ECLI:NL:RBOVE:2016:606

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
08.960086.15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggeven van inbeslaggenomen documenten en USB-stick op grond van verschoningsrecht van de advocaat

Op 10 februari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de teruggave van inbeslaggenomen documenten en een USB-stick aan een advocaat, klager in deze procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze stukken onder het verschoningsrecht vallen, wat betekent dat de advocaat recht heeft op geheimhouding van de informatie die hij in zijn hoedanigheid als advocaat heeft verkregen. Het klaagschrift, ingediend door mr. P.M. van Russen Groen, werd behandeld op een openbare zitting op 13 januari 2016. De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van zowel klager als het Openbaar Ministerie. Klager stelde dat de inbeslaggenomen stukken uitsluitend betrekking hadden op zijn werkzaamheden als advocaat, terwijl het Openbaar Ministerie betoogde dat klager ook als belastingadviseur had opgetreden en dat het verschoningsrecht niet van toepassing was op die werkzaamheden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat klager in zijn hoedanigheid van advocaat handelde en dat de inbeslaggenomen documenten geen verband hielden met strafbare feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen zeer uitzonderlijke omstandigheden waren die het verschoningsrecht zouden doorbreken. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en gelast dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan klager worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.960086.15
Klaagschriftnummer: 15/777
Datum beschikking: 10 februari 2016
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van artikel 116, derde lid, Sv in verbinding met artikel 552a Sv van:
[klager] ,
[bedrijf] Advocaten en belastingadviseurs,
kantoorhoudende aan de [adres] ,
voor deze aangelegenheid kantore kiezende ter kantore van zijn raadsman,
mr. P.M. van Russen Groen,
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift is op 24 september 2015 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager door mr. P.M. van Russen Groen, advocaat te 's-Gravenhage.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 13 januari 2016.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie en klager en diens raadsman gehoord.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 16 september 2015;
- een op schrift gesteld standpunt van het Openbaar Ministerie, ondertekend door
mr. G.C. Bos, officier van justitie, d.d. 5 oktober 2015;
- een op schrift gestelde repliek van mr. Van Russen Groen, ingekomen ter griffie van de rechtbank d.d. 10 november 2015.

2.De standpunten van klager en diens raadsman en van de officier van justitie

Het klaagschrift strekt tot – kort gezegd – opheffing van het beslag op onder klager inbeslaggenomen schriftelijke documenten en een usb-stick met digitale gegevens op de grond dat deze stukken object zijn van het verschoningsrecht van klager. Klager stelt in dit verband dat de inbeslaggenomen stukken uitsluitend betrekking hebben op werkzaamheden die hij als advocaat heeft verricht. Klager betoogt dat hij in die hoedanigheid geheimhouder is en hem derhalve een verschoningsrecht toekomt. Klager concludeert dat het beslag om die reden onrechtmatig is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet uitsluitend als advocaat heeft opgetreden, maar ook als belastingadviseur en dat aan klager geen verschoningsrecht toekomt voor zover de inbeslaggenomen stukken betrekking hebben op, dan wel voortvloeien uit, diens werkzaamheden als belastingadviseur.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op 11 september 2015 is onder leiding van een rechter-commissaris in strafzaken een doorzoeking ter inbeslagname gedaan op het kantoor van klager waarbij diverse documenten (omvattende twee ordners met bescheiden) en een USB-stick met digitale gegevens in beslag zijn genomen.
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of klager in de hoedanigheid van advocaat heeft gehandeld en derhalve – naar vaste rechtspraak– een verschoningsgerechtigde in de zin van artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is.
Klager stelt in repliek uiteenlopende juridische werkzaamheden voor cliënten [verdachte 1] , [verdachte 2] en aan hen gelieerde ondernemingen te hebben verricht, zoals bijvoorbeeld het opstellen en beoordelen van (algemene) voorwaarden, het onderzoeken en beoordelen van subsidieaanvragen, het beoordelen van koopovereenkomsten van bedrijfspanden, het beoordelen van financieringsovereenkomsten met een bank op Aruba en de vastlegging van leningen. Voorts stelt klager dat uit de inbeslaggenomen documenten op geen enkele wijze blijkt van belastingadvieswerkzaamheden door klager. Daarnaast stelt klager dat hij al jarenlang uitsluitend als advocaat en niet als belastingadviseur werkzaam is en dat juist de andere naamdrager van het kantoor, te weten [naam] , zich bezighoudt met belastingadvies.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de stukken in het dossier genoegzaam komen vast te staan dat klager naast zijn procespraktijk, ook met betrekking tot zijn adviespraktijk – waarbij naast civielrechtelijke, bestuursrechtelijke, redelijkerwijs ook fiscaalrechtelijke aspecten aan bod (kunnen) komen – in zijn hoedanigheid van advocaat handelde in relatie tot zijn cliënten [verdachte 1] , [verdachte 2] en de aan hen gelieerde ondernemingen. De door het Openbaar Ministerie overgelegde verklaringen van getuigen bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete, verifieerbare aanknopingspunten voor een ander oordeel. Dit betekent dat klager als advocaat tot het verschoningsrecht in de zin van artikel 218 Sv gerechtigd is.
Voorts is aan de orde de vraag of de inbeslaggenomen voorwerpen onder het verschoningsrecht van klager vallen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, Sv mogen bij personen met bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 Sv zonder hun toestemming brieven of andere geschriften, tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag worden genomen.
De aard van deze bevoegdheid tot verschoning brengt – naar vaste rechtspraak – mee dat het oordeel omtrent de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken in beginsel toekomt aan – in dit geval – de advocaat. Wanneer deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Het verschoningsrecht van de advocaat is in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap aan de advocaat als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Dit brengt mee dat, waar doorzoeking ter inbeslagneming bij een advocaat ingevolge artikel 98, vijfde lid, Sv zonder diens toestemming reeds kan plaatsvinden als het gaat om brieven en geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend, die toestemming in het geval van zeer uitzonderlijke omstandigheden evenmin nodig is als de doorzoeking een verdere strekking heeft en is gericht op brieven en geschriften die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. De beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt laat zich niet in een algemene regel samenvatten. Ook indien een advocaat als verdachte wordt aangemerkt, is deze enkele omstandigheid – naar vaste rechtspraak – in ieder geval niet toereikend om zijn verschoningsrecht te doorbreken.
De rechtbank stelt vast dat gesteld noch gebleken is dat de inbeslaggenomen (digitale) documenten voorwerp van een strafbaar feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend. Gelet op de door klager genoegzaam gestelde kennelijke aard van de stukken waarvan kennisneming zou leiden tot schending van zijn beroepsgeheim doet zich naar het oordeel van de rechtbank evenmin het geval voor dat er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan dat het door klager ingenomen standpunt dat hij deze stukken als advocaat onder zich had onjuist is. Dat brengt mee dat het standpunt van klager moet worden geëerbiedigd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat, mede in aanmerking genomen dat klager niet zelf als verdachte is aangemerkt, evenmin is gebleken van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat het belang dat de waarheid aan het licht komt in het onderhavige geval dient te prevaleren boven het verschoningsrecht. De inbeslaggenomen documenten zijn naar het oordeel van de rechtbank derhalve object van de bevoegdheid tot verschoning van klager.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan klager teruggegeven moeten worden.

6.De beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beklag gegrond;
  • gelast dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan klager worden teruggegeven.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2016.