rechtbank tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat een TBS met voorwaarden noodzakelijk is, tot naleving van de voorwaarden waarvan verdachte zich ter zitting uitdrukkelijk bereid heeft verklaard.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van een TBS met voorwaarden stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens;
- het betreft strafbare feiten in de wet genoemd waar TBS voor is toegelaten; en
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt daarnaast, in verband met het bepaalde in artikel 38e lid 1 Sr, dat de maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen, of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal aan de aan verdachte op te leggen maatregel de voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat op grond van hetgeen uit de deskundigenrapportage naar voren komt en hiervoor is weergegeven er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.