ECLI:NL:RBOVE:2016:834

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
08/710031-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de verdachte in een strafzaak met betrekking tot opzettelijke toediening van insuline

Op 10 maart 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een tussenvonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het opzettelijk toedienen van insuline aan haar echtgenoot, met de intentie om hem van het leven te beroven. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat er behoefte is aan nader deskundigenonderzoek. Dit besluit volgt op een openbare terechtzitting die op 25 februari 2016 heeft plaatsgevonden, waar de officier van justitie, mr. M. Zwartjes, en de raadsman van de verdachte, mr. J. de Ruiter, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische rapporten die zijn ingediend onvoldoende duidelijkheid bieden over de gevolgen van de insuline toediening en of deze daadwerkelijk heeft geleid tot de verwondingen of de dood van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de noodzaak van aanvullend deskundigenonderzoek benadrukt, waarbij specifieke vragen over de werking van insuline en de medische toestand van het slachtoffer aan de orde komen. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen en te heropenen, zodat deskundigen de vragen kunnen beantwoorden over de mogelijke gevolgen van de insuline toediening. De zaak zal worden hervat op een later tijdstip, dat in overleg met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte zal worden vastgesteld. De rechtbank heeft ook de oproeping van de verdachte voor de volgende zitting bevolen en de stukken in handen van de officier van justitie gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/710031-15
Datum vonnis: 10 maart 2016
Tussenvonnis van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 februari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J. de Ruiter, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek moet worden hervat.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij in de periode van 22 november 2014 tot en met 23 november 2014, althans op één of meer tijdstippen in de periode van 01 november 2014 tot 22 november 2014 te IJsselmuiden, gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, één of meermalen, op een moment dat die [slachtoffer] in slaap was, een grote hoeveelheid, althans een hoeveelheid insuline in diens lichaam heeft gespoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij in de periode van 22 november 2014 tot en met 23 november 2014, althans op één of meer tijdstippen in de periode van 01 november 2014 tot 22 november 2014 te IJsselmuiden, gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar
echtgenoot [slachtoffer] , althans een persoon opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meermalen, op een moment dat die [slachtoffer] in slaap was, een grote hoeveelheid, althans een hoeveelheid insuline in diens lichaam heeft gespoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
zij in de periode van 22 november 2014 tot en met 23 november 2014, althans op één of meer tijdstippen in de periode van 01 november 2014 tot 22 november 2014 te IJsselmuiden, gemeente Kampen, met voorbedachten rade haar echtgenoot [slachtoffer] , althans een
persoon heeft mishandeld door één of meermalen, op een moment dat die [slachtoffer] in slaap was, een grote hoeveelheid, althans een hoeveelheid insuline in diens lichaam te spuiten;
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2014 tot en met 11 juni 2015 in de gemeente Kampen meermalen, althans éénmaal opzettelijk verschillende soorten medicijnen, waaronder insuline, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan het [woonzorgcentrum] en/of [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke medicijnen verdachte telkens uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als verzorgende bij dat woonzorgcentrum, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.Heropening onderzoek

De rechtbank kan in deze zaak nog niet tot een einduitspraak komen. Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, zodat het moet worden heropend. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Forensisch arts S.J.Th. van Kuijk, werkzaam bij GGD IJsselland, heeft op 12 oktober 2015 een medische rapportage uitgebracht waarin een beoordeling wordt gegeven over de medische toestand van [slachtoffer] . Op verzoek van de rechter-commissaris heeft dezelfde arts op 13 januari 2016 een medisch rapport opgesteld waarin onderzoeksvragen worden beantwoord over de werking van insuline en het effect hiervan op het menselijk lichaam. Daarnaast heeft de forensisch arts H.N.J.M. van Venrooij, op 4 november 2015 schriftelijk antwoord gegeven op een vraag van de politie met betrekking tot de vraag naar een oorzakelijke relatie tussen een éénmalige insulinetoediening en de circa 29 uur nadien vastgestelde bloedglucosewaarde van 1,6 mmol/l bij [slachtoffer] .
Gelet op de verklaring van de verdachte, het requisitoir van de officier van justitie en het verweer van de verdediging is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat, zou uitgegaan worden van de verklaring van de verdachte dat ze [slachtoffer] zes (6) eenheden insuline heeft toegediend, op dit moment niet is vast te stellen of dit aantal eenheden tot de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel zou hebben kunnen leiden omdat voornoemde medische rapporten hierover geen dan wel onvoldoende uitsluitsel geven. De rechtbank acht het voor een zorgvuldige afdoening van de zaak van belang dat een nader deskundigenonderzoek plaatsvindt waarin de volgende vragen worden beantwoord:
Kan het toedienen van zes (6) eenheden insuline (uitgesplitst naar langwerkende en kortwerkende insuline) bij een gezond persoon die niet aan diabetes lijdt leiden tot dood of letsel en zo ja, welk letsel?;
Is hierover iets te zeggen in het specifieke geval van [slachtoffer] ?;
Bij [slachtoffer] is op 24 november 2014 bij een bloedmeting een glucosewaarde van 1,6 mmol/l geconstateerd. De oorzaak wordt geduid als exogeen. Is een andere oorzaak dan het toedienen van insuline
uit te sluiten?
De rechtbank zal daarom de zaak heropenen en vervolgens schorsen opdat er nader onderzoek door een deskundige wordt verricht. De officier van justitie en de verdediging zullen in de gelegenheid worden gesteld nadere vragen aan de deskundige in te dienen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek en bepaalt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;
- schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd tot een in overleg met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte nader te bepalen tijdstip;
- bepaalt dat nader onderzoek wordt verricht door een deskundige;
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie;
- beveelt de oproeping van de verdachte voor die zitting en verzoekt de kennisgeving van die zittingsdatum aan de raadsman en de benadeelde partij(en).
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2016.