ECLI:NL:RBOVE:2016:67

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 januari 2016
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
ak_15_1644
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning en rechtsmiddelenvoorlichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 januari 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een verleende omgevingsvergunning. Eiser, wonende te Ambt Delden, had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 17 december 2014 was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente. De vergunning betrof het veranderen van de inrichting voor het houden van vleesvarkens en andere dieren op een specifiek adres in Ambt Delden. De bekendmaking van deze vergunning vond plaats op 23 december 2014 in 'Het Hofweekblad', waarin ook een Melding Activiteitenbesluit werd vermeld. Eiser stelde dat de rechtsmiddelenvoorlichting in deze publicatie onjuist was, omdat de datum van 30 januari 2015 als laatste dag voor het indienen van bezwaar werd genoemd, terwijl de bezwaartermijn op 29 januari 2015 eindigde.

De rechtbank oordeelde dat eiser op de onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting had mogen vertrouwen, waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiser tegen de omgevingsvergunning niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de acceptatie van de Melding Activiteitenbesluit geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, en dat het bezwaar daartegen terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser en droeg hem op het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/1644

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Ambt Delden, eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam] te Ambt Delden een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de inrichting op het adres [adres] in Ambt Delden.
Op 23 december 2014 heeft verweerder het verlenen van deze omgevingsvergunning bekend gemaakt in ‘Het Hofweekblad’. In dit huis-aan-huis-blad is tegelijkertijd een Melding Activiteitenbesluit voor het veranderen van de inrichting op het adres [adres] te Ambt Delden vermeld.
Bij besluit van 16 mei 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaarschriften van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning en tegen de Melding Activiteitenbesluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2015.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.G.B. Kamst.

Overwegingen

1. Zoals hiervoor is weergegeven heeft verweerder bij besluit van 17 december 2014 aan [naam] een omgevingsvergunning verleend. Deze omgevingsvergunning betreft een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) voor het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een installatie voor het houden van 1040 vleesvarkens, 20 schapen, 10 stuks jongvee en 8 ezels aan de [adres] te Ambt Delden. Tevens is door verweerder een Melding Activiteitenbesluit geaccepteerd.
Eiser heeft tegen zowel de verleende omgevingsvergunning als de acceptatie van de Melding Activiteitenbesluit bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift tegen de Melding Activiteitenbesluit heeft eiser verweerder tevens verzocht handhavend op te treden.
Op 23 maart 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden voor de Commissie Bezwaarschriften van de gemeente Hof van Twente (hierna: de commissie), waarna deze commissie advies heeft uitgebracht.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de bezwaren van eiser, in navolging van het advies van de commissie, niet-ontvankelijk verklaard.
2. Met betrekking tot het bezwaar tegen de omgevingsvergunning heeft de commissie overwogen dat het besluit, waarbij de omgevingsvergunning is verleend, is gedateerd op 17 december 2014, en is verzonden op 18 december 2014. Hierdoor eindigde de bezwaartermijn ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 29 januari 2015. Eisers bezwaar is op 30 januari 2015 per e-mailbericht ingediend en derhalve na het eindigen van de bezwaartermijn. De commissie acht deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Om die reden heeft de commissie geadviseerd het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot het bezwaar tegen de acceptatie van de Melding Activiteitenbesluit heeft commissie overwogen dat dit bezwaar eveneens niet-ontvankelijk is omdat deze acceptatie niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
3. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de omgevingsvergunning overweegt de rechtbank als volgt.
In de publicatie van de verleende omgevingsvergunning in ‘Het Hofweekblad’ van 23 december 2014 is aangegeven dat de bezwaartermijn eindigt op 30 januari 2015. De commissie heeft terecht in haar advies aangegeven dat een onjuiste datum is genoemd, aangezien de bezwaartermijn van artikel 6:7 van de Awb eindigde op 29 januari 2015.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft in de uitspraak van 5 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX6500, overwogen dat, indien een bestuursorgaan bij de bekendmaking van een besluit onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting verschaft, behoudens kennelijke misslagen, te gelden heeft dat een daardoor veroorzaakte termijnoverschrijding op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar kan worden geacht.
Een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting kan wat betreft de verschoonbaarheid van een daardoor veroorzaakte termijnoverschrijding niet op één lijn worden gesteld met het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing. Indien een rechtsmiddelenverwijzing is opgenomen mag daarop uit een oogpunt van rechtszekerheid worden vertrouwd.
Nu verweerder in de publicatie een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting heeft verschaft, in die zin dat daarin de datum van 30 januari 2015 als laatste dag wordt genoemd, heeft eiser hierop mogen vertrouwen, en is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
De overweging in het advies van de commissie, dat eiser zo spoedig mogelijk na ontvangst van het hem op 7 januari 2015 toegezonden besluit bezwaar had moeten maken, waarbij aan een redelijke termijn van 14 dagen moet worden gedacht (in verband waarmee de commissie de termijnoverschrijding kennelijk niet verschoonbaar acht), kan de rechtbank niet volgen, vanwege het volgende.
In de uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9941, heeft de AbRS overwogen dat een belanghebbende, niet zijnde de aanvrager, die van het verlenen van een vergunning niet schriftelijk op de hoogte is gesteld en waarvan geen publicatie in een huis-aan-huisblad heeft plaatsgevonden, zijn bezwaren uiterlijk binnen twee weken, nadat hij van het bestaan van de vergunning op de hoogte is geraakt, kenbaar dient te maken, om de termijnoverschrijding verschoonbaar te kunnen achten.
Deze situatie doet zich thans niet echter niet voor. Geen sprake is immers van de situatie waarin geen publicatie heeft plaatsgevonden, maar van de situatie waarin eiser zich voor wat betreft de bezwaartermijn heeft gebaseerd op een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting.
Verweerder heeft derhalve op onjuiste gronden het door eiser tegen de verleende omgevingsvergunning bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning niet-ontvankelijk is verklaard.
5. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de acceptatie van de Melding Activiteitenbesluit overweegt de rechtbank als volgt.
Met de commissie is de rechtbank van oordeel dat deze in het huis-aan-huisblad gepubliceerde acceptatie geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, nu deze acceptatie enkel een mededeling van feitelijke en informatieve aard is, en niet gericht is op enig rechtsgevolg.
Het tevens in het bezwaarschrift van eiser tegen de acceptatie van de Melding Activiteitenbesluit gedane verzoek om handhaving is thans niet in geschil. De rechtbank merkt op dat op dit verzoek om handhaving bij besluit van 22 april 2015 afwijzend is beslist. Hiertegen zijn door eiser geen rechtsmiddelen aangewend.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar, gericht tegen de acceptatie van de Melding Activiteitenbesluit, op juiste gronden bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep daartegen is dan ook ongegrond.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 331,82, bestaande uit € 31,82 aan reiskosten en € 300,00 aan verletkosten, zoals door eiser opgevoerd op het formulier proceskosten, welke door verweerder ter zitting niet zijn betwist.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond voor zover in het bestreden besluit het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning niet-ontvankelijk is verklaard;
  • vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 331,82;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van Y. van der Zaan-van Arnhem, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.