ECLI:NL:RBOVE:2016:672

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 februari 2016
Publicatiedatum
26 februari 2016
Zaaknummer
08/770092-15 en 08/760251-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met geweld en bedreiging met een mes

Op 26 februari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader op 17 mei 2015 in Hengelo (O) het slachtoffer heeft mishandeld. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren geschopt en geslagen, en heeft bovendien een mes tegen de keel van het slachtoffer gezet, waarbij hij dreigde hem te doden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, gezien de ernst van het letsel en de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 348 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft recht op een schadevergoeding van € 5.000,00 voor immateriële schade, die door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, om te waarborgen dat de verdachte zich aan de voorwaarden houdt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770092-15 en 08/760251-13 (tul)
Datum vonnis: 26 februari 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in FPA Roosenburg te Den Dolder.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 augustus 2015, 18 september 2015, 10 december 2015 en 12 februari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.P. Revis en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 mei 2015 in Hengelo (O) samen met een ander:
(primair)met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven,
(subsidiair)heeft geprobeerd die [slachtoffer] van het leven te beroven,
(meer subsidiair)heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan die [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2015 te gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na
kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal:
- ( met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam geschopt/getrapt/geslagen en/of
- een (hak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op de keel/hals gezet/gedrukt en/of
- met een (hak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op het hoofd/lichaam en/of in het gezicht heeft geslagen/gestoken en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) de dreigende woorden toegevoegd dat hij hem, [slachtoffer] , dood zou maken, als hij maar één keer met [naam] zou app'en of de voogdij over zijn zoontje zou willen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 17 mei 2015 te gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal:
- ( met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam geschopt/getrapt/geslagen en/of
- een (hak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op de keel/hals gezet/gedrukt en/of
- met een (hak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op het hoofd/lichaam en/of in het gezicht heeft geslagen/gestoken en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) de dreigende woorden toegevoegd dat hij hem, [slachtoffer] , dood zou maken, als hij maar één keer met [naam] zou app'en of de voogdij over zijn zoontje zou willen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 17 mei 2015 te gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten hoofd- en/of aangezichtletsel, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal:
- ( met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen/slaan en/of
- een (hak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op de keel/hals te zetten/drukken en/of
- met een (hak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op het hoofd/lichaam en/of in het gezicht te slaan/steken en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) de dreigende woorden toe te voegen dat hij hem, [slachtoffer] , dood zou maken, als hij maar één keer met [naam] zou app'en of de voogdij over zijn zoontje zou willen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden van een klinische behandeling, een meldplicht en een contactverbod met [slachtoffer] worden gekoppeld.
Ook heeft de officier van justitie geconcludeerd tot een toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen ten uitvoer wordt gelegd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde nu er geen sprake is van voorbedachten rade.
Het subsidiair tenlastegelegde, medeplegen van poging tot doodslag, kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – overeenkomstig haar pleitnota – op het standpunt gesteld dat alleen het meer subsidiair tenlastegelegde: medeplegen van poging tot zware mishandeling, bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte van het primair tenlastegelegde: medeplegen van poging tot moord, dient te worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld. Evenmin kan het medeplegen van poging tot doodslag bewezen worden verklaard nu niet verdachte degene is die het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt en verdachte dit schoppen tegen het hoofd ook niet heeft gewild. Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de trappen die de medeverdachte aan het slachtoffer heeft gegeven.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 17 mei 2015 rijden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de Geerdinksweg in Hengelo ter hoogte van het ziekenhuis alwaar zij worden aangesproken door twee mannen. De man, naar later blijkt [getuige] , vertelt dat [slachtoffer] die avond in elkaar is geslagen door [verdachte] . [verdachte] is de zwager van [slachtoffer] . [slachtoffer] durft geen aangifte te doen. [getuige] laat een foto op zijn telefoon zien. Verbalisanten zien op de foto een jongeman met ernstig aangezichtsletsel. Verbalisanten lopen met de twee mannen mee naar de spoedeisende hulp. [2]
Op de spoedeisende hulp horen verbalisanten van een verpleegkundige dat het letsel zeer ernstig is en dat [slachtoffer] meerdere breuken in zijn gezicht heeft. [slachtoffer] is voor verder onderzoek met de ambulance overgebracht naar het ziekenhuis in Almelo. [3]
Op 17 mei 2015 heeft het slachtoffer [slachtoffer] aangifte gedaan. Op 19 mei heeft [slachtoffer] een aanvullende verklaring afgelegd. Hij verklaart dat hij op 17 mei 2015 door [verdachte] (zijn zwager) en nog een jongen is mishandeld. [verdachte] en de jongen hebben [slachtoffer] opgehaald bij zijn woning in [woonplaats] . Nadat zij een stuk in de auto hebben gereden is verdachte in de buurt van een weiland in Hengelo gestopt. De onbekende jongen heeft de stoel naar voren getrokken en is begonnen [slachtoffer] te stompen tegen zijn gezicht en te trappen tegen zijn lichaam. Vervolgens is [slachtoffer] door de jongen en verdachte uit de auto getrokken en door beiden meermalen tegen het lichaam en in het gezicht getrapt. Verdachte heeft bij [slachtoffer] een mes op de keel gezet en heeft [slachtoffer] met de botte kant van het mes op zijn hoofd geslagen. Ook heeft verdachte [slachtoffer] gedreigd dat hij hem gaat vermoorden als hij de voogdij over zijn zoontje zou willen of nog een keer met [naam] appt. [slachtoffer] kan ontsnappen als hij van verdachte achter de auto moet gaan liggen. [slachtoffer] heeft het op een rennen gezet en is naar de woning van [getuige] gelopen. [4] [5] [getuige] is meteen met [slachtoffer] naar het ziekenhuis gereden. [6]
Verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 17 mei 2015 in Hengelo samen met een medeverdachte [slachtoffer] meerdere keren in het gezicht heeft geslagen en dat hij [slachtoffer] heeft getrapt. Ook heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] met een mes heeft bedreigd en dat hij heeft gezegd dat hij niet bij [naam] in de buurt moet komen. [7]
Voorbedachten rade
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet met voldoende zekerheid blijkt dat verdachte een vooropgezet plan had om aangever van het leven te beroven. Dit betekent dat verdachte van de tenlastegelegde poging tot moord zal worden vrijgesproken.
Letsel
In het dossier is een geneeskundige verklaring opgenomen van drs. Lubbers van 17 mei 2015. Daaruit volgt dat aangever na de vechtpartij op 17 mei 2015 in het ziekenhuis te Almelo is geweest. Aldaar heeft drs. Lubbers het volgende geconstateerd: ‘Forse zwellingen en schaafwonden over het gehele gezicht, gezwollen rechteroog, rondom de kaak en de mond, scheurtje in de lip en meerdere breuken in het aangezicht’. [8]
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte en zijn medeverdachte op 17 mei 2015 te Hengelo beiden geweld tegen het slachtoffer [slachtoffer] hebben gebruikt. De verklaringen van aangever vinden steun in het vastgestelde letsel bij aangever, dat als ernstig moet worden aangemerkt. Het feit dat de arts meerdere breuken op verschillende plaatsen in het aangezicht van aangever heeft geconstateerd, leidt de rechtbank tot het oordeel dat er meermalen met kracht geweldshandelingen tegen het hoofd van [slachtoffer] moeten hebben plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaring van aangever te twijfelen waar hij verklaart dat hij door beide jongens in het gezicht is getrapt. De enkele verklaring van verdachte dat de andere, voor de rechtbank onbekende, jongen alleen degene is geweest die [slachtoffer] in het gezicht heeft getrapt, maakt dit niet anders.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat aangever door verdachte en zijn medeverdachte meermalen tegen het hoofd is geschopt.
De rechtbank stelt bovendien op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven medeverdachte, en derhalve van medeplegen. Dit betekent dat de gepleegde geweldshandelingen zowel aan de verdachte als diens medeverdachte kunnen worden toegerekend. Aldus worden alle geweldshandelingen tezamen in ogenschouw genomen.
Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijke lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en verband beschouwd, moet de kans op de dood als gevolg van de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte in deze zaak als aanmerkelijk worden aangemerkt. Deze kans is blijkens de aard van die gedragingen ook bewust aanvaard.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte en de medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat zij door hun handelen het slachtoffer dodelijk zouden verwonden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
Op grond van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten is verwezen en in het licht van de hiervoor vermelde (bewijs)overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich op 17 mei 2015 samen met een ander opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op aangever.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 mei 2015 te gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers hebben verdachte en zijn mededader die [slachtoffer] opzettelijk:
- tegen het hoofd en lichaam geschopt/getrapt/geslagen en
- een (hak)mes op de keel/hals gezet en
- met een (hak)mes op het hoofd heeft geslagen en
- die [slachtoffer] de dreigende woorden toegevoegd dat hij hem, [slachtoffer] , dood zou maken, als hij maar één keer met [naam] zou appen of de voogdij over zijn zoontje zou willen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47 en 287 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte is in de nachtelijke uren samen met een onbekend gebleven medeverdachte naar de woning van het slachtoffer gereden. Het slachtoffer is na aandringen door verdachte bij verdachte en de onbekend gebleven medeverdachte in de auto gestapt. Verdachte en zijn mededader zijn op een verlaten weggetje gestopt en hebben het slachtoffer meerdere keren geschopt en geslagen tegen het hoofd en lichaam. Ook heeft verdachte een mes tegen de keel van het slachtoffer gezet en hem bedreigd.
Het is niet aan verdachte te danken dat het slachtoffer deze aanval heeft overleefd. Gelet op de aard en ernst van het letsel, was een fatale afloop zeker niet ondenkbaar. Dit soort misdrijven roept niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juni 2015 waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia rapport van D. Breuker, forensisch psycholoog van 1 december 2015.
De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met vooral antisociale en vermijdende trekken. Samenhangend met de persoonlijkheidsstoornis is er sprake van alcoholmisbruik. Verdachte heeft vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis onvoldoende inzicht en grip op zijn emoties. Er is sprake van emotionele labiliteit en van agressieproblemen. Als pijnlijke emoties en frustraties zich opstapelen dan heeft hij daar onvoldoende controle over. Mede hierdoor is er ook sprake van alcoholmisbruik. De alcohol fungeert als een soort schijncontrole. De psycholoog adviseert verdachte vanwege bovenstaande beperkingen verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank neemt dit deskundig oordeel over, maakt het tot het hare en acht verdachte om die reden verminderd toerekeningsvatbaar voor het bewezenverklaarde.
De psycholoog adviseert om herhaling te voorkomen een klinische behandeling in een forensische kliniek.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 29 januari 2016 van S. Bouwmeester, reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland.
De belangrijkste criminogene factoren zijn zijn denkpatronen en vaardigheden, zijn emotioneel welzijn en alcoholgebruik. Door het NIFP is verdachte gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis NAO met vooral antisociale en vermijdende trekken. Samenhangend met zijn persoonlijkheidsstoornis is sprake van alcoholmisbruik. Verdachte heeft vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis onvoldoende inzicht en grip op zijn emoties. Er is sprake van emotionele labiliteit en van agressieproblemen. Een klinische behandeling is geïndiceerd op de kans op herhaling van agressief gedrag te verkleinen. Verdachte is door het IFZ geschikt bevonden voor klinische behandeling bij FPA Roosenburg, waar hij sinds 25 januari 2016 in het kader van een schorsing van de preventieve hechtenis verblijft. De klinische behandeling zal bijdragen aan het verkleinen van de kans op recidive, waarbij de reclassering verwacht dat verdachte meer inzicht krijgt in zijn problematiek en op meer adequate wijze zal omgaan met zijn agressie als ook zijn stressklachten. In het kader van de meldplicht zal de reclassering verdachte begeleiden en ondersteunen om de nieuw aangeleerde vaardigheden verder te ontwikkelen en te gebruiken in zijn alledaagse leven.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht rechtvaardigt. Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de reeds ingezette klinische behandeling van verdachte in de FPA de Roosenburg en het feit dat verdachte (grotendeels) verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn eigen aandeel geeft echter aanleiding om daarvan af te wijken. Het is ter voorkoming van recidive van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. Die behandeling moet niet worden doorkruist. De rechtbank zal dan ook groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen op 342 dagen. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Om zeker te stellen dat verdachte zich zal houden aan de opgelegde voorwaarden, zal de rechtbank bepalen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Verdachte is eerder voor een geweldsdelict veroordeeld. Daarnaast is gebleken dat verdachte kampt met emotionele labiliteit en agressieproblemen. Bovendien heeft het feit zich afgespeeld in de familiesfeer, die wordt gekenmerkt door gespannen verhoudingen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 37.260,38 + PM, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Herstelkosten ziekte € 7.260,38 + PM;
  • Kosten blijvende invaliditeit € PM;
  • Arbeidsvermogensverlies € PM;
  • Andere kosten € PM;
  • Smartengeld € 30.000,00.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de door de raadsman toegelichte vordering is naar voren gekomen welke psychische gevolgen en impact de poging tot doodslag op hem heeft gehad. Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden staat voor de rechtbank derhalve vast. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op het bedrag dat niet door verdachte wordt betwist, te weten € 5.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2015. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze vordering niet zo eenvoudig van aard is dat zij kan worden afgedaan in het strafproces. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijk rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het subsidiair bewezenverklaarde is toegebracht.

10.De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank ziet echter aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten en deze om te zetten in een werkstraf omdat een gevangenisstraf de ingezette behandeling van verdachte zou doorkruisen. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 105 dagen ten uitvoer leggen en omzetten in een werkstraf van 210 uren.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g en 27 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
[slachtoffer] , tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.000,00, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/760251-13
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 21 maart 2014, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
105 dagenen zet deze om in een
taakstrafvan
210 uren,subsidiair 105 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2016.
Buiten staat
Mrs. E. Venekatte en M. van Bruggen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2015237865 van 28 juli 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 17 mei 2015, pagina’s 119 en 120.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 20 mei 2015, pagina 167.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 17 mei 2015, pagina’s 100 t/m 111.
5.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , van 19 mei 2015, pagina’s 112 t/m 115.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 17 mei 2015, pagina’s 146 t/m 149.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 augustus 2015 in onderling verband en in samenhang bezien met het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 september 2015.
8.Een geschrift, te weten een aanvraagformulier medische informatie van drs. Lubbers van 17 juli 2015.