3.2Schriftelijke berisping
Ingevolge artikel 50, eerste lid, van het ARAR is een ambtenaar gehouden de uit zijn functie voortvloeiende plichten nauwgezet en ijverig te vervullen en dient hij zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Voorts is in artikel 80, eerste lid, van het ARAR bepaald dat de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair kan worden gestraft.
Ingevolge het tweede lid, omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Tenslotte is in artikel 81, eerste lid, sub a, van het ARAR bepaald dat als disciplinaire straf een schriftelijke berisping kan worden opgelegd.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat aan een ambtenaar bij de Dienst Justitiële Inrichtingen strenge eisen mogen worden gesteld met betrekking tot integriteit en onkreukbaarheid en dat kernwaarden als respect, betrouwbaarheid, openheid en professionaliteit, bijvoorbeeld bij het oplossen van conflicten, van belang zijn.
Voor zover verweerder in dit verband zowel in de stukken als ter zitting heeft gesteld dat sprake is van plichtsverzuim omdat eiseres niet heeft ingegrepen tijdens het handgemeen tussen haar partner en de heer [collega 1] , is de rechtbank van oordeel dat verweerder onder afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot dit besluit heeft kunnen komen. In dat verband oordeelt de rechtbank dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de voor zijn personeel geldende gedragscode in alle voorkomende gevallen 24 uur per dag moet worden toegepast. De rechtbank beschouwt de gebeurtenis van 13 februari 2015, hoewel deze plaats vond aan het eind van een bedrijfsfeest, als een incident in de privésfeer, waarbij eiseres persoonlijk betrokken was en haar handelen bovendien de aanleiding voor het handgemeen is geweest, en is van oordeel dat verweerder dit daarom ten onrechte op één lijn stelt met een eventueel binnen de PI voorkomend incident. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van aan eiseres toerekenbaar plichtsverzuim.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voor zover het de schriftelijke berisping betreft wegens strijd met artikel 3:4 van de Awb moet worden vernietigd.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar tegen het primaire besluit van 4 juni 2015 (de overplaatsing). De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 4 weken. Tevens ziet de rechtbank, gezien het belang van eiseres die al een jaar haar functie niet meer uitoefent, aanleiding om het besluit van 4 juni 2015 tot 6 weken nadat verweerder een nieuw besluit heeft genomen te schorsen, voor zover eiseres daarbij met ingang van 10 juni 2015 is overgeplaatst naar de PI Achterhoek te Zutphen.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om het primaire besluit van 17 juni 2015 (de schriftelijke berisping) te herroepen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, wordt bepaald dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,-- en een wegingsfactor 1). Daarbij merkt de rechtbank op dat ten aanzien van het beroepschrift geen proceskosten worden toegekend, omdat de indiening van het beroepschrift bepalend is. Dat de gemachtigde op de achtergrond werkzaamheden heeft verricht, zoals ter zitting gesteld, was ten tijde van de indiening niet kenbaar.