8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft het slachtoffer op een gruwelijke en mensonterende wijze om het leven gebracht. Hij heeft circa 24 maal op het slachtoffer ingestoken en –gesneden ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. Met zijn handelwijze heeft verdachte een onherstelbare inbreuk gemaakt op het meest fundamentele recht van de mens, namelijk het recht op leven. Door de bewezenverklaarde doodslag is bij de directe familie van het slachtoffer een onomkeerbaar verlies teweeggebracht. Het ernstige gevolg van het bewezenverklaarde en de wijze waarop het slachtoffer om het leven is gebracht , brengen in de samenleving in het algemeen en in de directe omgeving van het slachtoffer in het bijzonder, gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Doodslag, zoals in het onderhavige geval bewezen verklaard, behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt.
De rechtbank zal bij de beoordeling van de zaak en de op te leggen straf ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met name met de hierna te melden rapportage van de psychiaters C.A.J. Veldman en T. Berger van 4 maart 2015 en de rapportage d.d. 17 september 2015 van M.A. Westerborg, psychiater en R. Haverman, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht.
De rechtbank is ervan doordrongen dat het bewezenverklaarde feit een schokkend levensdelict oplevert. Nu de rechtbank de voorbedachte raad niet bewezen verklaart, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat de maatregel van terbeschikkingstelling aan verdachte zal worden opgelegd. Zij overweegt daartoe als volgt.
Doordat verdachte geweigerd heeft mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek en een observatieonderzoek in het PBC zijn de gedragsdeskundigen niet in staat geweest uitlatingen te doen over de (mate van) toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank stelt niettemin op grond van de bevindingen van de gedragsdeskundigen vast dat voldoende aannemelijk is dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Op grond daarvan gaat de rechtbank er van uit dat verdachte in ieder geval in verminderde mate toerekeningsvatbaar is.
Met betrekking tot de aan verdachte op te leggen maatregel acht de rechtbank de volgende, zich in het dossier bevindende rapporten over verdachte en de daaraan ontleende, hieronder, zakelijk weergegeven, overwegingen van belang.
Voornoemde rapportage van C.A.J. Veldman en T. Berger, houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.
Op basis van de beschikbare stukken en het huidig onderzoek komen de onderzoekers tot de
conclusie dat bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens te weten een chronisch psychotische stoornis, zeer waarschijnlijk in het kader van schizofrenie, paranoïde type. Er is daarnaast sprake van cannabismisbruik. Misbruik van alcohol lijkt waarschijnlijk.
Er zijn voldoende aanwijzingen om aan te kunnen nemen dat de ziekelijke stoornis, te weten een chronisch psychotische stoornis, ook aanwezig was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen. Daarnaast was er volgens meerdere getuigen sprake van een alcoholintoxicatie, die daarmee waarschijnlijk is.
Gezien het feit dat betrokkene niet over het tenlastegelegde wilde spreken is een uitspraak over een doorwerken van zijn psychiatrische stoornis op het tenlastegelegde niet mogelijk. In het algemeen is bekend dat een psychotische stoornis met paranoïde wanen van invloed is op
de waarneming en interpretatie van handelingen van anderen. Er kan bijvoorbeeld bij een persoon, die lijdt aan een psychotische stoornis de indruk ontstaan dat er gevaar dreigt en iemand zich zou moeten verdedigen tegen een vermeende aanvaller of groep van personen die het in zijn beleving op hem gemunt hebben. Door een buitenstaander als kleine irritaties ingeschatte gebeurtenissen kunnen door een persoon die lijdt aan een psychotische stoornis, afwijkend geïnterpreteerd worden. Daarnaast is bekend dat alcohol een ontremmende invloed heeft op de impulscontrole. In dit kader kunnen irritaties sneller tot heftige reacties leiden.
Omdat betrokkene niet over het tenlastegelegde wilde praten kan geen conclusie aangaande
de toerekeningsvatbaarheid op grond van het doorwerken van zijn ziekelijke stoornis op het
tenlastegelegde delict getrokken worden.
Onderzoekers schatten op basis van hun klinische bevindingen en de uitkomsten van het
risicotaxatie-instrument (HKT-R) in dat er sprake is van een hoog risico op gewelddadig
gedrag. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht of -besef en staat niet open voor behandeling. Er is daarnaast sprake van cannabismisbruik en regelmatig alcoholgebruik. In combinatie kan dit leiden tot een gebrekkige impulscontrole bij een achterdochtige, paranoïde houding. Kleine irritaties kunnen bij een dergelijke combinatie van symptomen bij een persoon tot buitenproportionele reacties leiden. Er is onvoldoende zicht op de innerlijke belevingswereld van betrokkene en er zijn nauwelijks beschermende factoren bij betrokkene.
Gezien de ernst van het tenlastegelegde, de ernst van de stoornis en het ontbreken van ziektebesef en - inzicht met daarnaast misbruik van cannabis en alcohol, hetgeen door betrokkene als niet problematisch wordt ervaren, is er een indicatie voor een langdurige klinische behandeling van betrokkene. Gezien de ernst van het tenlastegelegde delict, indien bewezen, is er een hoog beveiligingsniveau nodig. Indien het tenlastegelegde bewezen verklaard wordt, adviseren onderzoekers een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Gezien de inschatting van onderzoekers dat betrokkene zich niet zou kunnen houden aan opgelegde voorwaarden is een TBS met dwangverpleging naar de mening van onderzoekers een passend strafrechtelijk kader.
Voornoemde rapportage van M.A. Westerborg en R. Haverman, houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.
Betrokkene werkte niet mee aan het observatieonderzoek in het PBC.
Betrokkene komt in het huidige onderzoek naar voren als een man die een chronisch
psychotisch ziektebeeld laat zien dat mogelijkerwijs in het kader van schizofrenie optreedt.
Ten tijde van het onderzoek is hij gestabiliseerd en verkeert hij niet in een psychotische
episode. Het therapeutisch effect van het antipsychoticum dat betrokkene thans gebruikt is ook een aanwijzing voor een psychotische stoornis van betrokkene.
Betrokkene maakt een psychisch kwetsbare indruk, waarbij het gebruik van middelen onder deze omstandigheden slechts sneller leidt tot psychische decompensatie in de vorm van psychotische verschijnselen en in het verlengde daarvan agressieve ontladingen en impulscontrolestoornissen.
Betrokkene was ten tijde van het ten laste gelegde hoogstwaarschijnlijk ernstig verward.
Toen hij door de GGD-arts werd bezocht in zijn cel, maakte betrokkene een ontremde en
verwarde indruk en wordt hij als psychotisch beschreven. Het is rapporteurs niet duidelijk geworden wat betrokkene in het slachtoffer meende te zien.
Het is ook niet duidelijk geworden waardoor betrokkene het slachtoffer - met wie hij tot dan toe vriendelijk omging - zo kon toetakelen, en of bijvoorbeeld ontremming en ontregeling door het gebruik van middelen hierin een rol hebben gespeeld. De beloopsvorm van de psychische aandoening van betrokkene vertoont vele hiaten,
waardoor de diagnose schizofrenie (paranoïde vorm) en chronische psychose parallel lopen. Voor een definitieve diagnose moet dus een slag om de arm worden houden, maar er is naar de mening van rapporteurs in ieder geval sprake van een ernstige psychotische stoornis bij betrokkene met wanen en hallucinaties, naast oordeels- en kritiekstoornissen.
Er zijn voldoende aanwijzingen om te stellen dat betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde aan een psychotische stoornis leed.
Ook kan worden gesteld dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat het conflict dat
betrokkene met het latere slachtoffer kreeg vanuit een reëel (niet psychotisch) conflict is
ontstaan. Dat de problematiek in het ten laste gelegde heeft doorgewerkt is dan ook zeer
waarschijnlijk. Echter kan, doordat onderzoekers het delict scenario niet hebben kunnen
reconstrueren, geen uitspraak worden gedaan over de mate van doorwerking van de
stoornis in het ten laste gelegde.
De rechtbank neemt de inhoud van de rapportages van voornoemde gedragsdeskundigen over, maakt die tot de hare en zal de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen. Aan de wettelijke vereisten is voldaan. Ten tijde van het feit bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege.
De rechtbank overweegt dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zoals bedoeld in artikel 359, zevende lid van het Wetboek van Strafvordering, te weten doodslag. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.