ECLI:NL:RBOVE:2016:746

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2016
Publicatiedatum
4 maart 2016
Zaaknummer
08/952038-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een politieman voor drugshandel en schending van ambtsgeheim

Op 4 maart 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een politieman uit Nijverdal, die samen met een ander een hennepkwekerij runde, harddrugs bezat en illegale erectiepillen verkocht. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De politieman maakte gebruik van zijn positie om informatie van de politie te misbruiken, waardoor hij zijn collega's te slim af kon zijn. Naast de politieman zijn ook twee medeverdachten veroordeeld tot een taakstraf en een geldboete. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 december 2013 en 10 juni 2015 opzettelijk cocaïne en XTC-pillen aanwezig heeft gehad, hennepplanten heeft geteeld en zijn ambtsgeheim heeft geschonden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van achttien maanden had geëist, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de schending van het ambtsgeheim door een politieambtenaar en de gevolgen daarvan voor het vertrouwen in de politie.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/952038-15
Datum vonnis: 4 maart 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 december 2015 en 19 februari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging (na wijziging) aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2013 tot en met 10 juni 2015 te Nijverdal, althans in gemeente Hellendoorn,
en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad, ongeveer 20,42 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, en/of 5,28 gram en/of ongeveer 380 XTC-pillen,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA
en/of MDA, zijnde cocaïne en/of MDMA/MDEA/MDA (een) middelen) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 04 augustus
2014 tot en met 30 april 2015 te Vriezenveen en/of te Nijverdal, althans in de
gemeente Hellendoorn, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan geleden aan de [adres vriendin medeverdachte] ) ongeveer 350 tot 400 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of neer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2013 tot en met 10 juni 2015 te Vriezenveen en/of te Almelo en/of elders in
Nederland, (telkens) een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel
van vroeger ambt of beroep, te weten als politieambtenaar werkzaam bij de
politie eenheid Twente, verplicht was te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft
geschonden, immers heeft hij:
-(nadat hij een TCI proces-verbaal onder ogen kreeg aangaande de
hennepkwekerij aan het [adres vriendin medeverdachte] ) tegen [medeverdachte]
gezegd dat er een melding lag bij de politie en/of heft hij tegen die [medeverdachte] heeft gezegd dat die [medeverdachte] het moest gaan regelen, en/of
- een of meer perso(o)n(en), te weten [potentiële huurders] (in zijn/haar/hun hoedanigheid van potentiele huurder(s) van een vriendin van [naam partner verdachte] , partner van verdachte), nagetrokken in de politiesystemen, zonder deze informatie (vervolgens) met voornoemde [naam partner verdachte] heeft gedeeld;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2013 tot en met 10 juni 2015, te Nijverdal, althans in de gemeente
Hellendoorn, en/of elders in Nederland, een of meer voorwerp(en), te weten een
(grote) hoeveelheid geld, een bedrag van € 3780,00, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten een (grote) hoeveelheid geld, een bedrag van € 3780,00, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2013 tot en met 10 juni 2015 te Nijverdal, althans in de gemeente Hellendoorn
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen
en/althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als (een)
perso(o)n(en), die niet bevoegd is/zijn tot uitoefening der
artsenijbereidkunst, (telkens) opzettelijk een geneesmiddel, te weten kamagra,
zijnde/althans een middel bevattende sildenafil (als citraat), heeft/hebben
bereid en/of heeft hebben afgeleverd;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2013 tot en met 10 juni 2015 te Nijverdal, althans in de gemeente Hellendoorn
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen
en/althans alleen, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te
weten kamagra, zijnde/althans een middel bevattende sildenafil (als citraat),
in voorraad heeft/hebben gehad, heeft/hebben verkocht, afgeleverd, ter hand
gesteld en/of ingevoerd;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of
zou kunnen volgen,
SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2013 tot en met 10 juni 2015 te Nijverdal, althans in de gemeente Hellendoorn
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen
en/althans alleen, zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport een geneesmiddel, te weten kamagra, zijnde/althans een middel
bevattende sildenafil (als citraat), - niet zijnde een geneesmiddel voor
onderzoek - heeft/hebben bereid, ingevoerd, afgeleverd en/of uitgevoerd dan
wel een groothandel (in het geneesmiddel kamagra, zijnde/althans een middel
bevattende sildenafil (als citraat)), heeft/hebben gedreven.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

4.De voorvragen

De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 3 met betrekking tot "het natrekken van potentiële huurders, te weten de [potentiële huurders] ", niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Het betreft hier namelijk geen publiek geheim doch een geheim betreffende een bepaald persoon. Dan is vervolging volgens de raadsman alleen mogelijk op klacht van de desbetreffende persoon. De potentiële huurders hebben echter geen klacht gedaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De bekendmaking aan derden van het feit dat de personen [potentiële huurders] met de politie in aanraking zijn geweest in verband met het kweken van hennep, maakt niet dat “het misdrijf is gepleegd tegen een bepaald persoon”, nu het gaat om informatie die verdachte uit hoofde van zijn ambt van politieman heeft verkregen. Voor de vervolging is dan ook geen klacht vereist. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Onrechtmatig verkregen bewijs
De raadsman heeft aangevoerd dat de eerste bijzondere opsporingsbevoegdheden onrechtmatig zijn ingezet, nu er op dat moment geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Omdat de hierop volgende bijzondere opsporingsbevoegdheden gebaseerd zijn op de resultaten van deze onrechtmatig ingezette bijzondere opsporingsbevoegdheden, is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Als gevolg hiervan dienen alle verkregen bewijsmiddelen uitgesloten te worden van het bewijs, waardoor er voor alle feiten op de tenlastelegging geen bewijs bestaat en verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De politie heeft op 18 december 2014 en 7 januari 2015 vorderingen verstrekking gebruikersgegevens (art. 126 na Sv) gedaan. Op 9 januari 2015 heeft de officier van justitie met betrekking tot telefoons waarover verdachte de beschikking had of kon hebben een vordering verstrekking verkeersgegevens gedaan (art. 126n Sv). Deze vorderingen kan de politie en kan de officier van justitie doen als er sprake is van een verdenking van een misdrijf; een redelijk vermoeden van schuld.
In de processen-verbaal “vordering verstrekking gebruikersgegevens door opsporingsambtenaar” staat over deze verdenking: “De verdenking bestaat, op basis van de op dit moment beschikbare informatie, dat [verdachte] betrokken is bij de georganiseerde drugshandel.”
In het proces-verbaal “aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie” staat over deze verdenking:
Aanleiding onderzoek:
Bij het Team Criminele Inlichtingen(TCI) Rijksrecherche is in de maand oktober 2014 de volgende informatie van een informant ontvangen:
• Een ex-militair, die nu bij de politie in een dorp grenzend aan Almelo werkt, is betrokken bij de georganiseerde drugshandel.
• Uit onderzoek door TCI is gebleken dat met deze persoon wordt bedoeld: [verdachte]
, geboren [geboortedatum] 1984, wonende aan [woonplaats]
.
Het oordeel met betrekking tot deze informatie luidt de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Uit nader onderzoek door de Rijksrecherche en/of het bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten van de politie eenheid Twente is het volgende gebleken:
- de persoon [verdachte] is werkzaam bij de politie eenheid Twente in het dorp

Vriezenveen. Dit dorp grenst aan Almelo.

- de persoon [verdachte] is een ex-miltair die bij defensie heeft gewerkt en vervolgens weer is teruggekeerd naar de politie Twente.
- de persoon [verdachte] volgens informatie uit GBA en politieregistraties(Blue Vieuw) woonachtig is op het adres [woonplaats] sedert 15 juli 2014.
Uit onderzoek in de politieregistratie Blue View en GBA is tot op heden het volgende gebleken met betrekking tot personen waar verdachte [verdachte] mee in verband kan worden gebracht:
- Verdachte [verdachte] stond in de periode van 30 oktober 2013 tot 17 maart 2014 op zijn vorige woonadres, [vorige woonadres] , ingeschreven als bewoner samen met een persoon genaamd [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] 1985. Blijkens

informatie uit Bleu View d.d. 2 september 2014 (BVHPL0500 2014088925) kan blijken dat de vriendin van [medeverdachte] staat ingeschreven op het adres [adres vriendin medeverdachte] waar als gebeurtenis staat geregistreerd "vervaardigen softdrugs". Deze vriendin van [medeverdachte] is genaamd [vriendin medeverdachte] , geboren op [geboortedatum vriendin medeverdachte] 1988.

De rechtbank acht de in het proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) vervatte informatie toereikend voor het aannemen van het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in de Opiumwet en aldus toereikend voor de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden als hiervoor genoemd. Daaraan doet niet af dat op 12 september 2014 aan de politie is doorgegeven dat in de woning gelegen aan het [adres vriendin medeverdachte] niets was aangetroffen. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen:
- dat de plaatsvervangend chef van het TCI zich een oordeel heeft gevormd over de betrouwbaarheid van de informant en over de juistheid van de informatie en dat dat oordeel tot de conclusie heeft geleid dat de informatie als betrouwbaar kon worden aangemerkt;
- dat de informatie van het TCI (ex-militair, werkzaam bij de politie in een dorp grenzend aan Almelo) is geverifieerd en bevestigd door nader onderzoek dat heeft plaatsgevonden;
- dat een goede bekende van verdachte, te weten [medeverdachte] , via diens vriendin in verband te brengen is met een recente Opiumwet registratie in het politiesysteem Blue View op het adres [adres vriendin medeverdachte] , de plaats waar verdachte als politieman werkzaam is.
De rechtbank is aldus van oordeel dat door het handelen van het TCI en de politie geen wettelijke bepaling, noch een rechtsregel is geschonden, zodat van enig vormverzuim in de zin van art. 359a Sv geen sprake is. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
Feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte gehandeld heeft in harddrugs, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken wordt. De rechtbank is - gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en het aantreffen van na te noemen harddrugs in de woning van verdachte - van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte cocaïne en XTC-pillen aanwezig heeft gehad.
Feit 2
Ook dit feit kan, naar het oordeel van de rechtbank en in navolging van het standpunt van de officier van justitie en de raadsman, wettig en overtuigend bewezen worden gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie, het aantreffen van de hennepkwekerij en de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] .
Feit 3
De raadsman heeft verklaard dat niet geloofwaardig is dat verdachte [medeverdachte] op de hoogte heeft gesteld van de politiemelding over de hennepkwekerij aan het [adres vriendin medeverdachte] en dat hij tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat hij het moest gaan regelen.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het in dat geval logisch zou zijn dat de woning nog dezelfde dag geheel zou zijn ontruimd, hetgeen niet het geval is geweest.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank verwijst in dit verband naar de door verdachte afgelegde verklaring bij de politie op 12 juni 2015. Verdachte heeft toen verklaard dat hij een paar dagen na de politiemelding tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat hij er klaar mee was en dat er nu een melding ligt bij de politie en dat [medeverdachte] het verder moet regelen. Deze verklaring van verdachte vindt steun in de verklaring die [medeverdachte] op
22 juni 2015 bij de politie heeft afgelegd (pagina 814 van het dossier). [medeverdachte] heeft verklaard dat hij vóór zijn aanhouding door de politie is begonnen met het opruimen van de kwekerij. Hij heeft bij de politie hierover verklaard: “Jullie mogen zelf invullen waarom ik daarmee ben begonnen.” Uit het proces-verbaal van bevindingen van 30 april 2015 blijkt voorts dat er in de periode tussen 26 april 2015 en 29 april 2015 sprake is geweest van verhoogde activiteit bij de woning aan het [adres vriendin medeverdachte] en dat [medeverdachte] daar toen regelmatig is gesignaleerd. [getuige] zou hebben gezien dat [medeverdachte] de auto achterwaarts de garage inreed waardoor hij de indruk had dat [medeverdachte] aan het in- of uitladen was.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [medeverdachte] op de hoogte heeft gesteld van de politiemelding van 22 april 2015 en voorts tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat hij het maar moest regelen.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 betreffende het natrekken van de potentiële huurders betoogd dat verdachte zijn partner slechts algemene tips heeft gegeven over het opstellen van een huurovereenkomst.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Uit de inhoud van het dossier komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat het niet gaat om algemene tips, maar om specifieke informatie die hij uit hoofde van zijn functie bij de politie had, te weten dat [potentiële huurders]
in verband met een hennepkwekerij met de politie in aanraking zijn geweest,
welke informatie verdachte heeft gedeeld met zijn partner en via haar met derden.
De rechtbank overweegt dat het hierbij niet relevant is of verdachte de informatie in het politiesysteem heeft opgezocht, of dat hij deze informatie op andere wijze uit hoofde van zijn specifieke functie (politieambtenaar met als taakaccent hennep) heeft verkregen.
Feit 4
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte van feit 4 dient te worden vrijgesproken.
Feit 5
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte Kamagra in voorraad heeft gehad. Uit niets blijkt blijkt dat de in de woning van verdachte aangetroffen pillen met het opschrift “Kamagra” daadwerkelijk Kamagra pillen waren en het middel sildenafil hebben bevat.
De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank overweegt dat op de verpakking van de pillen Kamagra staat vermeld en dat hier ook het bestanddeel sildenafil wordt vermeld (pagina 353 van het dossier). Verdachte heeft voorts bij de politie verklaard dat de pillen die door de politie in beslag zijn genomen Kamagrapillen zijn met de werking die hij ervan verwachtte en dat hij er geen moeite mee heeft om ze te kopen en te verkopen (pagina 733 van het dossier). Hieruit leidt de rechtbank af dat het gaat om Kamagrapillen die het bestanddeel sildenafil bevatten.
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 4 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 en sub 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 01 december 2013 tot en met 10 juni 2015 in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 20,42 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en 5,28 gram en ongeveer 365 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij in de periode van 04 augustus 2014 tot en met 30 april 2015 te Vriezenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand gelegen aan het [adres vriendin medeverdachte] ) een
groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 01 januari 2015 tot en met 10 juni 2015 in Nederland, telkens een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van ambt, beroep, te weten als politieambtenaar werkzaam bij de politie eenheid Twente, verplicht was te bewaren, telkens opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij:
-(nadat hij een TCI proces-verbaal onder ogen kreeg aangaande de
hennepkwekerij aan het [adres vriendin medeverdachte] ) tegen [medeverdachte]
gezegd dat er een melding lag bij de politie en heeft hij tegen die [medeverdachte] gezegd dat die [medeverdachte] het moest gaan regelen, en
- informatie over personen, te weten [potentiële huurders] (in hun hoedanigheid van potentiële huurders van een vriendin van [naam partner verdachte] , partner van verdachte), met voornoemde [naam partner verdachte] gedeeld;
5 primair
hij in de periode van 01 december 2013 tot en met 10 juni 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten Kamagra, zijnde een middel bevattende sildenafil (als citraat), in voorraad heeft gehad, heeft verkocht, afgeleverd, en ter hand gesteld.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 5 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 272 Sr en 2, 3, 10 en 11 Opiumwet en artikel 40 Geneesmiddelenwet en artikel 6 Wet economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 3
het misdrijf: opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd.
feit 5 primair
het misdrijf: medeplegen van overtreding van artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. Des te kwalijker acht de rechtbank het medeplegen van hennepteelt nu hij zich als politieambtenaar, met nota bene “taakaccent hennep” daaraan heeft schuldig gemaakt. Verdachte heeft gebruik gemaakt van de kennis waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikte. Mede hierdoor is de kwekerij maandenlang in werking geweest.
Daarnaast is er in de woning van verdachte en zijn partner een flinke hoeveelheid harddrugs aangetroffen. Het is bekend, en het zou een politieambtenaar zeker bekend moeten zijn, dat dergelijke middelen ernstige schade berokkenen aan de gebruikers daarvan. Ook heeft verdachte in Kamagrapillen gehandeld en die in voorraad gehad. Het valt verdachte te verwijten dat de gebruikers van de pillen, die via het illegale circuit worden verkregen, gezondheidsrisico’s kunnen lopen.
Verdachte heeft zich voorts in zijn hoedanigheid van politieagent meermalen schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim. Hij heeft na de politiemelding over de hennepkwekerij op 22 april 2015 medeverdachte [medeverdachte] daarvan op de hoogte gesteld. Daarnaast heeft verdachte informatie die hij uit hoofde van zijn functie had verkregen doorgespeeld aan derden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het in hem gestelde vertrouwen heeft geschonden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van alle door verdachte gepleegde feiten nog het volgende. Een politieambtenaar neemt, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in. Om die reden wordt van hem volledige integriteit en onkreukbaarheid verwacht. Alleen al verdenking van een misdrijf, gepleegd door een politieagent, levert een ernstige inbreuk op de rechtsorde op. Verdachte heeft met zijn handelen dan ook een grote inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij in de politie mag hebben. Daarbij heeft verdachte met zijn handelwijze ernstige schade toegebracht aan het imago van het politiekorps en het vertrouwen van zijn mede politieambtenaren zeer ernstig beschaamd.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 januari 2016 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen door de raadsman omtrent de persoon van verdachte is aangevoerd en het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, ondanks de aangevoerde persoonlijke omstandigheden en het blanco strafblad van verdachte, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twaalf maanden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 en sub 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 5 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd;
feit 5 primair
het misdrijf: medeplegen van overtreding van artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1, sub 2, sub 3 en sub 5 primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. G. Edelenbos en
mr. C.C.S. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.
Buiten staat
Mrs. Stoové en Edelenbos zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.