ECLI:NL:RBOVE:2016:673

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2016
Publicatiedatum
26 februari 2016
Zaaknummer
C/08/181652 / KG ZA 16-28
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot opheffing van executoriaal beslag in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 18 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Looze Expeditie B.V. [eiser] vorderde de opheffing van executoriaal beslag dat door Looze was gelegd op zijn woning. Looze had eerder conservatoir beslag gelegd op de woning van [eiser] en zijn echtgenote, omdat zij [eiser] beschuldigde van verduistering van bedragen die aan Looze toebehoorden. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] ontvankelijk was in zijn vorderingen, maar dat de vordering tot opheffing van het executoriale beslag niet kon worden toegewezen. De voorzieningenrechter wees erop dat zij niet meer kon toewijzen dan gevorderd was, en dat er geen bewijsstukken waren overgelegd die de vordering konden onderbouwen. De voorzieningenrechter besloot dat het conservatoire beslag gehandhaafd bleef en wees de vorderingen van [eiser] af. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Looze werden begroot op € 1.435,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/181652 / KG ZA 16-28
Vonnis in kort geding van 18 februari 2016 (fs)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A. Gerards te Oldenzaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOOZE EXPEDITIE B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde,
advocaat mr. J.G.M. Stassen te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser] en Looze genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 tot en met 22 en de toelichting daarop aan de zijde van Looze
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Looze.
1.2.
Het vonnis wordt heden bij vervroeging uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Looze is een expeditiebedrijf. [eiser] was bij Looze in dienst als expeditiemedewerker, tot hij op staande voet is ontslagen.
2.2.
Looze beschuldigt [eiser] ervan dat hij zichzelf bedragen die aan Looze zouden behoren toe te komen, heeft toegeëigend.
2.3.
Op 3 december 2015 heeft Looze verlof verzocht en gekregen om conservatoir beslag ten laste van [eiser] te leggen op de woning van [eiser] en zijn echtgenote aan [adres] te [plaats] .
2.4.
Looze heeft conservatoir beslag laten leggen op de woning van [eiser] en zijn echtgenote.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het door Looze onder [eiser] uit krachte van de grosse van het vonnis (lees: de beschikking) van 3 december 2015 van deze rechtbank op 3 december 2014 gelegde executoriale beslag onroerende zaak nietig te verklaren dan wel op te heffen en/of te laten vervallen;
II. op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of dagdeel dat Looze in gebreke blijft aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen;
III. Looze op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag te verbieden ten laste van [eiser] nieuwe conservatoire beslagen te leggen;
IV. veroordeling van Looze in de kosten van dit geding.
3.2.
Looze voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de vordering is er sprake van een spoedeisend belang. [eiser] is ontvankelijk in zijn vorderingen.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de [eiser] onder I. van het petitum de opheffing vordert van het op 14 december 2015 gelegde executoriale beslag onroerende zaak.
4.3.
De voorzieningenrechter beslist over wat partijen hebben gevorderd (vergelijk artikel 23 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De voorzieningenrechter is gebonden aan het petitum, met dien verstande dat zij niet méér mag toewijzen dan gevorderd: de voorzieningenrechter mag niet ultra petitum gaan.
4.4.
Hoewel geen beslagstukken zijn overgelegd, zodat de voorzieningenrechter daaraan geen informatie kan ontlenen, leidt de voorzieningenrechter uit de omstandigheid dat onder 2. van de dagvaarding sprake is van een conservatoir beslag onroerende zaak en dat in III. van het petitum wordt gevorderd Looze te verbieden ten laste van [eiser] nieuwe conservatoire beslagen te leggen, af dat [eiser] heeft beoogd te vorderen de opheffing van het gelegde conservatoire beslag. Dat er conservatoir beslag is gelegd op de woning van [eiser] en zijn echtgenote wordt door Looze ook niet betwist.
4.5.
De mogelijkheden van de voorzieningenrechter om het petitum uit te leggen zijn, zo volgt uit hetgeen hierboven bij 4.3. is overwogen, beperkt. Tegen deze achtergrond bezien mag de voorzieningenrechter de vordering van [eiser] onder I. niet opvatten als een vordering tot het opheffen van een gelegd conservatoir beslag. Dit leidt ertoe dat het onder I. en II. van het petitum gevorderde zal worden afgewezen.
4.6.
Ervan uitgaande dat er inderdaad conservatoir beslag is gelegd op de woning van [eiser] en zijn echtgenote, zal dit beslag vooralsnog worden gehandhaafd, althans het zal niet naar aanleiding van dit vonnis opgeheven worden. Gelet daarop is van een situatie waarin Looze zich genoodzaakt zou zien opnieuw conservatoir beslag te leggen op dit moment geen sprake. Hieruit volgt dat het onder III. van het petitum gevorderde eveneens zal worden afgewezen.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Looze worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Looze tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
18 februari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: