Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 december 2015
- de als akte aan te merken uitlating van vader
- het proces-verbaal van comparitie van 24 februari 2016.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de uitkering uit een overlijdensrisicoverzekering. De eiser, zoon van de overledene, vorderde een verklaring voor recht dat de uitkering toekomt aan hem en zijn broer, als erfgenamen van hun overleden moeder. De moeder en vader hadden tijdens hun huwelijk een partnerverzekering afgesloten, maar na hun echtscheiding in 2013 bleef de vader als begunstigde van de verzekering staan. De moeder overleed in 2015, waarna de uitkering van €80.000,- aan de vader werd uitbetaald.
De rechtbank oordeelde dat de uitkering niet aan de kinderen toekwam, omdat de vader als eerste begunstigde was aangewezen en de verzekering na de echtscheiding door hem was voortgezet. De rechtbank concludeerde dat de uitkering niet (bij helfte) aan de kinderen toekwam, omdat de vader volgens de begunstigingsregeling hoger in rangorde stond. De rechtbank wees de vordering van de eiser af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van de begunstigingsregeling in verzekeringspolissen en de gevolgen van echtscheiding op dergelijke afspraken. De rechtbank stelde vast dat de uitkering niet als een gemeenschappelijk vermogen kon worden beschouwd, omdat het risico van overlijden na de echtscheiding was verzekerd en de vader de verzekering had voortgezet.